Sports Flashcards

1
Q

een deelnemer

A

a participant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

deelnemen aan een wedstrijd

A

to compete

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een tegenpartij

A

an opposing team

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een deelnemer

A

a competitor
a contestant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een wedstrijd

A

a competition

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een gereedschap, hulpmiddel, instrument

A

a tool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uitrusting, materiaal

A

(a piece of) equipment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een tijdverdrijf

A

a pastime

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een gebruik, traditie

A

a custom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een doel

A

an aim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ontwijken, vermijden

A

to avoid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een kans, mogelijkheid

A

an opportunity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een veiligheidsmaatregel

A

a security precaution

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

streng, grondig

A

rigorous (= careful and thorough)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

eerste, vorige

A

former

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

laatste, tweede

A

former

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

veel voorkomend

A

mainstream (sports)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

groot, belangrijk

A

major

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

klein, minder belangrijk

A

minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

ergens deel van zijn of aan deelnemen

A

to be involved in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

amateur(sport)

A

amateur (sports)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

competetief(sport)

A

competitive (sports)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een (sport)blessure

A

an (sports) injury

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

(sport)faciliteit, -accomodatie

A

(sports)facility

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
liga, competitie
a league
26
nodig hebben, vereisen
to require
27
wereldwijd (gaan)
(to go) global
28
een doel
an object
29
een tegenstander
an opponent
30
een forfait
a forfeit
31
verwijderen, uitdoen
to remove
32
(het spel) vertragen
to stall
33
een gelijkspel
a draw
34
opzettelijk, met opzet
deliberately (adj. deliberate)
35
beschermende kledij
protective gear
36
een afkorting
an abbreviation
37
een hoge rang hebben
to outrank
38
op voorhand
in advance
39
gepast geschikt
appropiate
40
ongepast, ongeschikt
inappropiate
41
uithouding(svermogen)
endurance
42
een uithoudingssport
an endurance sport
43
atletiek
athletics
44
fietsen, wielrennen
cycling
45
een bat, knuppel
a bat
46
een hel
a helmet
47
een fluitje fluiten
to whistle a whistle
48
een veld
a court
49
een baan, piste
a track
50
een baan(vak)
a lane
51
een (sport)veld
a (sports)field
52
een athleet
an athlete
53
een turner
a gymnast
54
een scheidsrechter
a referee
55
tackelen met een tackel
to tackle with a tackel
56
een opslag opslaan/serveren
to serve a serve
57
een dribbel dribbelen
to dribble a dribble
58
een misdaad plegen
to commit a crime
59
een straf
a punishment
60
op heterdaad betrapt worden
to get caught red-handed
61
een gevolg, consequentie
a consequence
62
in de problemen komen
to get in(to) trouble with
63
schade
the damage
64
naar verluidt, blijkbaar
allegedly
65
per ongeluk
by accident
66
een advocaat
an attorney, a lawyer
67
toegeven
to admit
68
ontkennen
to deny
69
schuldig bevonden worden
to be found guilty
70
terugtrekken
to retreat
71
dreigen om (iets te doen)
to threaten to
72
voorwaardelijk vrij zijn
to be out on probation
73
iemand verdenken van
to suspect a suspect, to be under suspicion
74
vingerafdruk
fingerprints
75
overtreding
an offence (Brits) an offense (Amerikaans)
76
(er)onder
beneath
77
hoewel, echter
(al)though
78
verdrinken
to drown
79
zielig, meelijwekkend
pathetic
80
oppervlak, oppervlakte
the surface
81
verspreiden
to scatter, to spread
82
een toeval
a coincidence
83
overwegen
to consider
84
bezorgd zijn/worden
to be(come) concerned (about)
85
vermelden
to mention, to refer, to discuss, to bring up
86
een aanbod aanbieden
to offer an offer, to propose a proposal or suggestion
87
ondervragen
