SPL Marketing Basis Flashcards

Basisbegrippen marketing

1
Q

Een product bestaat uit 3 onderdelen. Welke 3?

A

Fysiek product, uitgebreid product en totaal product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het uitgebreid product?

A

Fysieke product + service, garantie, verpakking en merk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het fysiek product?

A

De technische eigenschappen: gewicht, samenstelling, materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het totaal product?

A

Het uitgebreide product + de afgeleide eigenschappen ofwel hoe de consument tegen het product aankijkt. Geeft het product status?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is garantie?

A

Aanbieder van een product stelt zich gedurende een bepaalde periode garant voor de gebreken van dat product (of onderdelen daarvan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 4 functies van de verpakking.

A

commerciële -, technische -, beschermende - en informatiefunctie. Ook herkenning en beroep op emtie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten goederen onderscheidt Copeland en wat is zijn criterium?

A

Convenience -, shopping -, specialty - en unsought goods. Copeland kijkt naar de moeite die een consument wil doen bij de aanschaf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke twee soorten unsought goods zijn er?

A

Regular unsought goods zoals verzekeringen en new unsought goods, goederen die de consument niet kent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is er verband tussen de goederenindeling van Copeland en de distributie-intensiteit?

A

Ja, convenience goods worden vaak intensief gedistribueerd, shopping goods selectief en specialty goods exclusief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een substituut?

A

Een goed dat in de zelfde behoefte voorziet als een ander goed. De Ek is positief. Vakantie naar Spanje of naar Italië. Spanje wordt duurder (+) en de hoeveelheid reizen naar Italië neemt toe (+). +/+ = +

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een complementair goed?

A

Een goederen die (noodzakelijkerwijs) in aanvulling op elkaar gebruikt worden. De Ek is negatief. Reizen en koffers. Reizen worden duurder(+) dus worden er minder koffers verkocht (-). +/- = - (-/+ = ook -)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de dimensies van het assortiment.

A

Breedte, diepte, hoogte, lengte en consistentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer is een assortiment breed?

A

Als het veel artikelgroepen bevat bijv. kleding, schoenen, huishoudelijke artikelen, parfumerie etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is een assortiment diep?

A

Als er per artikelgroep veel keuze is. In de artikelgroep soep zijn er 120 varianten te koop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is een assortiment hoog?

A

Als het gemiddeld prijsniveau hoog is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is een assortiment consistent?

A

Als er samenhang tussen de artikelgroepen bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke soorten consistentie of samenhang zijn er?

A

Koopverwantschap, productieverwantschap, consumptie- of gebruiksverwantschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is line-extension? (lijnextensie)

A

Vorm van merkontwikkeling met bestaande productcategorie met een bestaande merknaam. Lays Pringles als uitbreiding op Lays Chips.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is brand-extensie (merken extensie)

A

Vorm van merkontwikkeling met nieuwe productcategorie met een bestaande merknaam. Durex disco-light als aanvulling op het reguliere assortiment. .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is multibranding?

A

Een bestaande productcategorie uitbreiden met een nieuw merk. Philips verkoopt naast Philips audio ook Marantz audio.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een merk?

A

Merk teken, naam etc. dat een producten onderscheidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is merkenvoorkeur?

A

Men kiest vaak voor hetzelfde merk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is merkentrouw?

A

Men koopt gedurende langere tijd hetzelfde merk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is actieve merkenbekendheid?

A

Bij het noemen van een productgroep wordt een product gekocht. Noem een merk auto’s. Antwoord: Mercedes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Andere term voor actieve merkenbekendheid?

A

Spontane merkenbekendheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is passieve of geholpen merkenbekendheid?

A

Bij het noemen van een merknaam weet de ondervraagde om welke productgroep het gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is top-of-mind bekendheid?

A

Het merk met de hoogste spontane/actieve merkenbekendheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Noem 4 soorten merken

A
  1. distribuantenmerk (huismerk), 2. fancy merk, 3. fabrikantenmerk, 4. global merk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Noem 2 soorten merkstrategie?

A

Individueel merk en paraplu merk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Geef 3 soorten merken kijkend naar de positie op de markt.

A

A-merk, B-merk en C-merk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is en A-merk?

A

Merk van de fabrikant met hoge prijs, kwaliteit en distributie en een hoog marktaandeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is een C-merk.

A

Gemerkt fabrikantenartikel met laag ervaren prijs- en kwaliteitsniveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is prijsdifferentiatie?

A

Verschillend prijzen voor zelfde producten op grond van kostenverschillen. (Benzine op Texel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is prijsdiscriminatie?

A

Verschillend prijzen voor zelfde producten op zonder kostenverschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Op grond waarvan kan prijsdiscriminatie plaatsvinden?

A

Plaats van afname, tijdstip van afname en de vrager.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is een psychologische prijs?

