Schriftelijke test GEA Flashcards

1
Q

Wat is het belang van goede vragen stellen?

A

Het stellen van de juiste vragen bevordert het groeiproces van de cliënt, door het activeren van het zelfoplossend vermogen en de autonomie van de cliënt en het verkrijgen van inzicht/helderheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem een voorbeeld van een vraag die je kan stellen om vanuit de subjectieve evaluatie te komen bij de waarneming

A
  • Waaruit leid je dit af?
  • Wat is er precies gebeurd waardoor je het idee hebt dat…?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem een voorbeeld van een vraag die je kan stellen om vanuit de waarneming te komen bij de subjectieve evaluatie

A
  • Hoe sta jij daar tegenover?
  • Welk effect heeft dat op jou?
  • Welke ideeën heb je daarover?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke algemene principes zijn goed om te hanteren bij het stellen van vragen?

A
  • Open vragen stellen
  • Doorvragen (vanuit oprechte interesse en nieuwsgierigheid)
  • Waaromvragen vermijden; in plaats daarvan bv ‘Wat is volgens jou de reden?’
  • Stiltes respecteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de belangrijke categorieën van vragen

A
  • Benoemen wat je waarneemt en vragen naar de betekenis (bv ‘Het valt me op dat… wat betekent dat voor jou?’)
  • Vragen naar de context (wat, wanneer, waar)
  • Vragen naar diepere oorzaken/omstandigheden (5 keer doorvragen over hetzelfde thema, bv ‘Hoe is dat ontstaan?’ ‘Kun je daar een voorbeeld van geven?’)
  • Doorvragen naar diepere lagen (‘Wat maakt dat je dit nu doormaakt?’)
  • Vragen naar persoonlijke associaties (‘Wat roept dit bij jou op?’)
  • Vragen naar subjectieve innerlijke ervaring en emoties
  • Oplossingsgerichte vragen (‘Wat wil je in deze situatie? Hoe kan je dat bereiken?’ etc)
  • Evaluatievragen (‘Wat doet dit met jou?’ ‘Wat is er nu veranderd?’)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van het Clean Language Model? En beschrijf de 5 stappen.

A

Verschil helpen maken, in de manier van spreken, tussen objectieve beschrijving en subjectieve evaluatie.

  1. Beschrijving van het probleem/de situatie
  2. De effecten/gevolgen (op cliënt en omgeving)
  3. De gevoelens over deze gevolgen, subjectieve ideeën, emoties en evaluaties erover
  4. Voorstellen/suggesties voor verandering
  5. Prognose van de effecten daarvan (wat zal het resultaat hiervan zijn?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf kort het drie-fasen gesprek

A

Fase 1: Moeilijkheid/probleem.
Vanuit liefdevolle neutraliteit accepteren wat er is en cliënt daarbij helpen. Allerlei verkennende vragen stellen
Fase 2: Oplossing,doel. Oplossende vragen stellen (wat wil je bereiken, wat levert dat op etc.)
Fase 3: Innerlijke kracht, hulpbronnen (wie/wat kan je helpen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem een aantal voorbeeldvragen om hulpbronnen beschikbaar te maken

A
  • Wanneer heb je eerder die energie ervaren?
  • Laat eens een herinnering opkomen, van toen dit lukte..? Hoe voelt dat aan?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem wat voorbeelden van taalpatronen die de cliënt helpen suggesties gemakkelijker uit te voeren (het onderbewuste in te schakelen)

A

Woorden gebruiken zoals onderbewuste, innerlijk, je binnenste, intuïtie, je innerlijk weten.

  • Vraag aan je onderbewuste…
  • Je kan erop vertrouwen dat je onderbewuste perfect weet hoe het (X) kan laten gebeuren
  • Neem even de tijd om dit te laten gebeuren
  • Merk hoe het is om..
  • Hoe zou het zijn om… ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de 3 lagen van ervaring (ervaringsdriehoek) en de 3 filters

A
  • Referentiestructuur: alles wat zich in de buitenwereld bevindt wat we waarnemen via de VAKOG, dat waar we naar verwijzen
  • Dieptestructuur: onze subjectieve ervaring van de buitenwereld, gefilterd door ons MOW (= ideeën en overtuigingen)
  • Oppervlakte structuur: wat we communiceren in taal over onze subjectieve ervaring van de buitenwereld.

De drie filters zijn:
- onze fysieke beperkingen in de waarneming (VAKOG) van onze pre-verbale realiteit
- ons model vd wereld
- de taal/woorden (zie meta-model)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het Meta Model en wat zijn de twee functies?

A

Een taalmodel om de relatie tussen taal en ervaring te bevragen, expliciteren en bewust(er) te maken. De taal is immers niet de ervaring zelf maar een voorstelling ervan. Het Meta Model onthult de taalkundige patronen in de drie processen vh filter TAAL en het uitdagen daarvan. Functies:
- Verbinden van de oppervlaktestructuur met de dieptestructuur om zo dicht mogelijk bij de referentiestructuur te komen. Dus: specifieke informatie onthullen en de taal vd persoon opnieuw verbinden met de ervaring
- Het Meta Model helpt downchunken en daardoor concretiseren en specificeren, waardoor de communicatie preciezer en effectiever wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem drie processen die het gevolg zijn van dat taal een weergave/voorstelling is van de ervaring en niet de primaire ervaring zelf, oftewel van het filter ‘taal’.

A
  • Generaliseren (delen losmaken en tot eigen categorie van ervaringen maken ipv als deel te zien van een ervaring, of slechts een voorbeeld ervan)
  • Weglaten (selectief aandacht besteden aan bepaalde elementen en andere uitsluiten)
  • Vervormen (zintuiglijke gegevens van ervaring veranderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke drie categorieën kunnen we de Meta Model-‘overtredingen’ indelen?

A
  • Informatie verzamelen (gathering of information)/weglating
  • Grenzen van het model van de spreker (limits of speakers’ model)/generalisering
  • Semantische incorrectie (semantic ill-formedness)/vervorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem de 4 metamodelpatronen die vallen onder de categorie ‘gathering information’ (weglating)

A
  • Weglating (informatie wordt weggelaten, bv ‘ik ben boos’, of 2e deel vergelijking mist)
  • Ontbrekende verwijzing (iets of iemand is vervangen door a-specifieke aanduiding, vaag)
  • Niet specifiek werkwoord (handeling wordt niet precies omschreven, vaag)
  • Nominalisatie (levend proces weergegeven als ding, met een zelfstandig naamwoord)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen een halve vergelijking en een impliciete vergelijking?

A

Bij een halve vergelijking wordt de helft van de vergelijking weggelaten of bij een overtreffende trap wordt er niet aangegeven wat er overtroffen wordt (‘groter dan wat?’).
Bij een impliciete vergelijking worden geen vergelijkingswoorden gebruikt, maar woorden zoals ‘echt’ , ‘puur’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem de 2 metamodelpatronen die vallen onder de categorie ‘grenzen van het model van de spreker’ en hoe hiermee te werken (generalisering)

A
  • Verabsolutering; alles of niets uitspraak (woorden die allesomvattende eenheden aanduiden) -> naar uitzondering of tegenvoorbeeld vragen
  • Modale operator (hulpwerkwoord dat de betekenis vh hoofdwerkwoord verandert/kleurt)
    Bij werkwoord of bijwoord van (on)mogelijkheid) -> vragen wat hem/haar tegenhoudt.
    Bij werkwoord van noodzakelijkheid -> vragen naar de gevolgen wanneer de persoon niet doet wat hij/zij moet doen, waardoor noodzaak kan worden teruggebracht tot ‘een keuze voor het vermijden van consequenties’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Noem de 4 metamodelpatronen die vallen onder de categorie ‘semantische incorrectie/slechte vormgeving’ en hoe ermee te werken (vervorming)

A
  • Oorzaak/gevolg (externe stimulus wordt aangewezen als oorzaak van innerlijke proces/gevoel/gedachte) -> vragen naar samenhang oorzaak en gevolg (hoe precies?)
  • Gedachtenlezen (iemand beweert te weten wat iemand anders denkt zonder bewijs) -> naar bron info vragen, bewijs nagaan
  • Veralgemening/algemene waarheid (mening wordt gepresenteerd als feit en er wordt niet gezegd wie de uitspraak gedaan heeft) -> erachter komen wie het gezegd heeft
  • Vooronderstelling (veronderstelling zonder verbaal uit te drukken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Op welke twee vooronderstellingen is de techniek herkaderen gebaseerd?

A
  1. Er is een verschil tussen gedrag en intentie
  2. Er zit een positieve intentie in elk gedrag vanuit het MOW van de persoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is reframen en wat is het doel ervan?

A

De cliënt helpen zaken anders te bekijken (zonder ze op te dringen) door het kader en daarmee de betekenis en categorie van de ervaring te veranderen.
Doel: creëren van meer positieve mogelijkheden voor een beperkend gedrag. Laten ontdekken dat alle delen van de persoon het beste met diegene voorhebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Elke ervaring heeft plaats in een kader. Noem de 3 leden van dit kader

A

Context/omgeving, gedrag, intentie/betekenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe kan je je cliënt helpen om gedrag dat hij/zij als beperkend ervaart, positiever te zien?

