spieren Flashcards
1
Q
rectus
A
rechte spier
2
Q
obliques
A
Schuine spieren die het het oog laten draaien
3
Q
adductie
A
naar binnen kijken
4
Q
abductie
A
naar buiten kijken
5
Q
Elevatie
A
is naar boven kijken
6
Q
depressie
A
naar onder kijken
7
Q
intorsie
A
naar binnen draaien
8
Q
extorsie
A
naar buiten draaien
9
Q
de ducties
A
afzonderlijke individuele oogbewegingen
10
Q
de versies
A
gezamelijke oogbeweginen waarbij de ogen tegelijkertijd in dezelfde richting bewegen
11
Q
de vergenties
A
gezamelijke oogbewegingen waarbij de ogen tegerlijkertijd in tegengestelde richting bewegen
12
Q
levoversie
A
beide ogen kijken naar links
13
Q
dextroversie
A
beide ogen kijken naar rechts
14
Q
geconjugeerde beweging
A
beide ogen in dezelfde richting bewegen
15
Q
convergentie
A
beiden ogen kijken tegerlijktijd naar binnen