sociaal beleid juist Flashcards

1
Q

welvaartsstaat

A

de samenlevingsvorm van markteconomieën waarbij burgerlijke, politieke en sociale grondrechten van de burger, met oog op materiële welvaart en de bevordering van kansen tot ontplooiing, binnen een wettelijk kader, effectief worden gewaarborgd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

etat gendare

A

nachtwakerstaat of laissez-faire kapitalisme
overheid bemoeit zich niet met elke individuele keuze die gemaakt worden
de taak is het beschermen van burgerlijke rechten
negatieve vrijheid: je bent formeel vrij maar het alternatief is de dood
recht van de sterkste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

etat protecteur

A

verzorgingsstaat, vrijwaren van sociale rechten
de overheid speelt een actievere rol en mensen moeten dit zo ervaren
positieve vrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de sociale kwestie

A

arbeids en levensomstandigheden van proletariërs was zeer slecht
overheid was niet betrokken
cijnskiesrecht stelsel
armoede is een probleem van individuele moraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dubbele beweging

A

polanyi
laissez faire kapitalisme, hoewel gepland door de staat leidt tot onvoorziene sociale problemen wat op zijn beurt leidt tot spontane beperkingen (waren een reactie op de sociale onrust en druk die ontstonden als gevolg van negatieve effecten van een ongereguleerde markteconomie) en een verandering in het begrip van de rol van de overheid
weerspiegeld de dynamiek van zowel planmatige als spontanr ezacies op de uitdagingen van eeen ongereguleerde markeconomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beveridge rapport

A

1942
pleitte voor een ingrijpende herziening van het sociaal beleid met focus op universele toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting en sociale verzekeringen
voorstel voor voorwaardelijke werkloosheidsuitkering benadrukte de actieve deelname aan de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

besluitwet

A

1944
verplichte sociale verzekeringen voor alle werknemers
beheer door werkgevers en werknemers organisaties
gefinancierd door verplichte sociale bijdragen te betalen door werkgevers en werknemers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

structureel functionalisme

A

sociologische stroming die stelt dat elk sociaal beleid zowel functies als dysfuncties heeft (positieve en negatieve gevolgen)
onderscheid tussen manifeste (bedoelde) en latente (onbedoelde) (dys)functies
wat voor de ene een functie van sociaal beleid is kan voor de andere een dysfunctie zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

functies en dysfuncties van sociale bijstand

A

functies
herverdeling
armoedebestrijding
goedkoop: vereist relatief weinig belastingen
economisch efficiënt
dysfuncties
stigmatiserend
niet gebruik
fraude en misbruik
complexe en dure administratie
beperkt maatschappelijk en politiek draagvlak
ontmoedigt arbeidsmarktparticipatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

functies en dysfuncties van universele regel

A

functies
weinig niet gebruik en misbruik
goedkope en eenvoudige administratie
breed maatschappelijk en politiek draagvlak
herverdeling
dysfuncties
duur vereist relatief hoge belastingen
economisch inefficiënt
mattheuseffecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

herverdeling paradox

A

omdat bij sociale bijstand het budget zeer laag is heeft het eigenlijk weinig invloed
bij universele regeling is het budget echter veel hoger, dit kan zorgen voor meer herverdeling
volgens sommige is de universele regeling beter om armen te helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

functies en dysfuncties van sociale verzekering

A

functies
breed maatschappelijk en politiek draagvlak
betrokkenheid sociale partners
behouden van levensstandaard
kan herverdelen en armoedebestrijding zijn
ontmoedigt illegaal werk
dysfuncties
mattheuseffecten
hoge loonkosten
sterk afhankelijk van menselijke arbeid
uitsluiting voor zelfstandigen
nadelig voor outsiders op de arbeidsmarkt
complexe administratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

private verzekering

A

overeenkomst tussen een verzekeraar en een verzekeringnemer waarbij de laatste een risico dat hij zelf niet kan of wil dragen probeert af te dekken
risico’s worden geloosd zodat het systeem houdbaar is
band tussen bijdrage en uitkering
band tussen risico en bijdrage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sociale verzekeringen