A

Verbal reframing. De cliënt vragen wat de positieve intentie/bedoeling achter het gedrag zou kunnen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is context reframing en wat is het doel daarvan?

A

Van omgeving veranderen. Meer keuzes in contexten creëren, kaders toevoegen, grenzen verleggen, voor meer vrijheid en bewustzijn.
Vraag cliënt bv ‘In welke situatie zou dat gedrag wel het bedoelde effect als resultaat gegeven hebben?’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is gedragsherkadering en hoe doe je dit?

A

Onderscheid maken tussen intentie (oorspronkelijke bedoeling vh gedrag) en effect (betekenis die het gedrag uiteindelijk krijgt voor persoon/omgeving).
Door het inzicht dat de intentie achter het gedrag niet altijd het verwachte effect geeft kan je het gedrag herkaderen door bv te vragen ‘Wat zou je een volgende keer anders kunnen doen, met behoud van dezelfde intentie?’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Van welke 3 bewustzijnstoestanden is het bewustzijn een combinatie op elk moment?

A

Denken (interne processen/IP)
Voelen (interne toestand/IT)
Handelen (extern gedrag/EG)

Voor resonantie belangrijk om te matchen op systeem waar iemand op dat moment in zit.
Wanneer je het verhaal van je cliënt beluistert vanuit deze driehoek zoom je uit, evalueer je het binnen het geheel vd sfeer, je hoort het breder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is belangrijk in het begeleiden van een cliënt om een emotie te kunnen voelen en exploreren?

A

Vertragen met stem en intonatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de definitie van coaching? (omschrijf de GEA definitie en de ICF definitie)

A

Inzicht/helderheid brengen in het functioneren (denken/voelen/handelen), zodat cliënt bewuster keuzes kan maken vanuit wat echt belangrijk is voor diegene en het grote geheel. Antwoorden vinden op de levensvragen.

ICF: een partnerschap aangaan met de cliënt in een creatief proces dat hem/haar stimuleert om nieuwe, ondersteunende gedachten te hebben met als doel dat de cliënt geïnspireerd is om de maximale mogelijkheden te ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Noem de stappen van jezelf instellen

A

Lichaamscontact, gronding, ruggengraat, energieën laten stromen, centrale as, energie uitwisselen, 3 energieën op centrale as bundelen en centreren (hoofd buik hart), perifeer bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Beschrijf het verschil tussen up-time en down-time en welke elementen een goede up-time bevat.

A

Bij up-time is je bewuste aandacht gericht op de buitenwereld (cliënt) terwijl je verankerd bent in je lichaam, bij down-time is je aandacht gericht op je binnenwereld.
Elementen up-time:
- volledig naar buiten gericht zijn met alle zintuigen behalve kinesthetisch, niet met eigen denken en voelen bezig zijn
- lichaamshouding die je in je kracht brengt
- behouden van grenzen
Wanneer je in up-time bent vertrouw je op je onderbewuste, dat dat de dingen naar boven brengt die nodig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Noem een aantal zaken die je kan doen om de resonantie te activeren

A

Up-time, sorting by other, matchen, pacing overlap leading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is pacing, overlap & leading?

A

Specifieke toepassing van matching.
Je cliënt naar een andere modus (inhoud, lichaamshouding, intonantie) leiden door eerst zijn/haar modus te matchen (zodat hij/zij zich gehoord/gezien voelt) en dan met een overgang naar een andere modus te leiden door woordgebruik, lichaamshouding en intonatie. In één zin gebruik je eerst communicatie-elementen van de ander en vervolgens nieuwe elementen waar je de ander naartoe wil leiden.
Te gebruiken om te leiden naar meer spreken over gedachtes of juist gevoelens of gedrag. Maar ook toe te passen op vlak van de VAKOG, om een ruimer palet van info te krijgen en cliënt bewust te maken van de andere zintuigen, van zijn MOW.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke 3 vaardigheden zet je in om je psychisch-emotionele grenzen te houden?

A

Stevig lichaamscontact, perifeer bewustzijn, gelijkenissen en verschillen opmerken tussen jou en cliënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is resonantie?

A

Het vertrouwen wekken (door zowel verbale als non-verbale signalen) bij de coachee dat jij de kennis, deskundigheid, interesse en het begrip hebt om hen te helpen. Het is de mogelijkheid om het model van de wereld van de ander te herkennen en binnen te treden zonder oordelen. Het gaat over aandacht en respect krijgen voor je deskundigheid. De ander beschrijft resonantie als het gevoel begrepen te worden zonder beoordeeld te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is sorting by other?

A

De attentie en intentie is gericht op de ander, vanuit het belang voor de ander. Intonatie omhoog, houding naar voren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is matching?

A

Het centrale concept binnen de resonantie.
In harmonie treden met de ander door woorden (= meest directe manier), houding, ademhaling, gebaren, volume, tempo en toonhoogte.
Als de match er helemaal is zal iemand openstaan voor suggesties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is backtracking?

A

Backtrackting: meevoelend en met een positieve instelling luisteren en laten merken dat je luistert door te herhalen, terug te spiegelen. Even teruggaan, om aan te geven dat je de andere spreker volgt. (bv met kleine woordjes half mompelend, herformuleren van de sleutelwoorden, synthetiseren, herhalen van het betekenis dragende deel van de zin) Minimale interpretatie. Meevolgen in MOW van cliënt, afstemmen, zonder agenda aandachtig luisteren, verwachtingen loslaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Noem een aantal zaken die belangrijk zijn in het stemgebruik

A

Variëren in ritme, volume en toonhoogte, geluid projecteren tot voorbij de cliënt, fraseren (melodieboog), zinnen neerzetten, spreken op basistoonhoogte en 3 verschillende toonhoogtes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Beschrijf kort het PAVA bewustzijnsmodel

A

Op elk moment in je leven heb je een bepaalde basisattitude (tov jezelf, anderen, de situatie en het leven). Met het PAVA-model kan je je bewustzijn/ontwikkelingsgraad in een specifieke situatie peilen, mbv een staafdiagram met 4 pijlers: Perceptie (zuiver waarnemen), Acceptatie (emotionele houding), Visie (mentale richting) en Actie (fysieke activiteit).
Voor elk van deze 4 vormen van intelligentie geldt: hoe hoger de ontwikkelingsgraad, hoe meer voldoening, levensvreugde en energie je ervaart. De 4 pijlers beïnvloeden elkaar positief wanneer je aan een van de pijlers aandacht besteedt. Het doel van dit model is om jou te helpen je bewustzijn in zoveel mogelijk situaties maximaal te ontwikkelen zodat je op het punt komt waar de 4 assen samenkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Beschrijf de pijler Perceptie

A

Zintuiglijke waarneming.
Hoge ontwikkelingsgraad: helder waarnemingsvermogen (vanuit het Al-bewustzijn), onderscheidingsvermogen, zuivere en brede waarneming, zonder vervorming of subjectieve evaluatie. Je kan je inleven in standpunten en posities van anderen.
Lage graad: moeilijk loslaten van eigen standpunt, onduidelijke waarneming, verwarring, oordelen, veronderstellingen.

Minstens: bewustzijn dat we de dingen zelden zien zoals ze zijn, we kunnen moeilijk waarnemen zonder te interpreteren.
Onderscheid maken tussen waarneming en interpretaties.
Uiteindelijk: gehechtheid loslaten aan al je interpretaties.(“Wil je in je lijden blijven door vast te houden aan je interpretaties?” “Ben je bereid je gehechtheid/oordelen los te laten?”)
Door een situatie vanuit een ander perspectief te zien, begrijpen we het beter en kunnen we makkelijker loslaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Beschrijf de pijler Acceptatie

A

Emotionele houding.
Hoge ontwikkelingsgraad: volledige aanvaarding van wat er is, vrede hebben met jezelf en de wereld. Volledige desidentificatie met lichaam, emoties, ideeën, etc.
Lage graad: verzet, weerstand tegen wat zich aandient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Beschrijf de pijler Visie

A

Mentale richting.
Hoge ontwikkelingsgraad: desidentificatie met de realisatie van je waarden, de realisatie overlaten aan het universum. Voorstadium daarvan: weten wat je wil en wat daarvoor nodig is, visiegericht blijven (en evt visie bijstellen)
Lage graad: gericht op problemen en moeilijkheden, op dat wat je niet wil. En/of gebrek aan visie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Beschrijf de pijler Actie

A

Fysieke activiteit.
Hoge ontwikkelingsgraad: daadkracht, creatieve en efficiënte actie, in de flow zijn, constructieve pauzes nemen.
Lage graad: passiviteit, apathie, uitstelgedrag of juist overactiviteit, actie zonder effect, reactiviteit tégen wat je niet wil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat wordt er bedoeld met de term zelfrealisatie?

A

Maximale ontwikkelingsgraad van alle 4 de bewustzijns-assen die samengaat met de beleving van een diep gevoel van verbondenheid, eenheidsbewustzijn, inspiratie, creativiteit (enz.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is een valse vergelijking?

A

De extremen van twee verschillende assen worden ten onrechte beschouwd als elkaars gelijke (x is niet hetzelfde als y), er wordt een koppeling gemaakt die niet klopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is een valse tegenstelling?

A

De extremen van twee verschillende assen worden ten onrechte beschouwd als elkaars tegengestelden (x is het tegenovergestelde van y)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn de belangrijkste vaardigheden om in elke situatie een hoog bewustzijn te ontwikkelen voor elk van de 4 PAVA-kwaliteiten?

A

Zuivere Perceptie:
- leren puur waar te nemen zonder te interpreteren. Bewust zijn van oordelen, onderscheid maken tussen beschrijvende en evaluerende taal
- je kunnen verplaatsen in de 5 verschillende waarnemingsposities

Volledige Acceptatie:
- volledig leren accepteren van alles dat er is (= ook herkennen en toelaten van weerstand en verzet)
- je emoties leren herkennen en accepteren

Heldere Visie:
- Weten wat je intenties, doelen en waarden zijn (in het belang van het geheel) en deze helder kunnen formuleren
- Bewust visiegericht zijn (opmerken wanneer niet)

Efficiënte Actie:
- Bewuste pauzemomenten (zonder inspanning nietsdoen)
- Juiste timing afwachten om over te gaan tot actie met maximaal effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Noem voorbeelden van vragen die je zou kunnen stellen om je cliënt te helpen het bewustzijn te verhogen t.o.v. een situatie m.b.v. de pijler Perceptie

A

(4 basisvragen: Ben je bereid om…?, Wat zal er veranderen als je..? Wat zou jou kunnen helpen om…? Wil je nu….?)

  • Hoe zou het zijn als je X zou waarnemen zoals het is, zonder interpretatie of oordeel?
  • Kan je X bekijken vanuit de verschillende waarnemingsposities (noem de 5)?
  • Wat zou je kunnen helpen om jouw beperkte standpunt los te laten?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Noem voorbeelden van vragen die je zou kunnen stellen om je cliënt te helpen het bewustzijn te verhogen t.o.v. een situatie m.b.v. de pijler Acceptatie

A

(4 basisvragen: Ben je bereid om…?, Wat zal er veranderen als je..? Wat zou jou kunnen helpen om…? Wil je nu….?)

  • Hoe zou het zijn om even niets te doen om X te veranderen of om X weg te hebben?
  • Kan je X er helemaal laten zijn zoals het is?
  • Welke emotie(s) heb je over X wanneer je er nu aan denkt? Ben je bereid die er helemaal te laten zijn?
  • Is er bij jou nu iets van verzet of weerstand tegen x? Hoe zou het zijn om al jouw gevoelens en emoties over X niet meer te onderdrukken?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Noem voorbeelden van vragen die je zou kunnen stellen om je cliënt te helpen het bewustzijn te verhogen t.o.v. een situatie m.b.v. de pijler Visie

A

(4 basisvragen: Ben je bereid om…?, Wat zal er veranderen als je..? Wat zou jou kunnen helpen om…? Wil je nu….?)

  • Ben je bereid om, betreffende X, je enkel te richten op wat je wil en wat er nodig is?
  • Wat zou er gebeuren als je je aandacht enkel zou richten op de mogelijke oplossingen?
  • Hoe zou het zijn om helemaal niet meer bezig te zijn met de moeilijkheden, problemen, of met wat je niet (meer) wil?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Noem voorbeelden van vragen die je zou kunnen stellen om je cliënt te helpen het bewustzijn te verhogen t.o.v. een situatie m.b.v. de pijler Actie

A

(4 basisvragen: Ben je bereid om…?, Wat zal er veranderen als je..? Wat zou jou kunnen helpen om…? Wil je nu….?)

  • Hoe zou het zijn om enkel die stappen te zetten die het meest effect hebben?
  • Ben je bereid om over te gaan tot die acties die jou het meest inspireren?
  • Als je regelmatig bewust pauze zou nemen en in stilte bij jezelf zou zijn, wat zou er dan anders zijn, aangaande X?
  • Wat zal jou helpen om in de flow te komen van de acties die juist aanvoelen?
  • Wat zal er veranderen als je het ‘continu bezig zijn’ zou loslaten?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Noem 3 voorbeelden van een valse vergelijking (noem de + en - pool en de verwarring)

A

(eigen invulling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Noem 3 voorbeelden van een valse tegenstelling (noem de + en - pool en de verwarring)

A

(eigen invulling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Noem een aantal punten uit de ethische code voor coaches

A
  • Vertrouwelijkheid (“Jij mag alles wat ik hier zeg aan anderen vertellen, maar andersom zeg ik aan anderen niets hierover zonder jou toestemming”)
  • Duidelijkheid scheppen voor jezelf en de ander; heldere rolverdeling, afspraken en verwachtingen
  • De relatie is gelijkwaardig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat is een mega verwarring? (t.a.v. PAVA)

A

Eenheidsbewustzijn (de sterk ontwikkelde pool van alle 4 kwaliteiten) onterecht gelijkstellen met de niet-ontwikkelde pool van perceptie, visie, actie of een combinatie daarvan.
Daarnaast de misvatting dat eigenheid het tegenovergestelde is van verbondenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Noem de 4 mega verwarringen

A

Zelfrealisatie = Per-
Wanneer je één bent met alles wat er is, zie je alles als hetzelfde

Zelfrealisatie = Vis-
Iemand die verlicht is is niet meer bezig met het bereiken van doelen, gaat met alles akkoord.

Zelfrealisatie = Act-
Innerlijke vrede beleven betekent passief zijn, inactief

Eigenheid en verbondenheid zijn twee uitersten van eenzelfde parameter. Hoe meer je in verbondenheid leeft, hoe minder je verbinding hebt met je eigenheid en andersom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Beschrijf de techniek ‘bewustworden en herkennen van lage PAVA-scores’

A

Voor elke pijler de volgende vragen stellen:
- Wat zijn de (.. bij elke pijler de - pool, dus bij perceptie ‘oordelen en interpretaties’, bij acc weerstanden, bij visie ‘op welke manier ben je probleemgericht in x, bij act ‘op welke manier zit je vast in passiviteit of overactiviteit?’) die je hebt over X?
- Ben je bereid dit helemaal toe te laten?
- Ben je bereid dit los te laten?
- Welke .. heb je nog meer?
… (herhaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Beschrijf kort de stappen van de handen-oefening om 2 PAVA’s te verbinden met een situatie waar je graag verandering in wil brengen.

A
  1. 2 pava’s bepalen
  2. 2 positieve referentie-ervaringen laten opkomen voor de 2 pava’s
    3.4. gevoel van die ervaringen in resp. linker- en rechterhand plaatsen en zeg daarbij de zinnen die passen bij de pijlers
  3. denken aan de situatie en gevoel in linkerhand voelen, zin uitspreken: “In deze situatie….x”
  4. denken aan situatie en gevoel in rechterhand voelen, zin uitspreken: “In deze situatie…x”
  5. denken aan de situatie, beide handen voelen, beide zinnen uitspreken en aan elkaar verbinden: “In deze situatie ..x EN ..x”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Noem voorbeelden van formuleringen voor de verschillende pijlers die je in de handen-oefening kan gebruiken

A

Perceptie:
- Ik zie de dingen precies zoals ze zijn.
- Ik neem zuiver waar wat er is.

Acceptatie:
- Ik accepteer alles wat er is.
- Ik heb vrede met wat er is.

Visie:
- Ik ben visiegericht/ik blijf doelgericht.
- Ik blijf me richten op de beste oplossing.

Actie:
- Ik doe de juiste actie op het juiste moment.
- Ik volg mijn inspiratie om te doen wat effectief is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wat is ervoor nodig om echt zuiver te kunnen waarnemen?

A

Tijdelijk opzij zetten van al je visies, ideeën en overtuigingen, zodat je kan opmerken wat zich in het hier en nu afspeelt. Hetgeen wat je waarneemt niet afzetten tegen je eigen normen en waarden (= verwarring tussen pijlers perceptie en visie). Stoppen met alleen waarnemen via je eigen standpunten. Eerste stap: bewust worden van je oordelen en veroordelingen (en deze verwelkomen).
Oefening van 5 waarnemingsposities.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Beschrijf de drie niveaus van waarnemen (aan de hand van het ABC)

A

A. Onderscheidingsvermogen: objectieve analyse. Feitelijke beschrijving (omgeving en gedrag)
B. Oordeel: subjectieve betekenis
Meestal op niveau van capaciteit, waarden of overtuigingen.
C. Veroordeling: algemene conclusie. Op niveau van identiteit of missie van betrokken perso(o)n(en), positief of negatief. Meestal met werkwoord ‘zijn’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat betekent zelfreflectie?

A

Jezelf verplaatsen in de rol van neutrale observator, waardoor je los kan komen van je eigen standpunt (van waaruit je normaal gesproken de wereld waarneemt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat zijn de consequente waarnemingsposities? Benoem ze ook.

A

Verschillende standpunten van waaruit je een concrete situatie kan observeren teneinde het bewustzijn van de perceptie-as te vergroten. Je krijgt veel informatie over het geheel van de situatie en kan lessen trekken uit de interacties die je hebt met anderen. Daardoor kunnen we zaken (bv onze eigen interpretaties) ook makkelijker loslaten.
Posities:
1. jezelf, je eigen standpunt
2. de neutrale waarnemer
3. de ander
4. het systeem
5. het universum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Beschrijf kort de stappen van de oefening van de 5 waarnemingspositie

A
  • Situatie oproepen en herbeleven door je eigen ogen en oren. Stilstaan bij gedachten, gevoelens en emoties
  • Terug naar het begin en verplaats je in neutrale observator, kijk naar de personen (incl jezelf). Opmerken wat zich aandient
  • Standpunt van de ander. Zie jezelf vanuit de ander. Merk wat je opvalt
    (eerste 3 stappen 2x)
  • Standpunt systeem. Merk wat je opvalt. Welke suggestie zou je geven aan de persoon die jou naam draagt?
  • Standpunt universum. Al-wetend. Wijsheid in je opnemen, alle kwaliteiten vh bewustzijn. Geduld, humor, liefde, etc
  • Terug naar niveau vh systeem terwijl je alle info meeneemt vanuit de kosmos
  • Terug naar je eigen positie, alle info van systeem en kosmos in je opnemen.

Een goede algemene vraag per positie is ook “Wat is je ervaring/beleving als.. x”? Dan laat je het helemaal open en kan cliënt antwoorden vanuit VAKOG of driehoek denken/voelen/handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Wat zijn de 4 essentiële elementen van informatie (die je kan opvragen voor elk standpunt van de 5)?

A

Het visuele, auditieve, gedachten en de gevoelens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Beschrijf kort de stappen van de oefening ‘de gekleurde bril’

A

Leef je in in de negatieve ervaring.
Vraag:
- “Wat is de betekenis/interpretatie die ik heb gegeven aan deze situatie? Oftewel, wat is de bril waardoor ik deze situatie vervormd heb waargenomen?” Laat ze allemaal toe.
- “Kan je zien dat dit maar een van de vele mogelijke betekenissen is die iemand kan geven aan deze situatie? Dat dit maar een vand e vele mogelijke brillen is waardoor je deze situatie kunt bekijken?”
- “Welke andere betekenis zou je kunnen geven aan deze situatie? Door welke andere bril zou je kunnen kijken?”
- “Wat zou je waarnemen als je deze situatie puur waarnam zoals ze is, zonder er betekenis aan te geven? Zonder door een gekleurde bril te kijken?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Welke vraag kan je stellen om een koppeling te maken tussen waarneming en interpretatie? Geef een voorbeeld

A

Als ik je goed begrijp, voel/denk je X wanneer je hem/haar Y hoort zeggen. Klopt dat?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Geef een aantal voorbeelden van vragen die je je cliënt kan stellen om zich goed in te leven in de verschillende waarnemingsposities

A
  • Wat zie jij, (naam), vanuit jouw ogen?
  • Wat hoor je (persoon) zeggen?
  • Welke ideeën heb jij, (naam), over de situatie?
  • Wat is jouw gevoel, als buitenstaander, over die 2 personen daar?
  • Wat valt jou, (naam), op wanneer je kijkt naar.. ?
  • Welke suggestie zou jij, als (naam), geven aan …x?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Wat is het verschil tussen een gevoel en een emotie?

A

Gevoel = fysieke gewaarwording (VAKOG), objectief, sowieso waar.
Emotie = reactie/commentaar van ons model van de wereld op een stimulus van buiten of op een stimulus van binnen. Subjectief, zelf gecreëerd, het is iets dat de cliënt doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Wanneer ervaren we een emotie als ‘mismatchend’ oftewel negatief?

A

Als er een duidelijk verschil is tussen de stimulus en ons model van de wereld, oftewel de verwachting of ons verlangen komt niet uit.
De aard/kwaliteit van de emotie is in principe niet gelinkt aan datgene dat de emotie in gang zet (de trigger) maar wordt bepaald door het verschil tussen jouw MOW (overtuigingen/verwachtingen) en wat er op dat moment op je af komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Wat is een van de meest voorkomende ‘verslavingen’ in de westerse samenleving?

A

In verzet gaan tegen wat er is, tegen wat er anders gaat dan zoals hij/zij gedacht op gehoopt had

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Wat is het nadeel van je verzetten tegen iets?

A

Doordat je je verzet blijf je hetgeen waartegen je je verzet juist voeding geven en in stand houden. Dit kost veel energie en moeite. Je knijpt telkens je levensenergie een stukje af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Wat is het voordeel van het loslaten van weerstand en de dingen laten zijn zoals ze nu zijn?

A

De emotionele lading begint vanzelf op te lossen, er komt veel positieve energie vrij, je hebt meer contact met je intuïtie, je ziet sneller een mogelijke oplossing en kan er gemakkelijker iets aan doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Hoe weet je of je iets/iemand helemaal geaccepteerd hebt?

A

Je voelt alleen rust en vrede wanneer je ermee geconfronteerd wordt (bv aan denkt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Beschrijf kort de 8 + 3 stappen van de acceptatie-oefening

A
  1. Kies onderwerp als vertrekpunt
  2. Laat spontane associaties naar boven komen, ‘Wat roept X nu bij jou op?’
  3. Laat evt emoties opkomen, ‘Wat voel je wanneer je nu denkt aan x?’
  4. Kies één emotie (of weerstand) en laat die zoveel mogelijk toe, ‘In welke mate kan je het gevoel van Y er laten zijn zoals je het nu voelt?’
  5. Exploreer de fysieke gewaarwording; locatie, vorm, kleur, materie/energie, ‘Als y een … zou hebben, wat zou dat dan zijn?’
  6. Associaties en gevoelens die erbij komen actief verwelkomen, ‘In welke mate kan je Y nu helemaal verwelkomen?’
  7. Laat het alle ruimte innemen, ‘In welke mate heb je Y nu de ruimte gegeven die het vanzelf wil innemen?’ ‘Mag Y er helemaal zijn?’
  8. Laat de neiging los om te willen veranderen, weg hebben of verkleinen, ‘Merk op hoe het is om nu even niets te doen om X of Y te veranderen, verminderen of weg te hebben.’

Tussendoor terug naar de situatie of emotie en vragen hoe cliënt het op dit moment ervaart.

  1. Verhaal/ideeën erover herkennen en toelaten, ‘Welke ideeën en verhalen heb jij gekoppeld aan deze …?’ ‘Wat is jouw ervaring wanneer je die verhalen en je gehechtheid eraan nu helemaal toelaat?
  2. Vereenzelviging met verhalen, gehechtheden en aversies rondom X toelaten en ruimte geven, ‘Wat gebeurt er wanneer je nu alle verhalen waarmee je jezelf geïdentificeerd hebt, er laat zijn.’
  3. Vereenzelviging ermee loslaten, ‘Kan je zien dat jij niet Y bent?’ ‘Ben je bereid om jouw eventuele gehechtheid aan de verhalen over x los te laten?’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wat zijn de 4 basis-emoties en wat zijn de achterliggende positieve intenties?

A

Blij: belangrijke doelen en waarden die je gerealiseerd hebt
Bang: zelfbehoud, veiligheid
Boos: beschermen en aangeven van grenzen
Verdrietig: duidelijk maken welke belangrijke waarden ontbreken of verloren zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wat is het gevolg van emoties onderdrukken?

A

Als er geen permissie is voor een bepaalde basisemotie, dan neemt een ander gevoel het over als parasietgevoel, en worden we ons niet bewust van de signaalfunctie (de achterliggende positieve intentie aanduiden).

76
Q

Hoe kan je vastzittende emoties loslaten?

A

Eerst bewust worden van de emotie die is opgeroepen door verwachtingen.
Dan toelaten, volledig accepteren dat het er is, ook als je er geen reden voor kent. Doorademen en voelen waar in je lichaam de emotie zich bevindt. Vervolgens de fysieke gewaarwordingen die ermee verbonden zijn toelaten. Hoe meer je de gedachten en emoties die met de emotie geassocieerd zijn er kunt laten zijn des te gemakkelijker stroomt je energie weer goed door en kom je bij je vreugde en vrede.

77
Q

Hoe kan je gehechtheden en aversies loslaten?

A

Ervan bewustworden, ze actief verwelkomen, loslaten.

78
Q

Wat levert het op om je gehechtheden en aversies los te laten?

A

Je bent helemaal vrij en in vrede met jezelf, anderen en het leven. Geen obstakels tussen jou en de verwezenlijking van je dromen.

79
Q

Beschrijf de 7 emotionele toestanden volgens Lester Levenson van negatief naar positief

A
  1. Pijn - verdriet (depressie, apathie)
  2. Angst
  3. Lust - nodig hebben - willen
  4. Boosheid - woede
    Daartussen: arrogantie, trots, meer-/minderwaardigheid
  5. Blijheid - vreugde
  6. Acceptatie
  7. Innerlijke vrede en eenheidsbeleving
80
Q

Wat zijn de 4 basisverlangens volgens Lester Levenson?

A
  1. Veiligheid (overleving, zekerheid)
  2. Goedkeuring, waardering
  3. Controle
  4. Afgescheiden zijn (apart individu willen zijn)
81
Q

Wat belet ons om iets los te laten?

A

Wanneer we denken dat het mogelijk nog waardevol kan zijn

82
Q

Wat kan je doen wanneer je cliënt het moeilijk vindt om de vereenzelviging met een emotie, overtuiging, patroon etc. los te laten?

A

De ecologische zekerheid uitspreken: “Vraag aan je onderbewuste om alle mogelijke voordelen die je kan halen uit X en alle mogelijke positieve lessen die je nog kan trekken uit X te laten samenkomen op een plaats in jezelf, waar die voordelen en die levenslessen voor altijd beschikbaar zijn en blijven.’

83
Q

Welke zes criteria zijn belangrijk om rekening mee te houden bij het formuleren van een doel?

A
  1. Positief formuleren, dat wat je wél wil
  2. In de tegenwoordige tijd (ik heb, ik ben, ik kan, ik stel mij open om)
  3. Op een manier formuleren waar je enthousiast van wordt
  4. Formuleer het eindresultaat (niet het ‘hoe’)
  5. Hoeft niet specifiek te zijn of in een specifieke context
  6. Zorg ervoor dat je een beeld kan maken van jezelf in de gerealiseerde doelstelling
84
Q

Wat is de functie van het toelaten van alle bezwaren over het doel?
Beschrijf kort de stappen van dit proces.

A

Acceptatie én doelgerichtheid tegelijkertijd laten ontwikkelen.

  • Doel hardop voorlezen
  • Gerealiseerde doel zo levendig mogelijk voorstellen (incl VAKOG en emoties)
  • Alle bezwaren/twijfels/emoties e.d. toelaten omtrent het al dan niet kunnen realiseren van dit doel
  • Eén gedachte/emotie die het sterkst opkomt er uitlichten, hardop uitspreken en toelaten, alle ruimte geven
  • Voel waar in het lichaam die zich bevindt, geef de lichamelijke gewaarwording alle ruimte
  • Evt weerstand daartegen welkom heten
  • Doel opnieuw uitspreken en merk of er nog meer bezwaren opkomen. Herhaal de stappen zoveel als nodig.
85
Q

Wat is het outcome model?

A

Het model van het gewenste resultaat. Een doel is een algemene richting, niet-specifiek, niet concreet.
Het gewenste resultaat is realiseerbaar en specifiek.
Met het outcome model formuleren we een concreet en specifiek gewenst resultaat én kijken welke waarden/kwaliteiten achter de geformuleerde outcome liggen: de outcome sequitur.

86
Q

Wat zijn de voordelen van werken met het outcome model?

A
  • Het concreet uitdrukken van je richting/wensen
  • Er wordt rekening gehouden met je hoogste waarden, waardoor de outcomes waardevol zijn in ruimere, transpersoonlijke context, je echt iets opleveren
  • Deze waarden worden vervolgens vertaald in specifieke outcomes, waardoor ze echt realistisch zijn
87
Q

Wat zijn de voorwaarden van een goed geformuleerde outcome? (dus nog los van de outcome sequitur)

A
  1. Positief geformuleerd, in t.t., enkele het eindresultaat
  2. Sensorische specifiek (zintuiglijk waarneembaar, VAKOG, waar herken je het aan als het bereikt is)
  3. Binnen de eigen controle (hoe neem en houd je het initiatief, aanspreken van hulpbronnen)
  4. Geplaatst in een context (waar, wanneer, met wie)
  5. Psycho-ecologisch (hoe beïnvloedt het je leven, omgeving, wat houdt je evt tegen, voor- en nadelen. Kortom: past het bij de rest van je leven, bij wie je bent en bij je waarden? Het moet kloppen met de totaliteit van wie je bent)
88
Q

Welke vragen kan je zoal stellen om vanuit de outcome bij de sequitur te komen?

A
  • Wat zal het bereiken van je doelstelling je opleveren?
  • Wat is de meerwaarde van het realiseren van deze doelstelling?
  • Wat wil je bereiken door dit doel te realiseren?
  • Welke kwaliteit wil je ervaren door het realiseren van deze doelstelling?
  • Welke kwaliteit wil je, door het verwezenlijken van deze wens, in jouw leven en dat van anderen brengen (of versterken)?
  • Wat is de essentie van wat je wil bereiken?
89
Q

Welke vragen kan je zoal stellen om vanuit de sequitur de outcome te destilleren?

A
  • Hoe kan je ..(waarde).. realiseren?
  • Wat zou een manier zijn om ..(waarde).. te bereiken?
  • Geef eens een conreet voorbeeld van hoe jij ..(waarde).. in de praktijk vorm kunt geven
  • Wat is een specifieke uitdrukkingsvorm van ..(waarde)..?
  • Wat zou een manier om ..(waarde).. om te zetten in een doelstelling?
90
Q

Beschrijf de 7 stappen van het outcome model

A
  1. Moeilijke situatie of probleem formuleren
  2. Outcome formuleren (5 voorwaarden) en evt subdoelen
  3. Criterium (outcome sequitur) formuleren
  4. Bereikte outcome gedissocieerd visualiseren en evt aanpassen
  5. Bereikte outcome geassocieerd visualiseren en evt aanpassen
  6. Bereikte outcome en sequitur geassocieerd VOELEN
  7. Gedissocieerd beeld maken van de outcome met jezelf erin, schrijf erboven “dit, of iets beters” , plaats dit gehele beeld in een ballon, schrijf op de ballen het criterium (outcome sequitur) en laat de ballon los.
91
Q

Noem een aantal voorbeelden van waarden en kwaliteiten

A

Zorgeloosheid, loyaliteit, vrije tijd, gezondheid, rust, passie, overzicht, schoonheid, stilte, etc.

92
Q

Wat is piekeren?

A

Denken in een loop, met meestal 4 - gedachten die steeds herhaald worden, een cirkelredenering zonder uitweg of positieve conclusie, die je snel in een neerwaartse spiraal van negatieve emoties brengt.
Bijna altijd is piekeren een combinatie van probleemgericht denken én in weerstand zijn tegen wat er is.

93
Q

Hoe kan je uit de piekercirkel komen?

A

Herkennen, onder ogen zien/in kaart brengen van de gedachtes, beelden, en emoties, voelen waar in je lichaam je die voelt, actief verwelkomen (niet tegen vechten). Hele cirkel met alles wat erbij komt verwelkomen, met humor. Vraag jezelf af hoelang je nog wil doorgaan met deze piekercirkel.
Vervolgens bewust kiezen om een positieve conclusie te formuleren die het gepieker kan vervangen, in de vorm van een concrete doelstelling. Voel daarbij ook welke waarden je wil realiseren met deze doelstelling.

94
Q

Wat betekent het om je doelen los te laten?

A

Wel contact houden met de essentie van wat je wil realiseren (de waarden), maar dat je de vorm waarin het gegoten wordt overlaat aan het universum. Daarmee erken je dat de beste manier van manifestatie niet te bevatten is op voorhand. Je hecht je niet aan de specifieke vorm, je identificeert je er niet mee.

95
Q

Waarom is het nodig om je doelen toch heel specifiek te visualiseren, als je uiteindelijk de beelden weer moet loslaten en het ‘hoe precies’ overgeeft aan het universum?

A

Om contact te krijgen met de waarden achter je wensen en verlangens helpt het om dit heel concreet te visualiseren. Zo breng je de essentie van je wensen in je bewustzijn en kan je het manifesteren.
Vervolgens verbreed je je gezichtsveld wel weer en stel je je open voor alle andere manieren waarop de manifestatie van je wensen kan gebeuren (mogelijk nóg beter dan je zelf bedacht had).

96
Q

Wat is een overtuiging?

A

Een veralgemening die we maken over onszelf en/of de wereld, en waarvan we overtuigd zijn dat ze waar is. Overtuigingen/beliefs zijn veronderstellingen met een criterium als kern (daarom zijn ze ook zo krachtig), het zijn regels over hoe we onze belangrijke waarden kunnen vervullen of vermijden. Ze sturen ons gedrag en zijn meestal onbewust.

97
Q

Wat is een criterium?

A

Een waarde die de basis of standaard is waartegen we onze ervaring afwegen/evalueren. Criteria zijn waarden waarrond mensen hun overtuiging organiseren.

98
Q

Waardoor worden overtuigingen sterk en constant gehouden?

A

Door de subjectieve ervaring van het bereiken of vermijden van hooggewaardeerde criteria die de overtuiging versterken.
Daarnaast leiden overtuigingen tot de vaardigheid om ervaringen die een tegenvoorbeeld zouden zijn voor deze overtuiging weg te laten of te vervormen.

99
Q

Wat is het verschil tussen een vaststelling en een overtuiging?

A

Een vaststelling is iets dat je constateert op het moment zelf, een overtuiging gaat vooraf aan de ervaring (veralgemeningen n.a.v. eerdere ervaringen. Al dan niet doorgegeven via ouders/cultuur).

100
Q

Hoe ontstaan overtuigingen?

A

De meeste worden gedurende de eerste 7 levensjaren gevormd.
Intern: conclusies uit ervaringen die veralgemeend worden en als feit geïnterpreteerd worden)
Extern:
- boodschappen die herhaaldelijk gegeven worden of op emotioneel impactvol moment
- overgenomen ideeën (vanuit de omgeving)

101
Q

Hoe doen overtuigingen ervaringen vervormen, weglaten en veralgemenen?

