secundaire kenmerken Flashcards

1
Q

Karakterverandering

A

Meestal treedt er een versterking van de reeds typische karaktertrekken op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Emotionele labiliteit

A

Emoties liggen ‘aan de oppervlakte’ en worden niet of moeilijk onder controle gehouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Decorumverlies

A

De persoon met dementie kan nog moeilijk inschatten wat wel of niet mag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Agitatie

A

onrust , Onrust komt meestal ’s nachts voor, al kan het zeker ook tijdens de dag. De bejaarde met dementie rommelt in zijn kamer, versleept stoelen en planten, loopt luid pratend of zingend in de kamer rond of dwaalt door de gang op zoek naar thuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Paranoia

A

achterdocht ,Achterdocht is een zeer veel voorkomend verschijnsel, dat alles te maken heeft met het geheugenverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Confabuleren

A

De ‘gaten’ in zijn geheugen vult de persoon met dementie dikwijls op met fantasie, verzinsels of halve waarheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Persevereren

A

De bejaarde met dementie herhaalt voortdurende dezelfde verhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verzamelwoede

A

Sommige bejaarden met dementie verzamelen lukraak allerlei ‘dingetjes’ (suikerklontjes, lepeltjes, stukjes touw …) en nemen ze overal met zich mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Incontinentie/slikproblemen

A

Door de aftakeling van het zenuwstelsel kan de werking van organen en spieren ontregeld of verloren raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly