Spieren Flashcards
Origo - Insertie - Bevloeiing - Innervatie
M. gluteus profundus
O: Darmbeenzuil + Spina ischiadica
I: Binnenzijde trochanter major
F: zwakke strekker heup
M. piriformis
O: Caudale rand m. gluteus medius + ventraal van os sacrum en staartwervels
I: Achterrand trochanter major
F: Helpt bij strekken van heup + helpt bij abduceren
M. abductor cruris caudalis
- Enkel bij Carn *
O: Ligamentum sacrotuberale/staartbasis
I: Fascia cruris
F: zwakke strekker heup + zwakke abductor
M. biceps femoris
O: Onderzijde os ischium + tuber ischiadicum
I: Fascia lata + patella + patellabanden + crista tibiae + fascia cruris + tendo accessorius –> tuber calcanei
F: Strekken heup + VAB: strekken knie + LAB: buigen knie + strekken tarsus + abductie
- Eq: bekken + sacraalhoofd: O = os sacrum; I = bekkenhoofd + BW strook naar femur.
- Ru: versmolten met achterste deel m. gluteus superficialis –> m. gluteobiceps.
M. semitendinosus
O: Tuber ischiadicum
I: Via aponeurose op aponeurose van m. gracilis en m. sartorius + crista tibiae + fascia cruris + tendo accessorius –> tuber calcanei
F: Strekken heup + VAB: strekken knie + LAB: buigen knie + strekken tarsus + adductie
- Eq: bekken + sacraalhoofd. O = staartbasis + achterzijde brede bekkenband. I = bekkenhoofd
- Ru: geen sacraalhoofd –> fossa ischiorectalis
M. semimembranosus
IO: Tuber ischiadicum
I: Mediale condyl femur + mediale collateraalband femerotibiaal gewricht + mediale condyl tibia
F: Strekken heup + VAB: strekken knie + LAB: buigen knie + adductie
- Eq: bekken + sacraalhoofd. O = staartbasis. I = bekkenhoofd.
- Ru: distaal 2 spierbuiken
- Carn: proximale deel versmolten met m. adductor. distaal meestal 2 spierbuiken
M. tensor fascia lata
O: Tuber coxae
I: Fascia lata + patella + patellabanden + crista tibiae
F: Opspannen van fascia lata + buigen heup + strekken knie
M. sartorius
O: Os ilium
I: Door lacuna musculorum naar aponeurose van m. gracilis
F: Buigen heup + adductie + strekken knie
M. gracilis
O: Symphysis pelvis via gemeenschappelijke tendo symphysialis
I: Via brede aponeurose op patellabanden + crista tibiae + ligamentum femerotibiale mediale + fascia cruris
F: Adductie + strekken heup + VAB: strekken knie + LAB: buigen knie
M. adductor (2 hoofden)
Brevis:
O: Ventraal van os pubis
I: Halverwege caudomediale zijde femur
Magnus:
O: Ventraal van os ischium
I: Distaal van femur en epicondylus medialis femoralis
F: Adductie + strekken heup
- Oorspronkelijk 3 hoofden, maar longus volledig versmolten met m. pectineus.
- Eq: brevis en magnus te onderscheiden
- Ru: brevis en magnus volledig versmolten
- Carn: brevis en magnus deels versmolten
Mm. gemelli
O: Ventraal van de rand van incisura ischiadica minor
I: Fossa trochanterica
F: Supinatie + abductie
M. quadratus femoris
O: Ventraal van os ischium
I: Distaal van fossa trochanterica
F: Supinatie + strekken heup + adductie
M. obturatorius internus
O: Mediale zijde darmbeenzuil (iliacaal deel) + mediodorsale zijde van os pubis en os ischium, rondom foramen obturatorium (ischiopubicaal deel)
I: Door spatium ischiadicum minor naar fossa trochanterica
F: Supinatie van heup + abductie
- Ru: afwezig; vervangen door intrapelvien deel van m. obturatorius externus
M. obturatorius externus
Pars extrapelvina:
O: Ventraal van os pubis en os ischium, rondom foramen obturatorium
I: Fossa trochanterica
Pars intrapelvina:
O: Randen foramen obturatorium, langs binnenzijde bekken
I: Door het foramen obturatorium en dan op pars extrapelvina
F: Supinatie + adductie
- Eq + Carn: Enkel extrapelvien deel
- Ru: Beide delen aanwezig
M. gluteus superficialis
Craniaal deel:
O: Tuber coxae/ M. tensor fasciae latae
Caudaal deel:
O: Os sacrum
I: Trochanter major en tertius
F: Strekken heup + buigen heup (Eq)
- Eq: Beide delen naar craniaal verschoven, waardoor strekfunctie wegvalt.
- Ru: Pars cranialis volledig versmolten met m. tensor fasciae latae. Pars caudalis versmelt met m. biceps femoris tot m. gluteobiceps.
- Carn: Pars cranialis deels versmolten met m. tensor fasciae latae.