Sociale wetenschappen woordjes Flashcards

1
Q

Definitie gedrag

A

Gedrag is de resultante van de wisselwerking tussen persoonskenmerken en situationele variabelen => Lewin 1936

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie emoties volgens Nico Frijda

A

Emoties zijn psychologische reacties die ontstaan op grond van een gebeurtenis die betekenis heeft voor de belangen van de persoon. Deze reacties uiten zich in gedrag, in fysiologische voorbereiding van het gedrag en in de subjecte beleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie emotionele intelligentie

A

Goleman: emotionele intelligentie verwijst naar de capaciteit om onze eigen gevoelens en die van anderen te herkennen, om onszelf en anderen te motiveren en om goed om te gaan met eigen emoties en emoties bij relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie cognitie

A

Cognitie staat voor alle mentale processen die te maken hebben met denken, waarnemen, lezen en herinneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Emoties volgens de drie elementen

A

Indrukken/impressie
Lichaam en psychologische reacties
uitdrukkingen/expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Definitie attributie

A

Attributie is het zoeken naar en het geven van een verklaring met betrekking tot succes en falen, noemt men toeschrijven of causale attributie. We leggen dus een verband tussen oorzaak en gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Visie structuralisme

A

Wundt: gedrag bestaat uit ervaringen en ervaringen kunnen we op splitsen in drie componenten:
- Sensatie (visuele)
- Beelden (herinneringen)
- Gevoelens ( emotionele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Visie functionalisme

A

Dewey: Focust zich op de functie van het bewust zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Visie behaviorisme

A

Wath: bestudeert het direct waarneembaar gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Visie cognitieve psychologie

A

Piaget: bestudeert hoe de mens info opneemt, verwerkt en onthoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Visie psychoanalyse

A

Freud: bestudeert het belang van onbewuste krachten, verdrongen herinneringen en traumatische ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onderzoekmethode structuralisme

A

Introspectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onderzoekmethode Functionalisme

A

Introspectie en observatie in natuurlijke context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderzoekmethode behaviorisme

A

Gecontroleerd experimenteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Onderzoekmethode cognitieve psychologie

A

Introspectie en hardop denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onderzoekmethodes psychoanalyse

A

Ontspannen en vrij kunnen uitspreken

17
Q

Definitie motivatie

A

Motivatie verwijst naar de factoren die ertoe leiden dat een individu zich op een bepaalde moment op een bepaalde manier gedraagt. Motivatie beïnvloeden
1) De richting van het gedrag ( doelen )
2) De intensiteit van het gedrag ( hoeveel inspanning )
3) En de volharding ( hoe goed houd men vol )

18
Q

Definitie over rechtvaardiging

A

De externe bekrachtiging duwt de intrinsieke motivatie weg. De motivatie verschuift van intrinsieke motivatie naar extrinsieke motivatie. Over rechtvaardiging treed op als de beloning geen rekening houdt met de kwaliteit van de prestatie.

19
Q

Definitie gefixeerd actiepatroon

A

Dat zijn onvrijwillige gedragingen die uitgelokt worden door een stimulus en een genetische basis hebben.

20
Q

Behoeftehiërarchie volgens Maslow

A

Biologische behoeften (honger, dorst)
Behoefte aan veiligheid ( gevaar Behoefte vermijden, kleren, huis)
Behoefte aan hechting en (we willen ergens bijhoren, we verlangen naar een band, naar en bemind worden)
Behoefte aan waardering ( van jezelf houden, doen wat nodig is voor jezelf Behoefte aan
Zelfactualisatie

21
Q

Verklaringstheorieën motivatie

A

Drijfveer theorie
Instinct theorie
Cognitieve theorie
theorie van Maslow

22
Q

Definitie leren

A

Leren is een relatief permanente verandering in gedrag of kennis ten gevolge van een ervaring

23
Q

Definitie leerproces

A

Een leerproces is gedurende een bepaalde periode
- Info opnemen
- Handellingen nabootsen
- Handelingen in oefenen
Om na enige tijd het gedrag zelfstandig te vertonen

24
Q

Definitie conditionering

A

Conditioneren is een eenvoudige vorm van leren waarbij het organisme een associatie of verband maakt tussen stimulus en een respons

25
Q

Definitie klassieke conditionering

A

Klassieke conditionering is leren om één gebeurtenis met een ander te associëren

26
Q

Definitie opperante conditionering

A

Operante conditionering is gedrag dat inwerkt op de omgeving om bepaalde gevolgen te veroorzaken
Een manier waarop ons gedrag veranderd door hun gevolgen.

27
Q

Definitie inzichtelijk leren

A

Inzichtelijk leren is het plots begrijpen van een nieuw verband tussen dingen waardoor het mogelijk word een probleem op te lossen

28
Q

Definitie sociaal leren

A

Nieuw gedrag verwerven door sommige personen in onze omgeving te observeren.