A

Prijs net onder de prijsdrempel om goedkoopte te suggereren. 4, 95 onder de prijsdrempel van 5 euro

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Noem 5 verdienmodellen.

A
  1. Transactiemodel / Handelsmodel (goedkoop inkopen en duur verkopen), 2. veilingmodel (Vakantieveiling), 3. freemium of premium (gratis basisversie en betalen voor de dure versie), 4. yieldmodel (wisselende prijzen obv de vraag), 5. advertentiemodel (Google) en 6. abonnementsmodel (Windows 365 of Bloomon)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is pioneer pricing?

A

Prijsstelling bij volledig nieuwe producten?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Noem twee uitersten bij pioneer pricing.

A

Afroompolitiek (hoog beginnen en trapsgewijs laten zakken) en penetratieprijspolitiek (laag inzetten om groot deel van de markt te pakken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn de eisen om afroompolitiek te kunnen toepassen?

A

Voldoende innovators die veel willen betallen, weinig concurrentie bij introductie, hoog ontwikkelkosten, beperkte capaciteit in het begin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Uit welke onderdelen bestaat de product-mix?

A

Assortiment, merk, verpakking, service, garantie, kwaliteit, productvorm

42
Q

Welke drie intensiteiten ken je bij distributie?

A

intensief, selectief en exclusief

43
Q

Wat is pullstrategie bij distributie?

A

Je richt de commerciële inspanningen op de eindgebruiker / consument.

44
Q

Wat is de pushstrategie bij distributie?

A

Je richt de commerciële inspanningen op de tussenhandel bijv. extra korting.

45
Q

Wat is een blog?

A

Een dagboek op internet

46
Q

Wat is een vlog?

A

Een videodagboek op internet.

47
Q

Wat houdt viral gaan in op internet?

A

Een boodschap bereikt in korte tijd een hele grote groep mensen

48
Q

Wat is affiliate marketing?

A

Aanbieder van producten zet netwerk van online partners in om producten op zoveel mogelijk plaatsen aan te bieden. De partners ontvangen commissie voor verkopen of leads via de website van de aanbieder

49
Q

Wat is een lead?

A

Een (potentiële) klant

50
Q

Wat is conversie?

A

Als de bezoeker precies doet wat je met een website wilt bereiken. Meestal een product kopen.

51
Q

Wat is webcare?

A

Actief reageren door een bedrijf op online berichten over dat bedrijf om imagoschade te voorkomen.

52
Q

Wat zijn earned media?

A

alle vormen van onbetaalde reclame-uitingen zoals free-publicity in de vorm van mond-tot-mond reclame

53
Q

Wat zijn paid media?

A

Alle vormen van betaalde reclame-uitingen zoals adverteren.

54
Q

Wat zijn owned media?

A

vorm van reclame die het bedrijf zelf bepaalt en bijhoudt zoals een website, blog, twitteraccount of eigen uitgave.

55
Q

Wat is bereik?

A

Het aantal mensen (of %) dat in aanraking komt met een medium.

56
Q

Wat is dekking?

A

Het aantal mensen (of %) uit de doelgroep dat in aanraking komt met een medium.

57
Q

Wat is waste?

A

Het aantal mensen buiten de doelgroep dat in aanraking komt met een medium.

58
Q

Leg uit dat een hoog bereik niet altijd een hoge dekking betekent.

A

Een advertentie in de Telegraaf voor een schoolfeest van een ROC uit Tilburg. In het Blad voor ouderen adverteren voor het Draaimolenfestival

59
Q

Wat is een A-merk?

A

Landelijk intensief verspreid merk met een hoge prijs en een hoge toegeschreven kwaliteit met een hoge prijs. Heineken

60
Q

Wat is een B-merk?

A

Merk minder intensief gedistribueerd, lagere prijs, lagere kwaliteit. Bavaria

61
Q

Wat is de klassieke keten?

A

Voorbeeld van het lang indirecte kanaal bestaande uit fabrikant - groothandel - winkelier (=detaillist)

62
Q

Wat is een paraplumerk?

A

Een merknaam voor alle producten die een bedrijf voert.

63
Q

Wat is PR?

A

Belangenbehartiging door een bedrijf bij alle belangrijke partijen zonder direct verkoopdoel. (Overheid, omwonenden etc.)

64
Q

Wat is sales promotion?

A

Tijdelijke verbetering van de prijs/waardeverhouding voor de afnemer om de verkopen te stimuleren.

65
Q

Wat is een cash-refund?

A

Geld terug-actie na insturen aankoopbewijs

66
Q

Wat is sponsoring

A

Wederkerige overeenkomst waarbij de ene partij geld of goederen geeft in ruil voor communicatiemogelijkheden door de andere partij

67
Q

Wat is een persbureau?

A

Organisatie die andere media meestal dagelijks van nieuws voorziet zoals ANP, AP en Reuter.

68
Q

Wat is een micro-site?

