Sleutelwoorden Flashcards
Mais
Maar
Cependant
Toch, maar, evenwel
Pourtant
Toch
Néanmoins
Maar, niettemin
Quand même
Toch
En revanche
Daarentegen
Au contraire
Integendeel
Malgré
Ondanks
Sinon
Zoniet
Tout de même
Toch, echter, evenwel
Toutefois
Toch, echter, evenwel
Au lieu de
In plaats van
On a beau + inf
Ook al + ww
Á cause de
Vanwege
Par conséquent
Dientengevolge, daarom
Donc
Dus
Voilá pourquoi
Daarom
C’est pourquoi
Daarom
Car
Want
Parce que
Omdat
Cela s’explique par le fait que
Dat is te verklaren door het feit dat…
Aussi
Ook
C’est que
Dat komt doordat
Si
Als, indien
À condition que
Op voorwaarde dat
Pourvu que
Mits, als..maar
Effectivement
Inderdaad
Naturellement
Natuurlijk
Notament
Met name
Non seulement… mais aussi
Niet alleen…maar ook
Même
Zelfs
Quand
Wanneer
avant
voor, voorheen
apres *
na, nadien
hier
gisteren
aujourd’hui
vandaag