slokdarm, maag, duodenum Flashcards

1
Q

dysfagie =

A

het GEVOEL dat het voedsel blijft steken tijdens de passage vd farynx nr maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

orofaryngeale dysfagie =

A

bolus k niet vanuit de orofarynx in de slokdarm w gebracht (slikstoornis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2 vormen van dysfagie

A

Organische dysfagie

Functionele dysfagie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Organische dysfagie =

A

vernauwing van het slokdarmlumen dr organisch letsel (strictuur of tumor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functionele dysfagie =

A

afsluiten lumen door contractie van de wand (vb. spasme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van welke dysfagie z deze kenmerken?

  • Dadelijk zowel voor vast als vloeibaar
  • pijnaanvallen los van de de voedselbolus, ‘s nachts (diffuse SD spasmen)
A

Functionele dysfagie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Van welke dysfagie z deze kenmerken?

  • initieel enkel voor vast voedsel
  • voedselimpactie bij grote en taaie bolus
  • progressief ontstaan.
A

Organische dysfagie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Odynofagie =

A

pijn in aansluiting met de slikact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oorzaak van globusgevoel?

A

onbekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geen duidelijk verband met de slikbeweging + de klachten verdwijnen meestal tijdens het eten
= kenmerken van?

A

globusgevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • geen duidelijk verband met de slikbeweging
  • de klachten verdwijnen meestal tijdens het eten
  • vooral bij nerveuze personen
  • onzekere oorzaak

= kenmerken van?

A

globusgevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

snelle of trage progressie ikv organische dysfagie wijst op?

A

Snellere progressie -> maligne tumor/oorzaak

Tragere/geen progressie -> goedaardig letsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

functionele dysfagie komt bv voor bij primaire motoriekstoornissen zoals …?
(2 voorbeelden)

A
  • achalasie

- diffuse spasmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

functionele dysfagie komt bv voor bij primaire motoriekstoornissen zoals …?
(2 voorbeelden)

A
  • achalasie

- diffuse spasmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

odynofagie duidt meestal op?

A

ontstekingsletsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

impactiepijn =

A

doffe tot krampende pijn restrosternaal -> veroorzaakt door contracties boven een geimpacteerde bolus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

NCCP =

A

non-cardiac chest pain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat voor pijn is NCCP?

A

Retrosternale krampende of toesnoerende pijn

zonder verband met boluspassage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Dysfagie en/of odynofagie is een alarmteken -> wat is nodig?

A

esofagogastroscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Pyrosis/zuurbranden =

A

branderig gevoel dat opstijgt achter het sternum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

pyrosis is typisch voor?

A

gastro-oesofagale reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Regurgitatie =

A

zuur, bitter of niet-zuur vocht dat tot in de mond komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

zure regurgitaties komen vooral voor bij?

A

bij neerliggen, vooroverbukken, ….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Esofagogastroduodenoscopie -> doeleinden? (2)

A

Diagnostisch (visualisatie, mogelijkheid tot nemen v biopsies)

Therapeutisch (behandeling; bv ligaturen, clips, prothese, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wnr echoendoscopie doen?

A

bij vermoeden v maligne letsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

vermoeden slokdarmlijden -> het eerste diagnostisch onderzoek is vaak …?

A

video-endoscopie van slokdarm-maag-duodenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Technische onderzoeken bij vermoeden slokdarmlijden?

4

A
  • endoscopie (+ biopsie)
  • pH meting
  • manometrie
  • radiologische onderzoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

manometrisch onderzoek slokdarm =

A

het meten v intraluminele drukken in de slokdarm

- in rust & na deglutitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

onderzoek als evaluatie vd slokdarmmotoriek?

A

manometrisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

welke structuren w geëvalueerd bij manometrisch onderzoek ?

A
  • gastro-oesofagale sfincter
  • faryngo-oesofagale sfincter
  • slokdarmlichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

manometrie = diagnostisch voor / essentieel bij vermoeden van?

A

motorische stoornissen (zoals achalasie en slokdarmspasmen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wrm w de drukken bij manometrie simultaan gemeten op vss niveaus in de slokdarm?