A

verplicht karakter
geen concurrentie
geen winstoogmerk
solidariteit
iedereen betaalt mee aan het systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

stelsel van sociale bijstand

A

ultieme vangnet voor personen die niet over voldoende bestaansmiddelen beschikken
niet gebaseerd op betalen van bijdragen maar op het hebben van een behoefte
gefinancierd door algemene middelen (belastingen)
een selectief stelsel van sociale bijstand is gebaseerd op het principe van verticale solidariteit en dient een minimuminkomen te waarborgen wanneer de sociale verzekering tekortschiet
doel is re integratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

occupational welfare

A

titmuss
voordelen gegeven door de werkgever
manieren om mensen extra lonen en voordelen te geven die eigenlijk een bepaalde maatschappelijk voordeel willen geven
ook deel van sociaal beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

fiscal welfare

A

titmuss
sociale uitgave via belastingen
belastingverminderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

kenmerken van de belgische welvaartsstaat

A

niet staats (subsidiariteit en georganiseerd middenveld, gesubsidieerde vrijheid, bipartiete)
sociale verzekeringen zwaartepunt in de sociale zekerheid
gebaseerd op sociale grondrechten
binnen de context van een vrijemarkteconomie
verplicht, collectief karakter
meerlagig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

armoedelijn volgens rowntree

A

het bestaansminimum gebaseerd op reële kosten van fundamentele zaken
armoede als structureel fenomeen door lage lonen
identificeerde armoedecycli in mensenlevens die samenhangen met leeftijd en gezinsvorming cycles of want and plenty)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

consumption smoothing

A

inkomensherverdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

functionele types van sociaal beleidsorganisatie

A

titmuss
residual: markt en gezin staan centraal, sociaal beleid vult de gaten op
industrial achievement: verdienste staat centraal, sociaal beleid als aanvulling van de economie
institutional-redistributive: sociaal beleid staat centraal in de organisatie van de samenleving, universele dienstverlening voor burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ideaaltypes van welvaartsstaten

A

esping andersen
liberaal
conservatief corporatistische
sociaal-democratisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

three worlds of welfare capitalism

A

kapitalisme: commodificatie: arbeid is een verhandelbaar goed
welfare capitalism: de welvaartsstaat doorbreekt de machtsverhouding tussen arbeid en kapitaal
decommodificatie: mate waarin een zekere levensstandaard aangehouden kan worden onafhankelijk van de markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

trente glorieuses

A

welvaartsstaten komen tot volle wasdom, betere sociale zekerheid voor steeds meer mensen (universalisering)
symbiose tussen kapitalisme en welvaart: sterke economische groei, sterke stijging van productiviteit, gelijke verdeling van groei
volledige tewerkstelling
sociale vrede
wet op bestaansminimum
traditionele taakverdeling mannen en vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

permanent austerity

A

pierson
overheden nemen langetermijnbeleid aan dat wordt gekenmerkt door voortdurende inspanningen om de overheidsuitgaven te verminderen en begrotingstekorten te beperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

top down benadering

A

de richting van invloed en controle is afkomstig van het hoogste niveau, namelijk het politieke niveau
beslissingen en beleid richtlijnen worden naar beneden doorgestuurd naar lagere niveaus voor implementatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

bottum up

A

wat gebeurt er in de samenleving en in diensten die beleid realiseren (ipv implementeren)
input en invloed van lagere niveaus of de basis van de samenleving een grotere rol spelen bij vormgeving beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

beleidscyclus

A

definitie probleem -> beleid construeren -> keuze van oplossing -> beleidsontwerp-> beleidsimplementatie en monitoring -> evaluatie
! lipsky stelt de klassieke beleidscyclus in vraag: we moeten in de implementatiefase gaan kijken omdat de uitvoerders vaak in een complexere context werken dan gedacht wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

street level workers

A

ambtenaren die dagelijks in contact staan met de bevolking: de frontlijn van de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

