SET 1 - 300 woorden Flashcards
Hallo! Dag!
Hallo!
Hallo!
Hallo!
Goedemorgen!
Guten Morgen!
Goedemiddag!
Guten Tag!
Goedenavond!
Guten Abend!
gedag zeggen (groeten)
grüßen
Hoi!
Hallo!
groeten (het)
Gruß (m)
verwelkomen (ww)
begrüßen
Hoe gaat het?
Wie geht’s?
Is er nog nieuws?
Was gibt es Neues?
Dag! Tot ziens!
Auf Wiedersehen!
Tot snel! Tot ziens!
Bis bald!
Vaarwel! (inform)
Lebe wohl!
Vaarwel! (form)
Leben Sie wohl!
afscheid nemen (ww)
sich verabschieden
Tot kijk!
Tschüs!
Dank u!
Danke!
Dank u wel!
Dankeschön!
Graag gedaan
Bitte!
Geen dank!
Keine Ursache!
Geen moeite!
Nichts zu danken!
Excuseer me, … (inform.)
Entschuldige!
Excuseer me, … (form.)
Entschuldigung!
excuseren (verontschuldigen)
entschuldigen
zich verontschuldigen
sich entschuldigen
Mijn excuses
Verzeihung!
vergeven (ww)
verzeihen
Maakt niet uit!
Das macht nichts!
alsjeblieft
bitte
Vergeet het niet!
Nicht vergessen!
Natuurlijk!
Natürlich!
Natuurlijk niet!
Natürlich nicht!
Akkoord!
Gut! Okay!
Zo is het genoeg!
Es ist genug!
ik
ich
jij, je
du
hij
er
zij, ze
sie
het
es
wij, we
wir
jullie
ihr
U (form., enk.)
Sie
U (form., mv.)
Sie
zij, ze
sie
meneer
Herr
mevrouw
Frau