A

om de peristaltiek (contracties) & de relaxatie vd sfincter na een slikbeweging te ku volgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

pH meting -> meestal registratie over ? uur

A

24

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

waar w de dunne sonde (via de neus) bij pH meting gepositioneerd?

A

vlak boven de onderste sfincter

Soms tweede sensor in de proximale slokdarm of maagfundus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

registratie van ‘events’ dr patiënt bij pH meting (event-marker) -> wat k hierdoor onderzocht w?

A

de associatie tss de refluxepisodes en de klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

wat w geregistreerd bij gecombineerde pH-impendatiemeting

A
  • pH

- intraluminele geleidingsveranderingen (tss gepaarde electroden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

welke reflux w waargenomen bij pH meting?

A

ALLE reflux

ook bv niet-zure galreflux of lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

radiologisch onderzoek ikv slokdarmaandoeningen z vooral nuttig om?

A

bepaalde organische letsels aan te tonen

  • > meerwaarde bij:
    • divertikels (pulsie-, tractie-, intramuraal)
    • fistels naar trachea
    • ring van Schatzki
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

CT-thorax ikv slokdarmaandoeningen: essentieel om/voor …?

A
  • extramurale letsels (bv fistels, tumoren) ih licht te stellen
  • de stadiëring van tumoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

RX-slikact ikv slokdarmaandoeningen: performantste onderz voor evaluatie van …?

A

slikstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

RX-video ikv slokdarmaandoeningen: voor verder beoordelen van …?

A

motorische of functionele stoornissen vd slokdarm

bv. achalasie of SD spasmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

RX-slokdarm met barium en slikact: voor evaluatie van …?

A

stenosen, fistels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

welke informatie levert RX-slikact?

A

zowel functionele als morfologische info over de faryngo-oesofagale overgangszone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

RX-video vd slokdarm gebeurt klassiek met? (2)

A
  • vloeibaar contrast

- vaste bolus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

gastro-oesofagale refluxziekte =

A

als er symptomen of complicaties zijn die je kan toeschrijven aan terugvloei van maaginhoud tot in de slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

typische symptomen van reflux?

A
  • pyrosis

- zure regurgitaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

ikv refluxziekte:

PPW en sensitiviteit als pyrosis en zure regurgitaties aanw z als dominante klacht?

A

positief predictieve waarde: zeer hoog

sens: laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

atypische klachten van reflux?

A
  • thoracale pijn
  • astma
  • neus-keel-oor verschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

symptomen suggestief voor complicaties van reflux?

A
  • organische dysfagie
    (bij: peptische strictuur, tumor)
  • odynofagiepijn
    (bij: ernstige oesofagititsletsels)
  • ferriprieve anemie
    (bij: belangrijke erosieve oesoagitisletsels met ulcera)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

risicofactoren reflux

A
  • levensstijl (overgewicht, roken, koffie, …)
  • vertraagde maagwerking
  • breuk/hernia
    (gasto-oesofagale sfincter nt meer binnen diafragmapijlers)
  • medicatie
  • leeftijd (reflux stijgt met leeftijd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

druk in UOS

A

100-130 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

druk in slokdarmlichaam

A
  • 5 mmHg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

druk in LOS

A

15-45 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

druk in maag

A

5-10 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

ontstaansmechanisme refluxziekte (dubbel)

A
  • inefficiente abtirefluxbarrière (LOS)

- deficiënte zuurklaring uit onderste deel slokdarm (etsend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

oorzaken vd deficiente sfincterfunctie ikv refluxziekte? (2)

A

-Anatomisch (continu lage sfincter druk):
sliding hernia, …

-Functioneel:
toegenomen transiente relaxaties….

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

TLESR’s

A

transient lower esophageal sphincter relaxations

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

2 onderdelen vd normale zuurklaring (slokdarm)

A
  • volumeklaring (zwaartekracht & peristaltiek)

- chemische klaring (bicarbonaat in speeksel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

elementen vh refluxaat etsend vr het malpigiaans epitheel slokdarm?

A
  • zuur, pepsine

- mogelijk galzouten
zouden vooral bel ku z bij het ° van Barret-mucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

hoe galzouten in refluxaat meten?

A

te meten met lichtabsorptie-Bilitec monitoring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

mucusale defensie vd slokdarm: vermindert de irritatie v etsende stoffen -> deze defensie berust op?

A

aanwezigh ve glycoproteïne (als cement tss de cellen + op tight junctions)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

gevolgen v reflux?

A

ontsteking
erosies vh slijmvlies
activatie afferente zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Fysiologische reflux

A

(bij iedereen aanwezig)
vooral postprandiaal,
geen klachten, geen letsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Pathologische reflux

A

Reflux die klachten en/of letsels veroorzaakt

–> pH meting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Niet-erosieve GERD

A
  • refluxklachten aanwezig
  • geen endoscopische letsels
  • pH metrie afwijkend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

erosieve GERD:

A
  • met endoscopische letsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

endoscopische letsels ikv erosieve refluxziekte -> classificatie voor graden van oesofagitis

A

Los Angeles classificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Los Angeles classificatie graad A

A

solitaire erosies < 5 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Los Angeles classificatie graad B

A

solitaire erosies > 5 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Los Angeles classificatie graad C

A

confluerende erosies < 75% vd omtrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Los Angeles classificatie graad D

A

circulaire confluerende erosies > 75% vd omtrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

verwikkelingen GERD

A
  • ulcus
  • peptische strictuur
  • metaplasie (cilindrisch epitheel)
  • > indien intestinale metaplasie (Barrett): PREMALIGNE
73
Q

intestinale metaplasie prox vd LOS: gekenmerkt dr

A

slijmbekercellen

74
Q

Barrett-slokdarm =

A

metaplastisch epitheel id distale slokdarm
(meestal intestinaal type id biopsies)
+
endoscopisch zichtbaar opschuiven van Z-lijn naar proximaal vd sfincter

75
Q

wat is de Z-lijn bij Barrett?

A

junctie twee types epitheel

-> squamocolumnaire junctie

76
Q

Barrett-slokdarm is steeds een bewijs van?

A

chronische GERD

77
Q

waarom endoscopische follow-up (met biopsie) bij Barrett?

A

Barrett-slokdarm is voorbeschikt tot de ontwikkeling ve oesofagaal adenocarcinoom

78
Q

wrm is lengte belangrijk bij Barrett?

A

kankerrisico neemt toe met een langer segment

short segment barrett: < 3cm

79
Q

klachten bij Barrett?

A

soms weinig klachten (hyposensitiviteit?)

80
Q

evolutie van niet-erosieve refluxziekte

A

maar weinig neiging tot verergering

81
Q

evolutie van oesofagitis graad A

A

maar weinig neiging tot verergering

82
Q

diagnostische evaluatie GERD bij typische klachten

A
  • pyrosis en zure regurgitaties als dominant symptoom: refluxziekte zeer wss
  • endoscopie: evaluatie ernst vd oesofagitis + mogelijke verwikkelingen
83
Q

diagnostische evaluatie GERD bij atypische klachte

A

diagnose moet bewezen w met aanvullend onderzoek

  • Endoscopie
  • Therapeutische proef met PPI
  • pH meting, (zuurinfusietest volgens Bernstein nog zelden)
84
Q

atypische klachten GERD -> endoscopie -> oesofagitis teruggevonden: diagnose?

A

diagnose staat vast!

85
Q

pt > 50j met nieuwe klacht die slokdarmlijden suggereert -> wat doen?

A

steeds onderzoeken met een endoscopie!!

risico op Barrett en tumoren: stijgt met leeftijd

86
Q

therapeutische proef met hoge dosis PPI’s + een pH-meting (al dan niet gecombineerd met impedantiemeting): k vooral gebeuren bij het vermoeden van …?

A

niet-erosieve oesofagitits

87
Q

aangewezen als antirefluxchirurgie w voorgesteld?