street level bureaucracy

A

lipsky
het idee dat werknemers in de publieke dienst, vooral die op lokaal niveau, een aanzienlijke invloed hebben op de uitvoering van overheidsbeleid
deze individuen (ambtenaren op het laagste niveau) hebben direct contact met het publiek en nemen cruciale beslissingen in de dagelijkse uitvoering van diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

age of interventionism

A

tijd waar we veel verwachten van de overheid, waarin veel geïntervenieerd moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

kenmerken street level bureaucrats

A

discretionaire ruimte
autonome positie
handelen heeft direct impact op leven van burgers
autonomie: veel impact op hoe het beleid vorm krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

types van uitvoeringsstrategieen van street level bureaucrats

A

vraag/ aanbod aanpassen
beroepsopvatting aanpassen
clienbeed aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

cyclus van mediocriteit

A

goed werk afleveren leidt tot meer werk leidt tot overbelasting leidt tot neerwaartse aanpassing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

triage selectie

A

hopeloze gevallen, gevallen die uitstel kunnen dulden, directe noodgevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

gevolgen van uitvoeringsstrategie van street level bureaucrats

A

ongelijke behandeling van cliëntgroepen
mistargeting: over en underuse
onduidelijke doeltreffendheid
weerstand tegen verandering
doelverschuiving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

soorten organisaties

A

etzioni
coërcieve organisaties: gebruiken dwang
utilitaire organisaties: zijn gericht op efficiëntie en winst
normatieve organisaties; gedreven door een gemeenschappelijke set normen en waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

hso volgens antonovsky

A

human service organisaties: organisaties die zich inzetten voor het oplossen van maatschappelijke problemen en het bevorderen van sociale rechtvaardigheid
! belang van de normatieve dimensie: worden geleid door gedeelde waarden en doelen die gericht zijn op het dienen van de samenleving
hebben een unieke eigenheid omdat ze niet gericht zijn op dwang of winst maar op het vervullen van een sociale missie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

kenmerken van hso

A

hasenfeld
professionalisme
beoordelingsvermogen
onduidelijke doelen
macht en autoriteit
klantafhankelijkheid
flexibiliteit
complexiteit van dienstverlening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

hasenvelds toevoeging aan hsos

A

rol van omgeving
emotionaliteit van het werk
kwaliteit van relaties als determinerende factoren van succes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

when the state meets the street

A

zakka
street level bureaucrats staan aan de boden van de organisatorische hiërarchie, hebben directe interactie met cliënten and zijn verworven met een betekenisvolle marge van discreetheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

onderliggende waarde van street level bureaucrats

A

efficiëntie
eerlijkheid
responsiviteit
respect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

problematische types van uitvoerders

A

laten andere waarden primeren
caregivers: responsiviteit
indifferents: efficiëntie
enforcers: de regels volgen, niet bezig met concrete situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

kenmerken van maatschappelijke dienstverlening

A

werkomstandigheden als bepalende factor
institutionele omgeving van organisaties
louter uitvoering van bestaand beleid of ook ontwikkeling van nieuw beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

paradox van de digitalisering

A

digitalisering leidt tot vertraging van de dienstverlening voor kwetsbare groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

decentralisatie van sociaal beleid

A

bevoegdheid verschuiven naar lagere beleidsniveaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

fusering van gemeenten

A

schaalvergroting van gemeenten zodat ze meer macht kunnen uitoefenenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

instrumenten van het lokaal niveau

A

sociale bijstand
lokaal sociaal beleid
maatschappelijke dienstverlening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

artikel 1 van de ocmw wet

A

elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening, deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid
-> rechtenbenadering
-> professionaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

bestaansminimum

A

naam voor leefloon tot 2002
sociale bijstand=inkomen getoetst en laatste vangnet
werkbereidheid als voorwaarde om het bestaansminimum te krijgen
uitkering is aangepast aan gezinssituatie bij bestaansminimum
50% betaald vanuit lokale middelen, 50% vanuit lokale middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

leefloon

A

van werkbereidheid toets naar activeringstoets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

recht op maatschappelijke integratie

A

2002
drie instrumenten
tewerkstelling
leefloon
-> opstellen van GPMI: soort contract dat zei wat een mens moest doen om recht te blijven krijgen op deze hulp
geïndividualiseerd traject voor maatschappelijke integratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

individualisering van het recht

A

individuele uitkeringen in plaats van gezinsuitkeringen

54
Q

equivalent leefloon

A

kan je voor in aanmerking komen als je niet voldoen aan de voorwaarde voor een leefloon
men moet wel
een wettelijke verblijfplaats in belgië hebben en beschikken over een verblijfsvergunning
zich in een noodtoestand bevinden waarin men niet in staat is om zich te voeden, kleden, wassen en niet in staat zijn om onderdak te vinden of toegang te krijgen tot gezondheidszorg

55
Q

uitgeprocedeerde

A

hebben een verblijfsprocedure doorlopende hebben een tijdelijk verblijfsdocument maar hun verblijfsaanvraag is definitief geweigerd

56
Q

overstayers

A

zijn als toerist belgië binnengekomen of kregen als student of arbeidsmigrant een tijdelijk verblijfsstatuut maar bleven langer op het grondgebied dan hun visum of tijdelijk verblijfsdocument toestond

57
Q

clandestiene migranten

A

staken clandestien de grens over en startten nooit een verblijfsprocedure, hun verblijf wordt niet geregistreerd

58
Q

redenen voor integratie van ocmw in gemeente

A

maximaal geïntegreerd sociaal beleid
politiek democratisch probleem
beheersmatige redenen en efficiëntie overwegingen
klantgericht en drempelverlagend

59
Q

decreet lokaal bestuur

A

2018
streeft naar maximale integratie van de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijke welzijn warbij er twee rechtspersonen zullen blijven
beoogt een verdere integratie van ocmw in de gemeente
de hervorming en vereenvoudiging van het bestuurlijk toezicht
het bijsturen van de regels over de beleids en beheerscyclus
het bijsturen of verstrengen van een aantal regels rond intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en hun filialen
alle organieke regels over de gemeente, het ocmw en het intergemeentelijk samenwerkingsverband logisch en gestructureerd in een decreet onder te brengen, organieke regels verder vereenvoudigen , te dereguleren en digi vriendelijker te maken
meer ruimte voor lokale autonomie, lokaal maatwerk en lokale daadkracht generen om dienstverlening te verbeteren

60
Q

collectivisering van verzorgingsarrangementen

A

de swaan
toename van de schaal van de arrondissementen tot een gehele natie
een meer collectief karakter van arrondissementen
in toenemende mate gedragen door de staat of een openbaar lichaam

61
Q

waarom collectivisering

A

toegenomen intercedente
sociale problemen als dilemma van collectieve actie
centralisatie via overheid om free riders gedrag aan te pakken

62
Q

sociale problemen als dilemma van collectieve actie

A

olsen
de uitdagingen die ontstaan wanneer individuen in een groep geconfronteerd worden met een gemeenschappelijk doel of probleem maar het in hun eigen belang kan zijn om niet bij te dragen aan de collectieve inspanning
kernpunten van het dilemma
free riders
individueel belang
kosten en baten

63
Q

decentralisatie in vlaanderen

A

pro
kleinere afstand tot burger
inschatten van lokale behoeften en maatwerk
innovatie
con
gevaar van ongelijkheid en verschillen tussen gemeenten
race tot the bottom
schaalnadelen

64
Q

race to the bottom

A

zorgwekkende trend waarin landen of regio’s proberen armoede te verminderen door te concurreren op basis van steeds lagere sociale uitgaven of arbeidskosten. Dit kan resulteren in situaties waarbij beleidsmakers proberen sociale voorzieningen te verminderen of arbeidsnormen te verlagen om een aantrekkelijker investeringsklimaat te creëren
In de context van armoedebestrijding kan deze “race to the bottom” echter tegen productief zijn, aangezien het de levensomstandigheden van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen kan verslechteren. Wanneer landen proberen te concurreren door essentiële sociale programma’s te verminderen of arbeidsrechten te verzwakken, kan dit uiteindelijk resulteren in een neerwaartse spiraal waar armoede niet effectief wordt aangepakt en de sociale ongelijkheid toeneemt. Het benadrukt dus het belang van een evenwichtige aanpak bij armoedebestrijding, waarbij economische groei hand in hand gaat met sociale rechtvaardigheid en welzijn.

65
Q

wet op beteugeling van de landloperij en bedelarij

A

1891-1993
bedelen en slapen in de publieke ruimte is een misdrijf
landloper: een persoon zonder een permanent adres, financiële middelen en een baan of een ambacht

66
Q

eerste wettelijke definitie van dakloosheid

A

een dakloze is iemand die niet over een eigen woongelegenheid beschikt, die niet de middelen heeft om daar op eigen kracht voor te zorgen en daardoor geen verblijfplaats heeft of tijdelijk in een tehuis verblijft in afwachting dat hen een eigen woongelegenheid ter beschikking wordt gesteld

67
Q

hulpverlening definitie van dak en thuisloosheid

A

dak en thuisloze mensen zijn door financiële, economische, sociale en of psychologische oorzaken en omstandigheden niet in staat zijn een dak of thuis te verwerven of behouden

68
Q

ethos

A

european typology of homelessness and housing exclusion
vooral focus op stabiliteit
verborgen thuisloosheid

69
Q

hoe dak en thuisloosheid meten

A

data van overheidsinstanties
data van organisaties
straat telling
point in time telling

70
Q

postal paradox

A

als je geen permanent adres hebt kan je je niet registreren en heb je geen toegang tot sociale rechten en diensten

71
Q

toelaatbaarheidsvoorwaarde referentieadres

A

belgische burger
ambtshalve schrapping
lokale binding aantonen

72
Q

toekenningsvoorwaarde

A

aantonen dakloosheidervare; onvoldoende middelen om een eigen stabiele woonst te voorzien
beroep doen op het ocmw voor dienstverlening

73
Q

uitdagingen van referentieadres

A

gebrek aan mogelijkheden voor dak en thuislozen zonder een vast adres
doorgedreven voorwaardelijkheid
ambtshalve schrapping
-> administratieve dood (catch 22)
variatie tussen ocmw en gemeenten
discriminatie en stigma

74
Q

catch 22

A

een situatie waarin iemand gevangen zit in een dilemma of paradoxale voorwaarde waaruit het onmogelijk is om te ontsnappen vanwege tegenstrijdige regels of eisen. Het komt vaak voor dat elke mogelijke oplossing in strijd is met een andere voorwaarde, waardoor het vaststellen van een bevredigende uitkomst onmogelijk lijkt

75
Q

rowntree: wat is armoede

A

situatie waarbij je niet meer aan de minimale basisbenodigdheden kan voldoen obv een getrokken grens

76
Q

shanky: wat is armoedelijn

A

De armoedelijn voor een koppel met twee kinderen is de minimus van voedsel . 3
is nog steeds de officiële armoede in de vs

77
Q

relatieve deprivatie

A

townsend: er zijn zowel materiële als sociale noden die cruciaal zijn om mee te kunnen in een samenleving: armoede is multidimensioneel
armoede gaat over de verwachtingen en normen die er heersen in een samenleving; armoede gaat over de materiële noden en de vormen van uitsluiting die ermee gepaard gaan

78
Q

capabilities theorie

A

sen
welzijn beoordelen als de capabilities die voor iemand openstaan
functionings: wat iemand is of doet
conversiefactoren; omzetten van hulpbronnen om een doel te bereiken wat je hebt of waar je toegang tot hebt in een functie
relatie tussen inkomen en capability zijn afhankelijk van de conversiefactoren
vrijheid is het fundament voor welzijn

79
Q

middelen benadering

A

armoede gaat over mee kunnen in de samenleving
definitie eu: armoede indien uw inkomen en middelen niet volstaan om volwaardig deel te nemen aan de samenleving

80
Q

behoefte benadering

A

vaststellen van inkomensgrenzen op basis van een korf van goederen en diensten die weerspiegelen wat noodzakelijk is voor gezinnen om een bepaalde levensstandaard te bereiken
levert een totaal budget voor een referentie huishouden dat in welbepaalde omstandigheden woon met welbepaalde kenmerken op

81
Q

culture of poverty

A

lewis
armoede met structurele verklaring: deze creëert een structuur die hun in armoede houd en die zorgt dat ze armoede doorgeven van generatie op generatie
armoedecultuur wordt een sociaal get dat armoede in stand houd; gedrag dat wordt doorgegeven
-> armoede aanpakken als aanpassen individuele gedragingen

82
Q

symbolic boundaries

A

de manier waarop cultuur en identiteit worden gevormd door middel van symbolische onderscheidingen en de rol die deze spelen bij het definiëren van groepen en individuen in de samenleving

83
Q

de mythe van verkwisting

A

het idee dat arme mensen niet weten hoe ze hun geld moeten besteden

84
Q

conceptueel kader van brady

A

prevalences and penalties
prevalences: hoe vaak een risicofactor voorkomt
penalties: het armoederisico verbonden aan de risicofactor
hoe meer precalences voorkomen hoe meer penaltys er volgen

85
Q

schaarste theorie

A

hoe meer verwachtingen en voorwaarden voor hulp hoe meer de bandbreedte wordt belast
prikkels die gericht zijn op zelfcontrole en cognitieve functies die belast worden door armoede hebben weinig kans om te slagen
help de mechanismen te begrijpen die ten grondslag liggen aan de persistentie van armoede
helpt begrijpen hoe beleid effectiever kan zijn
werk ontschuldigend: maar dreigt we het probleem opnieuw te individualiseren
schaarste theorie biedt wetenschappelijke ondersteuning voor de relatieve deprivatie benadering met een focus op inkomen in het operationaliseren van armoede

86
Q

non take up

A

situatie waarin een sociale maatregel niet terecht kom bij de persoon die er recht op heeft

87
Q

primaire non take up

A

een persoon die zijn uitkering niet aanvraafd

88
Q

secundaire non take up

A

een persoon die het proces start maar ergens in het proces afhaakt

89
Q

tertiaire non take up

A

sociale exclusie

90
Q

leefloon

A

laatste structurele vangnet voor personen op actieve leeftijd die onvoldoende bestaansmiddelen hebben om menswaardig te leven

91
Q

igo

A

belangrijkste financiële uitkering voor ouderen die niet over voldoende bestaansmiddelen beschikken om een menswaardig leven te leiden

92
Q

verhoogde tegemoetkoming

A

maatregel die gezondheidszorg in belgië financieel toegankelijker maakt

93
Q

verwarmingstoelage

A

toelage voor personen in financieel moeilijke situatie en huis verwarmen met bepaalde types brandstof

94
Q

oorzaken van non take up: model van ker

A

een gerechtigde ahtereencigens zes drempels moet overwinnen om te komen tot opname van een voorziening

95
Q

oorzaken van non take up: rationeel keuze model

A

individuen maken een rationele afweging tussen kosten en baten
kosten
informatiekosten
proceskosten
sociale en psychologische kosten
baten
hoogte van de uitkering
duur van de uitkering

96
Q

multilevel model

A

van oorschot
non take up kan niet alleen verklaard worden door individuele beslissingen maar ook door bredere structurele en institutionele gactorenen

97
Q

gedragseconomie

A

baicker et al
het bestuderen van de psychologische en sociale factoren die van invloed zijn op economische besluitvorming
belang van cognitieve en gedragsmatige drempels voor aanvraag en opname van een uitkering
nog sterker aanwezig bij mensen in precaire / kwetsbare situaties

98
Q

clientniveau

A

baten
positieve samenhang tussen opname uitkering en verwachte duur van uitkering
verwachte hoogte van uitkering
kosten
informatiekosten
proceskosten
fysieke en administratieve drempels
sociale en psychologische kosten

