smueige Flashcards

1
Q

smeuige

A

interessante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

merkwaardig

A

bijzonder/ bizar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

communicatie

A

een boodschap overbrengen aan iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

manipuleren

A

iemand opzettelijk misleiden zonder dat hij/zij het merkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opzadelen met

A

iemand iets laten deon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cognitieve

A

hoe je kunt leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fascinerend

A

heel interessant; boeiend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fictieve

A

niet echt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gretig

A

ethousiast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

erkent

A

geeft toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

globale

A

algemene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(iemand) de mond snoeren

A

zorgen dat het stil word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

op eigen houtje

A

op eigen initiatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een kolfje naar de hand

A

wanneer iets makkelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zwart-op-wit

A

een schriftelijk bewijs van iets hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

met hangende pootjes

A

ootmoedig; zonder dat je iets wilt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

over de streep trekken

A

zorgen dat hij/zij het toch doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de les lezen

A

negatief raadgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

spectaculaire

A

buitengewone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

opkomst

A

groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

communicatie

A

uitwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

verstandhouding

A

relatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

virtueel

A

via internet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

permanente

A

onafgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
interesses
belangstellingen
26
intieme
vertrouwelijk
27
fysiek
lijfelijk
28
frequent
vaak
29
volstaan met
genoeg zijn
30
doorgaans
vaak
31
onbenullig
onnozel
32
alles goed en wel
alles leuk en aardig maar..
33
alles kort en klein
alles vernielen
34
bont en blauw
zwaar toegetakeld
35
heg nog steg weten
de weg niet weten
36
huis en haard verlaten
alles wat je bezit achterlaten
37
kant nog wal raken
nergens op slaan
38
met hangen en wurgen
met veel moeite
39
met horten en stoten
niet soepel verlopend
40
open en bloot
zonder schaamte/ zeer openlijk
41
schots en scheef
rommelig
42
te hooi en te gras
zonder systeem/ zo nu en dan
43
zonder slag of stoot
zonder tegenstand
44
in kannen en kruiken
goed geregeld en voor elkaar
45
van toeten noch blazen weten
ergens niks van weten
46
in vuur en vlam staan
heel erg verliefd en enthousiast zijn
47
have en goed
al iemands bezittingen
48
mitsen en amren
bezwaar hebben
49
pracht en praal
ontzettend mooi en met veel versieringen
50
teweegbrengt
veroorzaakt
51
individu
afzonderlijk mens of dier
52
afwijzing
weigering
53
gesteldheid
toestand;staat;conditie
54
willekeur
grilligheid
55
interactie
wisselwerking
56
tot de verbeelding spreekt
veel indruk maakt; de fantasie stimuleert
57
verantwoordelijkheid
aansprakelijkheid: plicht die iets met zich meebrengt
58
in de bres springen voor
opkomen voor
59
dimensie
afmeting; strekking van iets.
60
de kommer en kwel
narigheid, elende, treurigheid
61
vast en zeker
heel open- heel zelfstandig
62
nooit ofte nimmer
echt helemaal nooit
63
hoe je het ook wendt of keert
hoe je het ook bekijkt