Signaalwoorden Flashcards
voordat
tijd(volgorde)
vroeger
tijd(volgorde)
aanvankelijk
tijd(volgorde)
eerst
tijd(volgorde)
eerder(e)
tijd(volgorde)
nadat
tijd(volgorde)
daarna
tijd(volgorde)
later(e)
tijd(volgorde)
wanneer
tijd(volgorde)
intussen
tijd(volgorde)
tegelijkertijd
tijd(volgorde)
en
opsomming
ook
opsomming
verder
opsomming
ten eerste, ten tweede, ten derde, etc
opsomming/tijds(volgorde)
in de eerste plaats, in de tweede plaats, in de derde plaats, etc
opsomming
daarnaast
opsomming
bovendien
opsomming
vervolgens
opsomming
ten slotte
opsomming
maar
tegenstelling
echter
tegenstelling
toch
tegenstelling
niettemin/desalniettemin
tegenstelling
desondanks
tegenstelling
daarentegen
tegenstelling
aan de ene kant/aan de andere kant
tegenstelling
enerzijds
tegenstelling
anderzijds
tegenstelling
hoewel
tegenstelling
ofschoon
tegenstelling
integendeel
tegenstelling
daar staat tegenover
tegenstelling
net zoals
overeenkomst/vergelijking
hetzelfde als
overeenkomst/vergelijking