99
Q

verschillende soorten stigma

A

baumber
persoonlijk sigma
sociaal stigma
institutioneel stigma

100
Q

trigger gebeurtenissen

A

plotse ontwrichtende gebeurtenissen die mensen ertoe aanzetten om metten een aanvragag in e dienen
gebeurtenissen die impact hebben op het bestaande evenwicht tussen de kosten en baten geassocieerd met aanvragen

101
Q

drempels bij het maken van de beslissing om een uitkering aan te vragen

A

keuze overlast en complexiteit
gebrek aan inzicht in de kosten en baten geassocieerd met aanvragen
misperceptie/misvattingen van risico’s

102
Q

drempels bij het omzetten van beslissingen in actie en uitkering effectief aan te vragen

A

present bias en beperkte zelfbeheersing
overgevoeligheid voor storende contextuele factoren
afhankelijkheid van referentiepunt, risico aversie en framing geheugen falen

103
Q

doel van het beleid

A

niet enkel om de opname van uitkeringen te garanderen maar ook om het
het beleid te richten op de meest kwetsbare of deserving poor
werk prikkels te behouden
begrotingskosten onder controle te houden
legitieme sociale systemen te creëren

104
Q

beïnvloedende factoren op beleidsniveau

A

hoe gericht is de maatregel
manier van targeten
type en structuur van de maatregel
mate van discretionaire ruimte in regelgeving

105
Q

beïnvloedende factoren op administratief niveau

A

manier van informatieverspreiding
gebruiksvriendelijkheid van de aanvraagprocedure
interne organisatie administratie
samenwerking met externe organisaties en administraties
outreachende acties
herinnering voor afspraak

106
Q

beïnvloedende factoren op breeder contextueel niveau

A

direct effect op individuele uitkomsten
indirect effect via invloed op administratie en wetgeving

107
Q

oplossingen voor non take up op administratief niveau

A

informeren
fysieke en psychosociale toegankelijkheid
vereenvoudigde aanvraagprocedure
onzekerheid beperken
initiatief nemen
privacy garanderen

108
Q

oplossingen van non take up op beleidsniveau

A

4 niveaus van automatische toekenning van rechten
administratieve vereenvoudiging
proactief identificeren en contacteren
automatische actualisering van recht
automatische opening van recht

109
Q

uitdagingen en aandachtspunten bij verdere automatisering

A

complexiteit van toekenningsvoorwaarde
onvolledige gekoppelde databanken
belang van up to date informatie
privacy issues

110
Q

hiërarchie in beleidsniveaus

A

algemene productie en distributie van goederen en diensten
algemeen economisch beleid en arbeidsbeleid
sociale diensten
sociale zekerheid
sociale bijstand

111
Q

het verdrag van lissabon

A

de unie brengt een interne markt tot stand, ze zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van europa op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang en van een hoog niveau ben bescherming en verbeering van kwaliteit van milieu, de unie bevordert wetenschappelijke en technische vooruitgang

112
Q

uitdaging van globalisering

A

confrontatie met quantum shift naar een nieuwe kennisgebaseerde economie

113
Q

strategisch doel

A

meest competitieve en dynamische kennis gebaseerde economie worden
duurzame economische groei met meer en betere jobs
betere sociale cohesie

114
Q

omc

A

open methode van coördinatie
vorm van intergouvernementele beleidsvoering met niet bindend karakter gebaseerd op
gemeenschappelijke doelstellingen
opvolging van de doelstellingen dmc indicatoren
mutual learning
richtlijnen voor beleid
nationale raporteringen

115
Q

sociale integratie

A

toegang coor iedereen tot de middelen rechten en diensten die nodig zijn voor deelname aan de samenleving, het voorkomen en aanpakken van uitsluiting en het bestrijden van alle vormen van discriminatie die tot uitsluiting leiden

116
Q

impact lissabon strategie en omc sociale bescherming en sociale inclusie

A

positief
sociaal beleid als onderdeel van globale beleidsstrategie
sociaal beleid als productieve factor
ontwikkeling van beleidsinstrumentarium
zichtbaarheid van sociale kwesties in eu en nationale beleidsvorming
negatief
ocm blijft proces in marge van financiële economische beleidsprocessen
impact op de doelstellingen beperkt
nationale actieplannen dikwijls micro measures for micro categories

