Speeking Flashcards

1
Q

Ik eet elke avond vlees, aardappels en groente. Houdt u van Nederlands eten? Vertel ook wat u het liefste eet?

A

Nee, ik houd niet van Nederlands eten. Ik eet het liefste rist met groenten en vis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik kijk elkdag tv. Hoe vaak kijkt u tv. Vertel naar welke programma’s u vaak kijkt?

A

Ik kijk heel weinig tv. Ik kijk alleen naar het nieuws.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ik ben wel eens gestresst. Bent u ok wel eens gestressed? Inwelke situaties bent u gestresst?

A

Ja, Ik ben ook wel eens gestresst. Ik ben gestresst als ik examen moet doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik ga in het weekend graag naar de bioscoop. Gaat u wel eens naar de bioscoop? Wat doet u graag in het weekend?

A

Nee ik ga niet naar de bioscoop. In het weekend ga ik winkelen of ga ik naar mijn vrienden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Il ga het liefst met het vliegtuig op vakantie. Gaat u vaak met het vliegtuig op vakantie? Waar gaat u dan naar toe?

A

Ja, Ik ga wel eens met het vliegtuig op vakantie. Dan ga ik naar mijn ouders toe in Iran.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sommige mensen hebben een camper of een caravan. Houdt u van kamperen? Waar gaat u kamperen?

A

Nee ik houd niet van kamperen. Ik ga nergens kamperen, Ik neem een hotel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Veel nederlanders houden van uit eten gaan. Gaat u wel eens uit eten? Met wie gaat u uit eten?

A

Ja ik ga soms uiteten. Ik ga dan met mijn gezin uiteten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Als ik uiteten ga, dan neem ik iets wat ik zelf niet kan maken. En u? Vertel wat u heel erg lekker vind?

A

Ik neem ook iets wat nieuw is. Ik vind uiteten erg lekker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Il ben in Noord-Africa en ik in de Verenigde staten geweest. Ik ben met het vliegtuig daarnaar tor gegaan. In welke werelddelen bent u geweest? Hoe bent u daarna toe gegaan.

A

Ik ben in Europa en in azie geweest. Ik ben daar met het vliegtuig naar toe gegaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ik heb thuis een bad en diuche, maar ik hou het meest van een bad. Hebt u thuis een bad of een douche? Wat neemt u heet liefst?

A

Ik heb alleen een douche, maar ik neem het meest een bad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik zit heel veel achter mijn computer. Ik email veel en ik google veel. Zit u veel achter uw computer? Wasrvoor gebruikt u uw computer veel?

A

Ja ik zit ook veel achter de computer. Ik gebruikt mijn computer om te emailen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik heb thuis een wasmachine, masr soms was ik mijn kleren met de hand. Heeft u thuis ook een wasmachine? Hoe vaak diet u uw kleren in de was?

A

Ja ik heb thuis ook een wasmachine. Ik was mijn kleren 2 keer per week.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ik ga graag naar een Indinesisch eethuisje bij mij in de straat, gaat u graag naar een restaurant of eethuisje?naar wat voor restaurant gaat u het liefst?

A

Ja ik ga graag naar een restaurant. Ik ga het liefst Italiaans eten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik eet bijna geen brood, omdat ik wil afvallen. Eet u vaak brood? Hoeveel brood eet u?

A

Ja ik eet heel vaak brood. Ik eet zeker twee boterhammen per maltijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ik eet elke dag bosbessen,omdat ik daarvan hou.van welke vruchten houdt u?hoe vaak eet u deze vruchten?

A

Ik hou heel erg van aardbeien en bananen. Ik eet elke dag aardbeien of bananen in mijn muesli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly