Semana 8 - koelkast/koken/gerecht maken Flashcards
1
Q
de kaas
A
el queso
2
Q
de ontbijtgranen
A
los cerceales
3
Q
de groenten
A
la verdura
4
Q
de sla
A
la lechuga
5
Q
de aardappel
A
la patata s
6
Q
de kers
A
la cereza
7
Q
de tomaat
A
el tomate s
8
Q
de melk
A
la leche
9
Q
de yoghurt
A
el yogur es
10
Q
de boter
A
la mantequilla
11
Q
het koekje
A
la galleta s
12
Q
de pasta
A
la pasta
13
Q
het vlees
A
la carne
14
Q
het ei
A
huevo s
15
Q
de rijst
A
el arroz
16
Q
de vis
A
el pescado
17
Q
de honing
A
la miel
18
Q
peren
A
peras
19
Q
suiker
A
el azucar
20
Q
zout
A
la sal
21
Q
olijf olie
A
el aceite de oliva
22
Q
appelen
A
manzana s
23
Q
de citroen
A
el limon
24
Q
de wortel
A
la zanahoria
25
de peper
la pimienta
26
frisdrank
refresco
27
brood
pan
28
bananen
platanos
29
mandarijnen
mandarinas
30
appelsien
naranja
31
frambozen
frambuesas
32
snijbiet
ecelga espinacas
33
selder
apio
34
brocoli
brocoli
35
courgette
calabacin
36
asperges
esparragos
37
sla
lechuga
38
paprika
pimientos
39
look
ajo
40
de ui
la cebolla
41
confituur
mermelada
42
prei
puerro
43
shampoo
champu
44
vis
el pescado
45
vlees
el carne
46
schillen
pelar
47
snijden (in blokjes)
cortar (en dados)
48
wassen
lavar
49
toevoegen
echar
50
mengen
mezclar
51
blenden
triturar
52
opwarmen
calentar (e>ie)
53
koken
cocer (o>ue)
hervir (e>ie)
54
frituren
freir (e>i)
55
invriezen
congelar
56
kloppen
batir
57
braden
asar
58
serveren
servir (e>i)p
59
opwarmen
calentar
60
cupcake
galletas magdalena
61
koelkast
el frigorifico/ la nevera
62
slager
la carniceria
63
viswinkel
la pescaderia
64
bakker
panaderia
65
supermarkt
supermercado
66
drogisterij parfumerie
drogueria
perfumeria
67
supermarkt
ultramarinos
68
champignonen
champiñón
69
aubergine
berenjena
70
groenen bonen
judía verde
71
linzen
lentejas
72
witte bonen
judías blancas
73
hesp
jamón
74
bacon
bacon
75
worsten
salchichas
76
hamburgers
hamburguesas
77
bloemkool
coliflor
78
advocado
el aguacate
79
rundvlees
la carne de ternera
80
vlees van koe
res/vaca
81
vlees van varken
cerdo
82
vlees van konijn
cornejo
83
vlees van lam
cordero
84
vlees van kip
pollo/pavo
85
een kilo
un kilo
86
halve kilo
medio kilo
87
kwart kilo
un cuarto de kilo
88
3 teentjes knoflook
3 dientes de ajo
89
een doos/brik
un carton
90
een fles
una botella
91
brik
un brick
92
zakjes
una bolsa
93
een pak (koffie)
un paquete
94
dozijn (ei)
una docena
95
stuk (chocolade)
una tableta
96
chocolade
el chocolate
97
2 stukken (vis)
dos piezas
98
een blik
una lat
99
een bord
una bandeja
100
een blik: ronde doos (koffie)
un bote
101
toevoegen
echar
102
toevoegen
añadir
103
mengen
mezclar
104
kloppen
batir
105
mixen
triturar
106
opwarmen
calentar
107
braden oven
asar
108
koken pas
freir
109
snijden
cortar
110
pellen
pelar
111
opwarmen
calentar
112
mixen (echt kapot maken)
triturar
