selor Flashcards
aan
à
aan de andere kant van
au-delà de
aan de beterhand zijn
se rétablir
aan de overkant
face à - en face de
aan de slag gaan
se mettre au travail
aan het hoofd staan
être à la tête (de l’entreprise)
aan land gaan
débarquer (quitter le bateau)
aan zichzelf denken; (wederk. voornw.)
penser à soi-même
aanbevelen
recommander (un restaurant)
aanbeveling - de
la recommandation (d’un hôtel)
aanbidden
adorer
aanbidding - de
l’adoration
aanbieden
offrir
aanbod - het; de aanbiedingen
l’offre
aanbrengen; aangebracht
appliquer - appliqué
aanbrenging - de
la dénonciation (de qqn)
aandacht - de
l’attention
aandacht schenken
prêter attention (à qqn)
aandacht trekken - de
attirer l’attention
aandachtig
attentif
aandeel - het; de aandelen
une action (un titre)
aandeelhouder - de
l’actionnaire
aandoen
desservir (la gare de Berchem)
aanduiden
indiquer
aanduiding - de
l’indication
aangaande
concernant
aangeboren afwijking - de
l’anomalie congénitale
aangenaam
enchanté (Enchanté - Madame)
aangenaam
(un climat) agréable
aangetekende brief - de
la lettre recommandée
aangeven
dénoncer (un complice)
aangezicht - het
la face
aangezien
vu que - attendu que
aangifte - de
la déclaration (en douane)
aanhalen; aangehaald
citer - cité
aanhanger - de
l’adhérent (à un parti)
aanhangwagen - de
la remorque (véhicule)
aanhankelijk
affectueux
aanhouden; aangehouden
arrêter - arrêté
aanhouding - de
l’arrestation
aanklacht - de
l’inculpation
aanklagen
inculper
aanklagen; aangeklaagd
accuser - accusé
aankloppen
frapper à
aankomen; aangekomen
arriver (à sa destination) - arrivé
aankomst - de
l’arrivée
aankondigen
annoncer
aankoop - de
l’achat
aankruisen
cocher (la réponse exacte)
aankunnen
être de taille à
aanleiding - de; de aanleidingen
l’occasion (le motif)
aanlokkelijk
alléchant (une proposition alléchante)
aanmoedigen
encourager (qqn)
aannemen
engager - embaucher (un nouvel employé)
aannemer - de
l’entrepreneur (de construction)
aanpak - de
l’approche
aanpassen
adapter
aanplakbiljet - het
l’affiche - l’écriteau (pancarte)
aanplakken
afficher (de la publicité)
aanplanten; aangeplant
planter - planté
aanraden
conseiller
aanraken
toucher (une assiette chaude)
aanrecht - het
le plan de travail
aanrechtblok - het
le plan de travail
aanrichten; aangericht
causer - causé
aanrijding - de
la collision
aanslag - de
l’attentat
aansluiten
brancher (des appareils)
aansluiten
serrer (les rangs)
aansluiten
avancer
aanspannen
intenter (un procès à qqn)
aanspraak maken op iets
réclamer qqch. - revendiquer qqch.