A

preoperatieve evaluatie:

  • radiologische evaluatie met contrast (bv. RX-video): maaghernia?
  • manometrie: uitsluiten v postoperatief risico v dysfagie bij zeer ernstige peristaltische dysfunctie
  • nieuwe endoscopische evaluatie
  • kwantitatieve pH-meting
88
Q

behandelingsmogelijkheden GERD

A
  • Hygiënodiëtische maatregelen
  • Medicamenteuze therapie
  • Heelkunde
89
Q

Hygiënodiëtische maatregelen

A
  • hoogstand hoofdeinde
  • vermijden bepaalde voeding
  • vermagering
  • kijken of er begeleidende medicatie is die reflux induceert (bv cacliumantagonisten)
90
Q

mogelijke geneesmiddelen bij behandeling GERD

A
  • antacida en alginaat (milde vormen)
  • zuursecretieremmers: H2-blokkers (vooral intermitterend gebruikt)
  • protonpompinhibitoren (voorkeursbehandeling: krachtiger)
91
Q

ranitidine, cimetidine

A

H2-blokkers

92
Q

wnr PPI innemen voor optimale werking?

A

30min - 1u voor een maaltijd (meestal het ontbijt)

93
Q

endobrachy-osofagus =

A

andere naam voor Barrett denk ik :)

94
Q

antirefluxoperaties -> opties?

A
  • laparoscopische Nissen fundoplicatie
  • Belsey Mark thoracotomie
  • Collins verlengingsplastie bij een te korte slokdarm
95
Q

brachy-oesofagus =

A

een te korte slokdarm

96
Q

praktische aanpak van graad A en B oesofagitis

A

puur klachten controleren

kans op peptische strictuur vrijwel onbestaande

97
Q

praktische aanpak van graad C en D oesofagitis

A
  • klachten & letsels behandelen
    (want risico op STENOSEN, ULCUS)
  • heling opvolgen endoscopisch
    (nt alleen voortgaan op de verbetering v klachten)
98
Q

behandeling van stenose (verwikkeling GERD)

A

dilatatie

gesteund dr full-dose medicinale therapie

99
Q

behandeling van Barrett (verwikkeling GERD)

A
  • onderhoudstherapie PPI
  • follow-up (bioptisch; indien intestinale type)
  • endoscopische eradicatie (radiofrequentieablatie; zeker als tekens v dysplasie)
100
Q

Hygiënische maatregelen worden steeds aangeraden, maar zijn slechts een hulp
-> Vooral nuttig bij …?

A

poging tot verminderen of onderbreken van medicamenteuze therapie

101
Q

Klassieke behandeling van reflux-ziekte: erosieve oesofagitis?

A

medicamenteus:
- PPI aan volle dosis -> gedurende 4-8w

  • nadien: step-down tailoring
102
Q

PPI ikv behandeling erosieve oesofagitis: dosissen?

A

(es)omeprazole 40 mg
pantoprazole 40 mg

lansoprazole 30 mg

rabeprazole 20 mg

103
Q

step-down tailoring

A

men laat zich leiden door het effect op de klachten

104
Q

symptoomcontrole correleert veelal met controle van (erosieve) oesofagitis uitzondering = ?

A

patiënt met Barrett (klachten minimaal)

105
Q

klachten van niet-erosieve GERD in vgl met erosieve GERD?

A

Vaak klachten even intens als bij erosieve GERD (oesofagitis)
- maar moeilijker te behandelen

106
Q

Niet-erosieve gastro-oesofagale reflux ziekte

-> evolutie?

A

Risico op evolutie naar ernstige oesofagitis en/of complicaties is gering.

107
Q

Niet-erosieve GERD: geen oesofagitis: dus therapie-intensiteit & frequentie v inname ve PPI w bepaald door …

A

door het effect op de klachten

108
Q

wie voor endoscopie sturen ikv GERD?

A
- Risico-factoren:
Leeftijd boven de 50
Roken
Alcohol
NSAI gebruik
Familiale antecedenten
- Alarmsymptomen:
Dysfagie
Vermagering
Bloedverlies
(Nachtelijke klacten)
109
Q

welke therapie bij vermoeden GERD?

A

vermoeden GERD -> PPI therapie (eerst endoscopie indien risicofactoren/alarmsymptomen)

110
Q

wat doen wnr persisterende symptomen na PPI therapie ikv GERD?

A

Refractaire reflux:

  • dubbele dosis v PPI geven
  • ook mogelijk: associëren v antacida, alginaten, prokinetica, reflux inhibitor (baclofen)
111
Q

wat doen wnr nog steeds geen verbetering na dosis PPI verdubbelen ikv persisterende symptomen bij GERD?

A
  • endoscopie
  • 24u pH/impedantie op PPI
  • > pos: anti-refluxoperatie overwegen
  • > neg: andere oorzaak overwegen
112
Q

normaal epitheel in slokdarm?

A

het meerlagig plaveiselepitheel

113
Q

columnair epitheel (= éénlagig klierepitheel) in slokdarm?

A

metaplasie, biedt beter weerstand aan zure maaginhoud

114
Q

Barrett slokdarm bij hoeveel % vd pt’en met reflux?

A

10%

115
Q
Caucasian
Male
Increasing age
Waist circumference
Longstanding GERD symptoms
Hiatal hernia
H. pylori absence

= risicofactoren voor?

A

Barrett-slokdarm

116
Q

primaire motiliteitsstoornis slokdarm =

A

motorische stoornis vd slokdarm is de belangrijkste afwijking

117
Q

voorbeelden primaire motiliteitsstoornis slokdarm

A
  • achalasie
  • distale slokdarmspasmen
  • jackhammer-slokdarm
118
Q

secundaire motoriekstoornissen slokdarm =

A

motorische stoornis vd slokdarm -> is een onderdeel ve eerder gegeneraliseerde aandoening

119
Q

voorbeelden secundaire motoriekstoornissen slokdarm

A

spierziekten:

  • sclerodermie: spierziekte vd gladde spieren
  • myotone dystrofie: spierziekte vd gestreepte spieren
  • ziekte van Steinert: spierziekte vd gestreepte spieren

neurologische aandoeningen:

  • afwijkingen CZS (bv CVA, ziekte v Parkinson)
  • afwijkingen PZS (bv alcoholische en diabetische neuropathie)
120
Q

achalasie: meer bij mannen of vrouwen?

A

mannen

121
Q

piekincidentie achalasie

A

op middelbare leeftijd (maar k ook kinderen en ouderen treffen)

122
Q

oorzaak achalasie

A

degeneratie v inhibitorische neuronen (NO) in plexus v Auerbach
-> overwicht van excitatorisch cholinerge bezenuwing (hypertonie)

123
Q

klachten achalasie

A
  • FUNCTIONELE dysfagie
  • Pijn: krampende RS pijn, ‘s nachts, vooral in het begin vd ziekte
  • Regurgitaties dr stase (niet-zuur, vnl postprandiaal en bij platliggen)-> evtl aspiratie-pneumonie
  • Vermagering dr vermijden van voedsel -> evtl cachexie
124
Q

aan achalasie denken obv … ?

A

het verhaal: ziektegeschiedenis v pijn gevolgd dr functionele dysfagie

125
Q

DD achalasie

A

psychogene vermagering

anorexia nervosa

126
Q

endoscopie bij diagnose v achalasie?

A

endoscopie met biopsie:

  • draagt op zich niet positief bij tot de diagnose,
  • maar dient om een organische stenose thv LOS uit te sluiten (pseudoachalasie)
127
Q

manometrisch onderzoek bij achalasie -> drukpatroon?

A

(pathognomonisch)

AFWEZIGHEID van:

  • post-deglutitieve relaxaties vd sfincter
  • peristaltische contracties (-> vervangen dr simultane drukgolven)
128
Q

achalasie op RX slokdarm?

A
  • vogelbekbeeld (niet-relaxerende LOS)
  • slokdarmlichaam: gedilateerd, soms kronkelig of s-vormig
  • geen luchtbel in de maag
129
Q

wat is aangewezen bij achalasie die >10j aanhoudt?

A

2-3jaarlijkse endoscopie

130
Q

achalasie h een verhoogde incidentie v … ?