A

Door ervaringen aan te trekken die passen bij de overtuiging én door de overtuigingen te projecteren op de buitenwereld. Alles wat niet klopt met onze overtuigingen kunnen en willen we vaak niet zien, zo krachtig is het.

102
Q

Leg het verschil in impact uit tussen gedachten en overtuigingen.

A

De dingen die je diep vanbinnen gelooft bepaalt je leven, het is een soort pulse die je bewustzijn constant uitstuurt. Dit is veel bepalender dan de losse gedachten die je hebt.

103
Q

Wat levert het omzetten van overtuigingen je op?

A
  • Veranderen van belief leidt tot verandering in perceptie, de wereld ziet er anders uit
  • Je kan ernstige problemen oplossen
104
Q

Wat is de centrale vraag die je kan stellen om een beperkende overtuiging op te sporen?

A

“Wat moet je geloven om…?”

105
Q

Hoe kan je iemand begeleiden in het achterhalen van een beperkende overtuiging? Beschrijf kort de stappen.

A

Context identificeren waar cliënt probleem ervaart. Contact opnemen met lichaam, cliënt vrijuit laten spreken.
- Vraag: “Wat moet jij aannemen of vooronderstellen als zijnde waar, om in het probleem terecht te komen?”
- “Wat zijn jouw ideeën over …x?”
“Wat zijn je gevoelens over …x?”
- Aantal vragen uit outcome model stellen (doel, waarden, weerstanden, towards/away from)
- Aantal vragen stellen over ‘persoon in situatie’; “Wat is in deze situatie belangrijk dat mensen (niet) doen?” “Wat voor iemand ben je in deze situatie?” “Iemand die zo handelt in zo’n situatie, wat voor iemand is dat?” etc.
- Belangrijkste vraag: “Wat moet iemand geloven om dat te kunnen zeggen/doen?”
“Hoe zou je zelf de overtuiging formuleren die je er van weerhoudt om ..(doel te bereiken)?”

Ga als coach na welke belief eronder zou kunnen liggen, geef feedback erover, respecteer het MOW, het is een samenwerking. Je merkt een duidelijke respons als het ‘klikt’, wanneer er bewustwording over komt.

106
Q

Hoe kan je een nieuwe, ondersteunende overtuiging definiëren?

A

De nieuwe overtuiging moet alle positieve aspecten bevatten van de oude overtuiging en de veranderingen ondersteunen die de persoon wil verwezenlijken.
Vraag: “Wat zou nuttig zijn?” “Wat zou een positieve impact hebben op je leven?” “Hoe wil je zijn?” Dat soort vragen.

107
Q

Beschrijf kort de stappen van de handen-oefening om een oude overtuiging te neutraliseren door de kracht van een nieuwe overtuiging.

A
  • Identificeer met cliënt de oude en nieuwe overtuiging. Sta stil bij de invloed van de oude overtuiging.
  • Concrete situatie voor de geest halen waarin de oude overtuiging actief was. Geef situatie naam
  • Concrete situatie voor de geest halen waarin de nieuwe overtuiging actief was (liefst andere context), al dan niet denkbeeldig. Laat cliënt deze geassocieerd beleven. Geef situatie naam.
  • Laat cliënt voelen welke overtuiging bij de linkerhand past en welke bij de rechterhand.
  • Laat cliënt de hand uitsteken die past bij de nieuwe overtuiging. Laat cliënt het gevoel van de concrete situatie die past bij de nieuwe overtuiging in de hand leggen. Herhaal als coach de situatie-naam enkele keren en daarna systematisch de formulering vd nieuwe overtuiging. 5 keer herhalen met tussenpauzes, vraag feedback.
    Evt wanneer het gevoel vd overtuiging verankerd is in de hand, vragen of er een beeld of symbool naar boven komt dat past bij de overtuiging, laat dat ook in de hand leggen.
  • Laat cliënt andere hand uitsteken en het gevoel van de situatie van de oude overtuiging in de hand leggen. Naam situatie paar keer herhalen en daarna systematisch de formulering van de oude overtuiging. 5x, vraag feedback. Ook evt symbool laten opkomen dat past bij de oude overtuiging.
  • Vraag cliënt om de handen om de beurt uit te steken en spreek de bijbehorende overtuigingen en symbolen uit.
  • Laat cliënt beide handen uitsteken en zeg “In je rechterhand ligt.. (overtuiging)” “En in je linkerhand ligt..(overtuiging)”
    Spreek 2 overtuigingen afwisselend uit, meerdere keren, op dezelfde intonatie.
  • “Laat nu beide handen heel langzaam naar elkaar toekomen. Geef ze alle tijd. Laat de handen zo dicht komen als ze nu vanzelf willen komen.” Herhaal alleen nog de nieuwe overtuiging.
108
Q

Welke oefening kan je met je cliënt doen rondom de pijler actie? Beschrijf de strekking van deze oefening.

A

‘Je pauzeknop aanzetten’.
Met aandacht naar je lichaam gaan. Aan lichaam en denken de toestemming geven om even helemaal niets te moeten doen.
Merk hoe het is om even geen moeite te doen. Laat alles er zijn zoals het is. Wees je bewust van de evt neiging het nietsdoen te willen onderbreken. Laat evt weerstand of afleiding er zijn. Laat jezelf toe om er gewoon te zijn, zonder je best te doen.

109
Q

Wat wordt er bedoeld met de (psycho)logische niveaus?
En benoem ze.

A

Bateson stelde dat in een proces van leren, verandering en communicatie natuurlijke classificatie-hiërarchieën bestaan.
Elk niveau is bedoeld om de informatie van het onderliggende niveau te organiseren. Verandering op hoger liggende niveaus heeft invloed op de lager liggende niveaus.
Verwarring tussen de logische niveaus creëert vaak problemen.

Omgeving (externe context, reacties op gedrag), gedrag (actie, met gebruik van capaciteiten), capaciteiten (toestanden, mogelijkheden, bepaald door waarden/overtuigingen), waarden & overtuigingen, identiteit (rol in de situatie), missie (opdracht, functie, hoogste doel, het spirituele, wat door je heen werkt)

110
Q

Wat is iets om bewust van te zijn wanneer je met de logische niveaus werkt?

A

Bij missie en identiteit is het denken hierover niet hetzelfde als de ervaring zelf. De woorden en ideeën horen bij het niveau van waarden en overtuigingen. Om bij de echte identiteit te komen moeten we stil worden vanbinnen.

111
Q

Wanneer zijn de logische niveaus ‘aligned’ (in overeenstemming met elkaar, verbonden met het hoger zelf)?

A

3 voorwaarden:
- De persoon heeft bewustzijn over alle niveaus
- De niveaus zijn met elkaar verbonden. Je kan je omgeving ervaren vanuit je gedrag, je gedrag vanuit je capaciteiten etc ,, en omgekeerd kan je je identiteit gestalte geven vanuit je missie, je waarden en overtuigingen gestalte geven vanuit je identiteit, etc.
- De verschillende niveaus worden ervaren als gelijkwaardig

112
Q

Beschrijf globaal de procedure van het werken met de logische niveaus.

A

Je stelt vragen om meer duidelijkheid te krijgen over een situatie/thema (X), waarbij je elk niveau doorloopt, beginnende bij omgeving (wat valt er op, wat is de impact op de omgeving, wat is je relatie met je omgeving, waar heb je wel/geen invloed op?), vervolgens gedrag, etc. omhoog tot missie (wat is de essentie van wat je wil betekenen in X, wat is jouw opdracht).
Vervolgens ga je vanuit het niveau van missie terug naar omgeving, om de informatie vanuit de hogere niveaus te integreren in alle lagere niveaus.
VB:
- Missie: “Laat de essentie van jouw opdracht doordringen in jezelf,..”
- Identiteit: “Wanneer je nu de essentie van je opdracht laat doordringen tot in je identiteit, wat verandert er dan in wie je eigenlijk bent of wil zijn, in X?”
- Waarden: “Wanneer je nu de essentie van je missie en identiteit verbindt met je hoogste waarden en overtuigingen, wat verandert daar nog in?” “Wat geloof je dan?” “Welke kwaliteiten wil je nog meer benutten of ontwikkelen?”
Etc tot op niveau omgeving.

Het is een oefening voor bewustwording (er hoeft niets opgelost te worden), die maakt dat de dingen op de meest ecologische manier veranderen. Geeft helderheid over de verschillende niveaus van het leven.

113
Q

Wanneer je de realiteit verwart met de woorden over die realiteit, welke logische niveaus verwar je dan?

A

De 2 hoogste niveaus worden verward met het 3e (waarden en overtuigingen). Zo ontstaat fundamentalisme.

114
Q

Wat is het effect van ons teveel identificeren met één logisch niveau?

A

Ons bewustzijn wordt dan vernauwd en we zijn minder flexibel. Vb: ik ben wat ik kan (capaciteit).

115
Q

Hoe kan je met je cliënt werken met de levensgebieden?