117
Q

pijlers van europa 2020

A

macro economische controle
monitoren van begrotingen, budgetten en schulden van de lidstaten
thematische coördinatie

118
Q

hoofddoelstellingen van europa 2020

A

tewerkstellingen
onderzoek en ontwikkeling/innovatie
klimaatverandering en energie
onderwijs
armoede en sociale uitsluiting

119
Q

europees semester

A

cyclus van economisch beleid en coördinatie die wordt toegepast binnen europese unie
ontworpen om de economische prestaties van de lidstaten te beoordelen, beleidsaanbevelingen te formuleren en coördinatie tussen lidstaten te bevorderen

120
Q

impact van het europa 2020 en het europees semester op het sociaal beleid van de eu

A

inhoudelijke evolutie van beleid
automatische stabilisatoren deden overheidsuitgave stijgen: sociale ransfers compenseren het verlies aan inkomen, stabilisatie was kort

121
Q

cpr

A

country specific recommendations
voornamelijk budgettaire economisch om overheidsschulden te dichten

122
Q

europese pijler van sociale rechten

A

2017
20 principes rond 3 thema’s
gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt
billijke arbeidsvoorwaarde
sociale bescherming en inclusie

123
Q

green deal

A

klimaatneutraliteit tegen 2050
economische groei zonder uitputting grondstoffen
niemand achterlaten

124
Q

realisaties van actieplan europese pijler voor sociale rechten

A

richtlijn rond minimumloon afdwingbare principes
aanbeveling minimumloon
kind garantie aanbeveling
aanbeveling langdurige zorg
european platform of combating homelessness
rapport high level group on the future of social protection and the welfare state
richtlijn platform werk

125
Q

basisinkomen

A

periodieke contante betaling die onvoorwaardelijk wordt verstrekt aan iedereen op individuele basis, zonder inkomens of werkeis

126
Q

de steun van de bevolking voor een basisinkomen is afhankelijk

A

van individuele kenmerken
van de bredere context waarin mensen leven
de opzet van het basisinkomen
de voorspelde beleidsresultaat van het basisinkomen

127
Q

politieke reuzen die de uitvoering van een basisinkomen in de weg staan

A

mensen die meer invloed hebben op de politiek zijn meer tegen een inkomen
conflict tussen vraag en capaciteit
negatieve vooringenomenheid
connotaties van woordgebruik
verzamelen van gegevens en omgaan met geen respons
veel verschillende versies van het basisinkomen
overweldigend
dilemma tussen vage vraag of zeer gespecificeerde vraag, voor velen te complex om te begrijpen

128
Q

drie scenario’s voor regeringen om de klimaatcrisis het hoofd te bieden

A

irrationeel optimisme
groene groei
ontkoppeling van economische groei en koolstofemissies door vergroening van de economie

129
Q

ontgroei

A

brengtde mondiale economische activiteit in lijn met de ecosystemen van de aarde (ecologisch plafond en zorg voor sociale vloeren

130
Q

degrowth

A

een rechtvaardige terugschaling van productie en consumptie die het menselijk welzijn vergroot en de economische omstandigheden op lokaal en mondiaal niveau verbetert, op korte en lange termijn

131
Q

easterlin paradox

A

de ogenschijnlijke tegenstelling tussen het stijgende inkomen van individuen in een samenleving en hun geluksgevoel of tevredenheid over het leven. Het idee is dat hoewel het inkomen in veel landen in de loop van de tijd is toegenomen, de geluksniveaus niet evenredig zijn gestegen

132
Q

het dubbele onrecht

A

walker en gough
min of meer ambitieuze klimaatdoelstellingen hebben distributieve gevolgen en implicaties voor de sociale rechtvaardigheid
verschillende maatschappelijke groepen hebben verschillende verantwoordelijkheden voor cc en lijden onder verschillende gevolgen