A

spinocellulair epithelioom

131
Q

verwikkelingen v achalasie

A

slikpneumonie

dr regurgitaties en aspiratie voedselresten

132
Q

behandeling achalasie

A

Geen etiologische behandeling mogelijk

Medicamenteus: spasmolytica, calciumantagonisten
(effect is beperkt, slechts tijdelijk als overbrugging)

Interventies

  • Endoscopisch
  • Chirurgisch
133
Q

endoscopische interventies ikv achalasie

A
  • Hydrostatische ballondilatatie LOS (tot 4 cm): perforatierisico, te herhalen
  • Botox injectie in sfincter (6 m effect)
  • POEM (perorale endoscopische myotomie): myotomie via het lumen
134
Q

intrasfincteriële injectie v botulinetoxine ikv achalasie gebeurt via een …

A

oesofagoscoop

135
Q

chirurgisch interventies ikv achalasie

A

myotomie volgens Heller

+ vaak samen met: anti-refluxingreep

136
Q

Distale/diffuse slokdarmspasmen: oorzaak?

A

ook defect van inhibitorische myenterische neuronen

137
Q

DD diffuse slokdarmspasmen

A

angor pectoris !!! (frequenter, ischemisch hartlijden)

syndroom van Tietze (musculoskeletale pijn thv costosternale gewrichten)

138
Q

klinische presentatie v diffuse slokdarmspasmen

A

RS pijn initieel (los van voeding)
(-> NCCP)

in latere fase dysfagie (functionele type)

139
Q

radiologie diffuse slokdarmspasmen

A

nut cracker esophagus / kurkentrekkersslokdarm

140
Q

manometrie diffuse slokdarmspasmen

= diagnostisch

A
  • simultane distale contracties, (repetitieve en niet-peristaltische contracties)
  • bewaarde relaxaties LES na deglutitie
141
Q

er is sprake v jackhammer-slokdarm bij …

A

zeer hoge drukontwikkeling

142
Q

diagnose stellen v diffuse slokdarmspasmen obv?

A
  • ziektegeschiedenis
  • RX
  • manometrie
143
Q

behandelingsopties v diffuse slokdarmspasmen?

A

MEDICAMENTEUS: Ca-antagonisten, nitraten, botox, spasmolytica, ….

Slechts uitzonderlijk: (verlengde) chirurgische myotomie

144
Q

welke klacht beantwoordt beter aan therapie bij diffuse slokdarmspasmen: dysfagie of pijnklachten/spasmen?

A

dysfagie beantwoordt beter dan pijnklachten/spasmen!

145
Q

eosinofiele oesofagitis: kenmerken

A

tekens van fibrose op endoscopie

eosinofiele infiltratie op biopsie

146
Q

eosinofiele oesofagitis: meer bij mannen of vrouwen?

A

mannen

147
Q

piekincidentie eosinofiele oesofagitis?

A

20-40j

148
Q

antecedenten eosinofiele oesofagitis?

A

atopische asthma, atopie / eczema als kind

-> verband met allergie

149
Q

klachten eosinofiele oesofagitis?

A

-Organische dysfagie en impacties
(dr vernauwingen dr ontsteking of fibrose)

-Odynofagie of RS pijn

150
Q

diagnose eosinofiele oesofagitis

A
  • endoscopie: ringvormige vernauwingen en treinsporen
  • biopsies: >15 eosfinofielen /HPF
  • distale en proximale biopsies: eosfinofielen distaal ikv refluxziekte
151
Q

treinsporen bij eosinofiele oesofagitis op endoscopie

A

wit exsudaat of lineaire erosies

152
Q

pseudo-trachealisatie

A

ringvormige vernauwingen in uitgesproken gevallen

153
Q

eosinofiele oesofagitis : behandeling?

A

lokale/topische steroiden (budesonide: gel, puffs)

Systemische steroieden (prednisone): zelden nodig

Dilatatie rigide stenosen/fibrose (endoscopisch)

Eliminatiedieet (allergenen wegnemen)

(PPI trial [soms moeilijk te differentieren van Reflux])

154
Q

ring van Schatzki =

A

membraan of korte ring (mucosa hyperplasie)
thv gastroesofagale sfincter
(steeds in de aanwezigheid ve kleine hiatushernia)

155
Q

ring van Schatzki: meer bij mannen of vrouwen?