aanspreken
aborder (un inconnu)
aansteken; aangestoken
allumer - allumé
aanstippen
pointer (des noms sur une liste)
aanstippen
effleurer (un sujet)
aanstonds
aussitôt
aantal - het; de aantallen
le nombre (quantité)
aantasten
corroder
aantonen
démontrer (par des arguments)
aantrekkelijk
attrayant
aantrekken
attirer
aantrekkingskracht - de
l’attrait (de l’aventure)
aanvaardbaar
acceptable
aanvaarden
accepter - agréer
aanvaarding - de
l’acceptation
aanval - de
l’attaque
aanvallen
attaquer
aanvang - de
le commencement
aanvankelijk
au début - initialement
aanvatten; aangevat
entamer - entamé
aanvechtbaar
(un fait) contestable
aanvechting - de
la contestation (d’un droit)
aanvraag - de
la demande
aanvragen
solliciter
aanvullen; aangevuld
remplir - rempli
aanwas - de
l’accroissement (démographique)
aanwenden
user de (son autorité)
aanwending - de
l’utilisation
aanwerven; aangeworven
embaucher - embauché (un nouvel ouvrier)
aanwerving - de
l’embauchage (d’un nouvel ouvrier)
aanwezig zijn
être présent
aanwezigheid - de
la présence
aanwijzen
désigner
aanzetten
inciter (qqn à la violence)
aanzienlijk
(somme) considérable
aap - de
le singe
aar - de
l’épi (de blé)
aardappel - de; de aardappelen
la pomme de terre
aardbei - de
la fraise
aardbol - de
le globe
aarde - de
la terre (est ronde)
aardig; aardige
gentil - aimable - charmant
aardig; aardiger - aardigst
gentil - aimable - charmant
aardrijkskunde - de
la géographie
aardrijkskundig
géographique
aards
terrestre
aarzelen
hésiter
aarzeling - de
l’hésitation
abnormaal
anormal
absoluut
absolu
absoluut
absolument
abstractie - de
l’abstraction
absurd
absurde
absurditeit - de
l’absurdité
abt - de
l’abbé
academie - de
l’académie
academisch ziekenhuis - het
l’hôpital universitaire
accentueren
accentuer
accepteren
accepter
accountant - de; de accountants
le comptable
achter
derrière
achteraan
au fond de
achteraf
après coup
achterbaks
sournois - hypocrite
achterblijven
rester en arrière
achterbuurt - de
le quartier pauvre
achtergrond - de; de achtergronden
l’arrière-plan
achterhaald
dépassé (théorie dépassée)
achterhalen
rattraper
achterlaten
abandonner (sa famille)
achterlijk
imbécile
achternaroepen
crier après
achteromkijken
regarder derrière soi
achterstallig
(un compte) arriéré
achterstand - de
le retard
achteruit
en arrière
achteruitduwen
pousser en arrière
achteruitgaan
reculer
achteruitgaan
régresser (la production régresse)
achteruitgang - de
la sortie de derrière
achteruitgang - de
la régression - le recul - la détérioration
achteruitkijkspiegel - de
le rétroviseur
achtervolgen
poursuivre
achtervolger - de
le poursuivant
achtervolging - de
la poursuite
achterwaarts
à reculons
achterwege laten
ne pas faire
achting - de
l’estime (pour qqn)
achttien
dix-huit
acne - de
l’acné
actie - de; de acties
l’action
actief
actif
activiteit - de; de activiteiten
l’activité
actrice - de
l’actrice
actualiteit - de
l’actualité
actueel
actuel
adder - de
la vipère
adel - de
la noblesse (classe)
adem - de
l’haleine
ademhaling - de
la respiration
ader - de; de aders
la veine
adjudant-onderofficier - de; de adjudant-onderofficieren
l’adjudant
adjunct - de
l’adjoint (du directeur)
adjunct-adviseur - de; de adjunct-adviseurs
le conseiller adjoint
adjunct-commissaris - de; de adjunct-commissarissen
le commissaire adjoint
adjunct-directeur - de; de adjunct-directeuren
le directeur adjoint
administratief
administratif
adolescent - de
l’adolescent
adopteren
adopter (un enfant)
adoptie - de
l’adoption
adres - het; de adressen
l’adresse (domicile)
adresseren
adresser (une lettre à qqn)
adreswijziging - de
le changement d’adresse
advertentie - de
l’annonce (publicitaire)
advies - het; de adviezen
le conseil (l’avis)
adviseren
conseiller
adviseur - de
le conseiller - le consultant
advocaat - de
l’avocat
advocaat-generaal - de; de advocaten-generaal
l’avocat général
afbakenen
délimiter
afbeelding - de
l’image
afbestellen
décommander
afbetalen; afbetaald
rembourser - remboursé
afbetalen; afbetaald
restituer un emprunt - restitué
afbraak - de
la démolition
afbranden; afgebrand
réduire en cendres - réduit
afbreken
démolir (les vieilles maisons)
afdak - het
l’abri
afdaling - de
la descente (en skis)