to interrogate, to examine, to ask (pointed questions)
88
ondervraging
an interrogation
89
nek aan nek
neck and neck
90
de bal ligt in jouw kamp
the ball is in your court
91
aan de winnende hand zijn
to be on a winning streak
92
iemand niet kunnen krijgen
to be out of someone's league
93
net op tijd gered kunnen worden
to be saved by the bell
94
de bal misslaan
to come out of left field
95
je uiterste best doen
to give something your best shot
96
iemand verdedigen
to go to bat for someone
97
de beste kans hebben om te winnen
to have the upper hand
98
iemand onder de gordel raken
to hit below the belt
99
je hoofd boven water houden
to keep your head above water
100
zorgen dat iedereen gelijke kansen heeft
to level the playing field
101
volgens de regels spelen
to play by the rules
102
verantwoordelijkheid opnemen
to step up to the plate
103
de koe bij de hoorns vatten
to take the bull by the horns
104
opgeven
to throw in the towel
105
een inbreker, geveltoerist
a cat burglar
106
een verklikker, verader, mol
a stool pigeon
107
boven de wet staan
to be above the law
108
verklikken, verlinken
to blow the whistle
109
bekennen, opbichten
to come clean
110
knoeien met de boeken, de boeken vervalsen
to cook the books
111
je sporen uitwissen
to cover your tracks
112
de regels volgen
to do something by the book
113
in de gevangenis zitten
to do time
114
de gevolgen onder ogen zien
to face the music
115
een tik op de vingers krijgen
to get a slap on the wrist
116
in aanraking met de wet komen
to have a run-in with the law
117
uit de problemen blijven, je gedeisd houden
to keep your nose clean
118
beschuldigen
to point the finger at someone
119
achter tralies zitten/moeten blijven
to put/remain behind bars
120
iemand verraden
to rat on someone
121
alles vertellen
to spill the beans
122
het recht in eigen handen nemen
to take the law into your own hands
123
voor iets opdraaien
to take the rap for something
124
een misbruiker misbruiken
to abuse an abuser
125
een brandstichter, brand stichten
an arsonist, to commit arson
126
een aanvaller aanvallen
to assault an assailaint
127
inbreken bij een inbreker
to burgle into a burglar
128
een carjacker carjacken
to carjack a carjacker
129
samenzweren met een samenzweerder
to conspire with a conspirator
130
dronken rijden met een dronken bestuurder
to drive under the influene with a drunk driver
131
een afperser afpersen
to extort an extortionist
132
zwaar misdrijf plegen met een zware midadiger
to commit a felony with a felon
133
een fraudeur frauderen
to defraud a fraud
134
lokken
to groom
135
een ontvoerder ontvoeren
to kidnap a kidnapper
136
een plunderaar plunderen
to loot a looter
137
geld witwassen met een geldwitwasser
to launder money with a money launderer
138
een moordenaar vermoorden
to murder a murderer
139
een zakkenroller zakkenrollen
to pickpocket a pickpocketer
140
politiegeweld
police brutality
141
drugbezit
possession of narcotics
142
een overvaller overvallen
to rob a robber
143
een oplichter oplichten
to scam a scammer
144
drugs verkopen
to sell drugs
145
verboden terrein van een overtreder betreden
to trespass the land of a trespasser
146
een zogezegde beschuldiging tegen
an allegedly allegation against
147
in voorarrest zitten en blijven
to be and remain in custody
148
een avondklok breken
to break curfew
149
een borg betalen
to post bond
150
tot een besluit komen
to reach a verdict
151
een overtreder
an offender
152
een misdrijf
a misdemeanour
153
misbruik en mishandeling
abuse and abusive behaviour
154
verantwoordelijk houden
to hold accountable
155
een beschuldiging
an accusation
156
in beroep gaan tegen
to appeal against
157
een arrestatie
an arrest
158
op borgtocht vrijkopen
to bail (out)
159
vrijgelaten worden
to be released (on)
160
een veroordeling, vonnis, uitspraak
a sentence
161
berecht worden
to face charges
162
beweren
to claim
163
een zoekactie uitvoeren
to conduct a search
164
samenzweren
to conspire
165
iemand veroordelen
to convict someone (of)
166
ontkennen
to deny
167
vasthouden
to detain
168
onderzoeken
to investigate
169
beperken
to restrain
170
veroordelen
to sentence
171
berechten voor een rechtszaak
to try for a trial
172
vermoorden
to assassinate
173
hebzucht
greed
174
gebrek aan onderwijs
lack of education
175
geestesziekte
mental illness
176
verzachtende factor
mitigating factor
177
groepsdruk
peer pressure
178
armoede
poverty
179
de rellen worden opvoerig
the riots are rioting
180
landverraad
treason
181
werkloosheid
unemployment
182
witteboordencriminaliteit
white-collar crimes