A

Vraag: “Wat is voor jou echt belangrijk in je leven?”
Schema maken van thema’s/domeinen.
Evt schrijven op papieren en in de ruimte leggen, plaats geven om je heen. Ten opzichte van jezelf en ten opzichte van elkaar. Wellicht komt er nog een kleur of vorm of symbool op wat past bij elk gebied.
Bepaal belang van alle levensgebieden (voel het formaat, geef een cijfer of indeling).
Hoe tevreden ben je over de kwaliteit van elk levensgebied? Druk percentage uit.

116
Q

Beschrijf hoe je met je cliënt kan werken rond determinisme en vrije wil.

A

Het gaat erover te onderzoeken wat je volgens je overtuigingen wel en niet kan veranderen.
A. Vragen stellen aan cliënt over zijn/haar leven:
“Wat kan jij (niet) veranderen in je leven?” “Waar in je leven heb je wel/geen invloed op?”
B. Vragen stellen aan cliënt over andere mensen:
“Wat kan je (niet) verwachten van anderen?” “Op welke vlakken kan jij (geen) invloed hebben op anderen?”
C. Vragen stellen aan cliënt over de wereld/het leven:
“Wat betekent het leven/de wereld voor jou?” “Wat is er (niet) mogelijk in het leven?” “Wat kan jij niet veranderen aan het leven/de wereld?”

117
Q

Beschrijf hoe je met je cliënt kan werken rondom afgegeven autoriteit.

A

Cliënt gaat na aan welke personen/groepen etc. hij/zij de neiging heeft zijn/haar autoriteit af te geven (voel: wie heeft er macht over je of misbruikt de macht? Van welke personen heb je het gevoel dat ze je vrijheid/keuzemogelijkheden beknotten?).
Kies iemand om mee te werken.

Plaats stoel in de ruimte en plaats de persoon (of groep etc.) in gedachten op de stoel. Evt een voorwerp of papier op de stoel dat symbool staat voor de weggegeven autoriteit.
Laat cliënt hardop zinnen uitspreken (in formulering die goed voelt):
“Ik heb mijn autoriteit (energie, vrijheid, macht,..) aan jou gegeven. Ik vergeef mezelf deze vergissing.
Nu neem ik mijn autoriteit (of x) helemaal terug. (voorwerp of papier terugpakken) Ik bepaal mijn leven.”
Vraag om te voelen of er nog iets uitgesproken wil worden (van beide kanten). Laat beeld op de estoel oplossen.

Daarna oefening andere kant op doen; autoriteit van anderen die zij op jou geprojecteerd hebben teruggeven (evt voorwerp vasthouden en teruggeven).
“Jij hebt jouw autoriteit (of x) aan mij gegeven. En ik heb dat laten gebeuren.” etc.

118
Q

Wat is emotionele chantage en waar kan je het aan herkennen?

A

Een extreme vorm van je autoriteit, kracht en vrijheid die je afgenomen wordt. Manipulatie en chantage kan je herkennen aan dat je het gevoel hebt in een soort mist terecht te komen, je kan niet meer helder zien wat er precies gebeurd is.
FOG
F: Fear (angst zaaien)
O: Obligation (dwang, geen keuze)
G: Guilt (schuldgevoel opwekken)

119
Q

Beschrijf hoe je met je cliënt kan werken rond overgenomen eindverantwoordelijkheid.

A

Nagaan t.o.v. welke personen/groepen cliënt de neiging heeft de eindverantwoordelijkheid voor het eigen leven en geluk af te geven. En andersom; welke cliënt heeft overgenomen (die anderen afgegeven hebben aan cliënt). Onderzoek: “Waar heeft dat mee te maken?”

Stoel plaatsten met persoon erop in gedachten. Voorwerp of papier met ‘eindverantwoordelijkheid voor het leven en geluk van -naam cliënt-‘. Op schoot van cliënt voorwerp of papier met ‘eindverantwoordelijkheid voor het leven en geluk van -de ander-‘. Altijd beide richtingen doen.

Zeg: “Ik heb de eindverantwoordelijkheid voor mijn leven en mijn geluk. Jij hebt de eindverantwoordelijkheid voor jouw leven en jouw geluk.
Het deel van de eindverantwoordelijkheid voor jouw leven, dat ik op mij genomen had, geef ik nu terug aan jou. (blad of voorwerp teruggeven).
Het deel van de eindverantwoordelijkheid voor mijn leven, dat jij op jou genomen had, neem ik nu terug.” (blad of voorwerp terugnemen)
evt gelijkwaardigheid/onafhankelijkheid benadrukken.

Nagaan of er nog iets uitgesproken wil worden, beeld oplossen.

120
Q

Wat kan helpen om te zeggen wanneer de cliënt aarzelt om de eindverantwoordelijkheid terug te geven aan de ander?

A

“Doordat (ander) zijn/haar eindverantwoordelijkheid terugkrijgt, zal hij/zij nu ook meer kracht en inspiratie hebben, om zijn/haar levenslessen te leren en om gelukkig(er) te worden.”

121
Q

Wat zijn de 3 voorwaarden voor zelfontplooiing volgens Milton Erickson?

A
  • Jezelf vanuit meta-positie kunnen waarnemen (stap verder: met bewustzijn van liefdevolle neutraliteit)
  • Jezelf zien als iemand die in evolutie is
  • Toekomstperspectief hebben
122
Q

Welke oefening kan je doen met je cliënt om de 3 voorwaarden voor zelfontplooiing te ontwikkelen?

A

Toekomstverkenning/Future Pace.

123
Q

Beschrijf de oefening Future Pace.

A

Denk aan wens/verlangen/doel dat je wil bereiken waarover je weerstand voelt of niet weet hoe je dit kan realiseren.

  • Teken in gedachten een rechte lijn in de ruimte. Bepaal op de lijn het moment van NU en het moment in de TOEKOMST waarin je je doel bereikt hebt
  • Sta in het NU en kijk naar je toekomstige zelf (die zich omgedraaid heeft en naar jou kijkt). Vraag of hij/zij je wil helpen en ondersteunen om op een snelle manier bij hem/haar te komen. Vraag of hij/zij een advies heeft
  • Laat je toekomstige zelf weer richting de toekomst draaien op de lijn
  • Stap nu stap voor stap op de tijdlijn richting de toekomst, tot vlak achter je toekomstige zelf. Evt er zelfs instappen en voelen hoe het is om het doel bereikt te hebben. Kijk achterom naar jezelf in het NU en geef hem/haar evt een suggestie, hardop.
  • Draai je weer om richting je toekomst en stap achteruit terug naar het NU, terwijl je het bewustzijn van je toekomstige zelf meeneemt tot in het nu.
  • Evt: metapositie. Kijk naar jezelf op de tijdlijn.
124
Q

Wanneer geloven we in de afscheiding?

A

Als we ons identificeren met de informatie van onze uiterlijke zintuigen en met de materiële wereld, met ons ego. We geloven dan dat we vastzitten in de dualiteit. We geloven dat we maar een deel zijn van wat er is en klampen ons daar aan vast (identificaties en gehechtheden/aversies). We sluiten de rest buiten en zijn bang dat ene stukje kwijt te raken.
We geloven dat ons denken een product is van ons lichaam, gereduceerd tot de hersenen. Veel mensen schrijven het bewustzijn/gewaarzijn ook toe aan de hersenen.

125
Q

Geef twee voorbeelden van overkoepelende manieren waarop we volgens de benaderingswijze van de GEA coachingsopleiding cliënten kunnen begeleiden in het steeds meer ervaren van de realiteit van eenheid en verbondenheid.

A
  • We werken met het bereiken van doelstellingen en het activeren van hulpbronnen, én helpen tegelijkertijd na te gaan hoe de cliënt in de huidige situatie al in vrede kan zijn met zichzelf. Daardoor wordt het duidelijker welke doelen het beste passen bij diegene, en wordt het realiseren ook gemakkelijker.
  • We kunnen concrete tips en oefeningen geven om de beleving van verbondenheid te integreren in ons dagelijks leven en geleidelijk de verschuiving te laten gebeuren van identificatie met dualiteit naar identificatie met eenheid en liefde.
    Er wordt meer bewustzijn gecreëerd over angst, schaamte, beschermingsmechanismen,.. en geleerd hoe deze te transformeren tot vrede en verbondenheid.
126
Q

Wat is de essentie van transpersoonlijke coaching?

A

Jezelf en je cliënt in de eenheid zien, als een oneindige intelligentie (ipv een persoonlijkheid).
Net als een ‘gewone’ coach luisteren we naar de cliënt, spelen we in op vragen en uitdagingen, helpen we emotionele blokkades op te ruimen en overtuigingen te transformeren, helpen we meer mogelijkheden te ontwikkelen,.. en vanuit het transpersoonlijke begeleiden we de cliënt met technieken om hem/haar zelf bij de antwoorden te laten komen. We zorgen er impliciet voor dat de cliënt steeds meer in contact komt met het niveau van het transpersoonlijke zelf, en wanneer diegene er vragen over heeft kunnen we hem/haar ook expliciet begeleiden vanuit dit niveau.

127
Q

Welke vragen kan je stellen op persoonlijk en transpersoonlijk vlak? Beschrijf 4 niveaus.

A

Niveau 1: Probleem
“Wat is je probleem?” “Waarmee heb je het moeilijk?”