A

Een aparte (deel)website welke vaak een aparte URL heeft en vaak opgezet wordt in verband met een actie

69
Q

Wat is merkrecht?

A

Recht om merk (woord- of beeldmerk) te beschermen. Een merk moet ingeschreven worden in het merkbureau.

70
Q

Wat is auteursrecht?

A

Het recht van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen

71
Q

Wat doet de autoriteit consument en markt?

A

Voorlichter en toezichthouder die consumenten en bedrijven adviseert over rechten en plichten via de website consuwijzer.nl

72
Q

Wat is octrooirecht?

A

Recht op bescherming van een uitvinding

73
Q

Wat regelt de wet op kansspelen?

A

Regelt (verbiedt) bedrijven kansspelen als hoofdactiviteit te organiseren.

74
Q

Welke functies heeft de distributie?

A

Overbruggen van verschillen in plaats, tijd, hoeveelheid en kennis tussen productie en consumptie.

75
Q

Hoe heet de functie die hoort bij het overbruggen van plaats?

A

Transportfunctie

76
Q

Hoe heet de functie die hoort bij het overbruggen van tijd?

A

Opslagfunctie

77
Q

Hoe heet de functie die hoort bij het overbruggen van hoeveelheid?

A

Verpakkingsfunctie

78
Q

Hoe heet de functie die hoort bij het overbruggen van kennis?

A

Informatiefunctie

79
Q

Welke 4 bewegingen van de bedrijfskolom zijn er?

A

Integratie en differentiatie (verticaal) en specialisatie en parallellisatie (horizaontaal)

80
Q

Wat is integratie?

A

Bedrijfskolom wordt korter (schakel verdwijnt: groothandel gaat ook winkels voeren)

81
Q

Wat is differentiatie?

A

Bedrijfskolom wordt langer (fabrikant schakelt groothandel in en plaats van direct aan de winkelier te eten.

82
Q

Wat is parallellisatie?

A

Een schakel neemt activiteiten over van andere bedrijfskolommen. Sigarenwinkel gaat ook Staatsloten verkopen.

83
Q

Wat is specialisatie?

A

Een schakel wordt smaller. Kledingwinkel gaat alleen kinderkleding verkopen en geen heren- en dameskleding meer..

84
Q

Wat is marketing PR?

A

PR om marketinginspanningen te ondersteunen via bijv, persberichten

85
Q

Hoe noemt men communicatie om het imago te ondersteunen?

A

Themareclame

86
Q

Hoe noemt men communicatie om op korte termijn de verkopen te stimuleren?

A

Actiereclame

87
Q

Wat is een generiek (generic) product?

A

Product omschreven in algemene termen zoals ‘hagelslag’. Vaak huismerk.

88
Q

Wat is een potential product?

A

Het product plus alle mogelijke veranderingen die in de toekomst kunnen worden toegevoegd.

89
Q

Wat is een expected product?

A

Het product zelf met de eigenschappen die die men normaal verwacht. Een hardloopschoen is flexibel en heeft een dempende zool.

90
Q

Wat houdt de AVG in?

A

Algemene Verordening Gegevensbescherming, regelt privacy. Toezicht door AP = Autoriteit Persoonsgegevens.

91
Q

Wat is vergankelijkheid van de dienstverlening?

A

Vergankelijkheid wil zeggen voorbijgaand. Een dienst kun je niet bewaren maar gaat over als de dienst gedaan is.

92
Q

Wat is co-branding?

A

Herkenbare samenwerking tussen 2 merken. Philips met Nivea met scheerapparaten en Philips en Douwe Egberts bij de Senseo.

93
Q

Wat doet de SRC? (Stichting Reclame Code)

A

Behandelt klachten in verband met reclameboodschappen.

94
Q

Wat is discount-pricing?

A

Hanteren lageren prijs dan de concurrentie om een goedkoop imago uit te stralen.

95
Q

Wat is kwantumkorting?

A

Korting als men een grote hoeveelheid in een keer koopt bijvoorbeeld 1 fles cola kost € 1,50. Per 12 stuks is de prijs € 1,20.

96
Q

Wat is omzetbonus?

A

Korting als men in een bepaalde periode een bepaalde hoeveelheid of meer heeft gekocht bijvoorbeeld koopt u in 1 jaar meer dan 50 pakken dan krijgt u over de totale omzet 5% extra korting.

97
Q

Wat is preventieve webcare?

A

het zelf plaatsen van berichten in sociale media zodat vragen van volgers worden voorkomen.

98
Q

Wat is winkelcommunicatie?

A

Communicatie op de winkelvloer dmv. displays en artikelpresentatie

99
Q

Wat is een sponsored magazine?

A

Een gratis magazine dat onder klanten of potentiële wordt verstrekt, soms via controlled circulation. Voorbeeld: Allerhande

100
Q

Wat doet de SENA?

A

Regelt de rechten van uitvoerende musici en producenten van muziek. (de naburige rechten)