Spaans Level 1 Flashcards
Een ontmoeting
Un encuentro
Goedendag Pablo
Buenos Dias Pablo
Ik wou je (had er zin in je te) ontmoeten (zien
Tenia ganas de verte
Ik heb vandaag een afspraak
Hoy tengo una cita
Ze zijn tevreden
Ellos están contentos
Ze zijn ver
Ellos están lejos
De lichte (blonde) tabak is duur in spanje
El tabaco rubio, en España, es caro
Het huis is ver
La casa está lejos
De kop is leeg
La taza está vacia
Het glas is leeg
El vaso está vacio
Het kopje is klein
La taza es pequeña
Vijfde les
Leccion quinta
weet je, sinds enige tijd (onlangs) vermoei ik me veel
sabes, ultimamente, me canso mucho
je zou minder moeten werken
deberias trabajar menos
alvorens naar parijs te gaan, wil ik (aan) de dokter raadplegen
Antes de ir a paris, quiore consultar al medico
Ik ken een heel sympathieke dokter
Yo conozco a un medico muy simpatico
je bent te moe
estas demasiado cansado
ik ken een dokter
yo conozco a un medico
ze hebben een rode auto
ellos tienen un coche rojo
we hebben er geen zin in
nosotros no tenemos ganas
ik ben naar de bios gegaan
yo he ido al cine
heb je goed gegeten
has comido bien
hij is nog niet aangekomen
el no ha venido todavia
we hebben de partij gewonnen
nosotros hemos ganado la partida