A

mannen

156
Q

verband tss leeftijd en ring van Schatzki

A

toename met leeftijd

157
Q

ringdiameter ring van Schatzki

A

< 13mm: steeds problemen

> 20mm: bijna nooit problemen

158
Q

mogelijke klacht bij ring v Schatzki?

A

Dysfagie vh organische type

159
Q

diagnose ring van Schatzki w gesteld obv?

A
  • radiologisch onderzoek !

- endoscopie (frequent gemist bij grotere doormeter)

160
Q

radiologisch onderzoek ikv ring van Schatzki: best zichtbaar na …?

A

maximale slokdarmexpansie

met contrast

161
Q

Congenitale slokdarmatresie: wnr vastgesteld?

A

vlak na geboorte

opm: heelkunde met belangrijke morbiditeit

162
Q

radiologisch beeld bij ring van Schatzki

A

bilaterale smalle/ondiepe inkeping op de plaats vd B-ring

163
Q

therapie bij ring v Schatzki?

A

Enkel bij symptomen

Endoscopisch inscheuren (met Savary-bougies) of (ballon)dilatatie

Zeer zeldzaam: chirurgie (vooral zo geassocieerde pathologie)

164
Q

Candidiasis (=moniliasis): verwekker?

A

candida albicans (normale commensaal vd mondholte)

165
Q

klachten v candidiasis vd slokdarm

A
  • ernstige odynofagie (plots optredend)

- soms continue RS pijn

166
Q

Candida albicans k overgroeien in de keel en slokdarm bij de volgende omstandigheden:

A
  • slechte alg toestand
  • onder AB of systemische CS
  • bij immuunsuppressie / bij immuun-gecompromitteerde pt’en
  • chron gebruik v inhalaties met topische steroïden vr astma bronchiale / cortisone inhalator bij COPD
167
Q

ikv candidiasis vd slokdarm:

endoscopie = diagnostisch (wat zie je?)

A

Wit-geel beslag/plaques
(tonen C. albicans bij biopsie en kleuring)

Onderliggend ontsteking (onder de plaques: hyperemische friabele mucosa)

opm: vaak is er ook moniliasis is de mond- en keelholte aanw

168
Q

histologische diagnose van candidiasis vd slokdarm

A
  • knopvormende gisten (alleen dit is niet voldoende!)

- aantoonbare pseudohyfen ih weefsel (

169
Q

behandeling v candidiasis vd slokdarm

A

lokaal/topisch nystatine (in oplossing) of myconazole
OF
systemische anticandidamedicatie (bij ernstigere vormen)
bv fluconazole, ketoconazole

170
Q

virale oesofagitis: mogelijke verwekkers?

A

bepaalde virussen

-> vnl herpesviridae (HSV, HZV, CMV)

171
Q

wat zie je op endoscopie bij virale oesofagitis?

A

kleine atone ulcera en erosies

ih onderste slokdarmsegment

172
Q

wie heeft verhoogd risico op virale oesofagitis?

A

pt’en met verminderde immuunafweer

bv immuunsuppressie

173
Q

behandeling v virale oesofagitis?

A

Antivirale therapie indien symptomatisch (acyclovir, ganciclovir)

174
Q

infectie/ontsteking vd slokdarm met caustische oorzaak => mogelijke stoffen?

A
  • Medicatie: bisfosfonaten, Ca antagonisten: BEJAARDEN

- Drinken van sterke base

175
Q

Graden van caustische esofagitis:

A
  • erytheem
  • Erosies
  • Ulcera (>1 cm, microscopie: dieper dan mucosa)
  • Denudatie, zwart beslag: leidt tot stenosen
176
Q

behandeling v caustische oesofagitis?

A

Kan ernstige gevolgen hebben:

  • onmiddellijke heelkunde
  • veelvuldige dilatatie achteraf
177
Q

Twee soorten tumoren vd slokdarm?

A
  • Malpighiaans epitheel: epithelioom, squameus cel Ca

- Cilindercellig epitheel (+/-Barrett): adenocarcinoom

178
Q

Tumoren van de slokdarm: symptomen?

A

dysfagie, impactie, vermagering..

179
Q

Tumoren van de slokdarm: diagnose?

A

endoscopie met biopsie