Niveau 2: Verlangens, wensen, verwachtingen
“Wat wil je bereiken?” “Wat zou je willen veranderen aangaande x?”

Niveau 3: Noden
“Wat zou het beste zijn voor jou, rekening houdend met alle aspecten van jezelf?” “Wat heb je eigenlijk nodig, vanuit de totaliteit die je bent?” “Wat is het allerbelangrijkste voor jou?”

Niveau 4: Behoeften op een totaalniveau (win-win)
“Wat zou voor alle betrokkenen het beste zijn in deze situatie?” “Wat zou het grote geheel het meeste ten goede komen?”

128
Q

Beschrijf de indirecte en directe benadering om cliënten te helpen zichzelf te vergeven en in de eenheid te zien.

A

Indirect:
Coach herhaalt aantal keer: “Iedereen doet altijd het beste wat hij/zij kan op dat moment, vanuit het bewustzijn dat hij/zij op dat moment heeft.” (of variaties hierop)
“Laat deze gedachte doordringen en laat daarbij alle mogelijke weerstand toe, alle ja-maars, enz.”
“Ben je bereid te zien dat je altijd het beste gedaan hebt?”
Cliënt: “Ik ben bereid te zien dat ik altijd het beste gedaan heb.”
Laat weerstanden toe. Blijf verbonden met het lichaam.
Nu vertelt cliënt een situatie waarover hij/zij spijt, schuld of schaamte heeft.
Coach: “Ben je bereid om te zien dat je ook in die situatie het beste gedaan hebt dat je toen kon?”
Cliënt: “Ik ben bereid om te zien dat ik ook in die situatie het beste gedaan heb dat ik toen kon.” (aantal keer herhalen, ook bij weerstand)

Direct:
Coach: “Jij bent altijd in de eenheid geweest.”
Cliënt: “Ik ben altijd in de eenheid geweest.” Of: “Ik ben bereid om te zien dat ik altijd in de eenheid geweest ben.”
Coach: “Laat de gedachte doordringen en laat daarbij alle mogelijk weerstand toe, alle ja-maars, enz.”
Coach: “Ben je bereid om jezelf alle vergissingen uit het verleden helemaal te vergeven?”
Cliënt: “Ik ben bereid om mezelf alle vergissingen uit het verleden helemaal te vergeven.”
Specifieke situatie: “Ook aangaande dit thema ben ik altijd in de eenheid geweest.” “Ik ben bereid om mezelf ook die vergissing uit het verleden volledig te vergeven.”

129
Q

Noem twee technieken om mee te werken wanneer een cliënt schuldgevoel, schaamte en/of spijt voelt.

A
  • Zelfvergeving en jezelf in de eenheid plaatsen
  • Zelf-Integratie (met name deel 2)
130
Q

Wat is Zelf-Integratie?

A

Healing-proces om afscheid te nemen van personen, situaties volledig te verwerken en jezelf te bevrijden van schuld/schaamte/spijt en gemis/verlies, kortom; om in het reine te komen met je verleden, jezelf en de wereld en meer levensvreugde, vertrouwen energie, positiviteit e.d. te krijgen. Een volwaardige methode voor bewustwording, zelfontplooiing en therapeutische coaching.
Soms laten mensen op hun tijdlijn mooie momenten vervuilen door de moeilijke momenten ‘uit te smeren’. Door het proces van Zelf-Integratie halen we deze zaken los en integreren we de positieve energieën en levenslessen.

131
Q

Waaraan kan je merken als je nog niet helemaal in het reine bent met iets/iemand?

A

Als je eraan denkt en je voelt nog iets van irritatie, angst, verdriet, spijt, schuld, schaamte,.. kortom onvrede.

132
Q

Waarop kan je Zelf-Integratie beter niet toepassen?

A

Situaties of relaties met een persoon waarmee fysiek of seksueel geweld gemoeid was. Voor dergelijke situaties moeten er eerst trauma-verwerkende methodes ingezet worden, onder begeleiding van een ervaren therapeut.

133
Q

Beschrijf in het kort de stappen van Zelf-Integratie deel 1.

A

Deel 1: Krachtbronnen in jezelf opnemen

  1. Beeld van vroegere zelf (en betrokken personen) oproepen
  2. Integratie van geïnvesteerde energie (inzet, toewijding,..):
    symbool vd geïnvesteerde energie laten opkomen, energie laten samenkomen in het beeld/symbool, evt niet positieve energie eruit laten stromen, symbool naar je toe brengen, fysieke gewaarwording merken, symbool in jezelf opnemen, realiseren dat je de energie weer helemaal tot je eigen beschikking hebt.
  3. Integratie van de energie van alle goede momenten:
    zelfde procedure.
  4. Integratie van alle levenslessen:
    zelfde procedure (symbool = informatie van alle levenslessen, op alle terreinen die voor jou belangrijk zijn).
  5. Integratie van het vroegere zelf uit die periode
  6. Ander bedanken voor alle ervaringen en lessen, afscheid nemen, beeld van de ander laten oplossen.
134
Q

Beschrijf in het kort de stappen van Zelf-Integratie deel 2.

A

Deel 2: Zelfbeeld transformeren en integreren

  1. Beeld van jezelf in ruimte voor je zien, contact mee maken
  2. Bevestiging dat je altijd het beste gedaan hebt
  3. Bevestiging dat je de beste keuzes gemaakt hebt
  4. Appreciatie en ondersteuning van het zelf (misschien was er niemand die je begreep, vanaf nu kan je terecht bij mij, ik zal je niet meer veroordelen etc)
  5. Zelfwaardering: herstel of bevestiging van eigenwaarde, op identiteitsniveau (je bent goed genoeg zoals je bent)
  6. Uitdrukking van liefde voor jezelf (ik hou van je, met alles erop en eraan)
  7. Zelfbeeld bij jezelf brengen en welkom heten (op schoot zetten, ‘vanaf nu ben je voor altijd welkom bij mij’. Evt nog dingen horen/uitspreken)
  8. Zelfbeeld opnemen in het hart
  9. Beeld van de ander laten oplossen
135
Q

Beschrijf in het kort de stappen van Zelf-Integratie deel 3.

A

Deel 3: Beperkende energieën transformeren

Uitgaan van belemmerend gevoel, gedachte, iets dat je als negatief ervaart,..

  1. “Voel op welke plaatsen in of rond je lichaam de negatieve energie zit” (gedeelte acceptatie-oefening)
  2. “Vraag aan je onderbewuste om alle negatieve energie, die daar al die tijd in je lichaam gezeten heeft, op enkele meters afstand schuin voor jou te laten komen. Merk op hoe de energie eruit ziet.”
  3. Energie van de levenslessen afzonderen, laten bundelen in symbool/beeld, tussen jou en plaats van negatieve energie in plaatsen.
  4. Symbool van levenslessen opnemen en integreren.
  5. Overige beperkende energie laten transformeren; zie beeld van mooi landschap en werk met de elementen, bv vuur, composthoop/aarde, water, om de beperkende energie te transformeren.
136
Q

Beschrijf in het kort de stappen van Zelf-Integratie deel 4.

A
  1. De Trap naar ‘de Hemel’ beklimmen, eenheidservaring oproepen (“Wat is het belangrijkste dat je zou willen bereiken?” -> “Hoe zou het zijn om X helemaal gerealiseerd te hebben?” -> “Wat wil je dan nog meer bereiken?” etc etc , totdat iemand bij een eenheidservaring terechtkomt)
  2. Een eenheidservaring met de 5 zintuigen beleven (“Laat jezelf dan helemaal in dat gevoel van x gaan.. Wat hoor je, zie je, voel je?”)
  3. Een eenheidservaring integreren in alle aspecten van jezelf (energie van het gevoel in alle cellen laten komen, in elk aspect van je persoonlijkheid, in elk deel van je energieveld)
  4. Symbool laten opkomen dat uitdrukking is van het (eenheids)gevoel en je ware essentie
  5. Symbool van eenheidservaring integreren (in en rondom lichaam en hart)
  6. Verbinden aan (lastige) situatie(s) (“Op welke manier wil je nu die (.. kerntoestand) verbinden met je leven?” “En wanneer je in dat gevoel zit, bekijk dan eens jouw concrete levenssituatie, vanuit dat eenheidsgevoel?”)
137
Q

Wat is een modale operator?

A

Een hulpwerkwoord dat de betekenis van het hoofdwerkwoord verandert of kleurt

138
Q

Wat is de meerwaarde van metaforisch coachen?

A

Door de juiste vragen te stellen waarbij je direct voortbouwt op de beeldspreek van de cliënt (meestal voortkomend uit het onderbewuste) kan je diegene vaak helpen om de situatie direct vanuit het onderbewuste te laten oplossen. Je hoeft daarvoor niet alles te weten, het is voldoende om vanuit sterke resonantie voort te bouwen op de beelden die de cliënt aangeeft.

139
Q

Beschrijf twee manieren van metaforisch coachen.

A
  1. Verkennende vragen stellen (“Toon me eens waar die muur staat? Hoelang staat hij er al? Waaruit bestaat hij?” etc).
    Wanneer er geen antwoorden komen; de vragen stellen aan het lichaam, of aan het beeld/symbool zelf.
  2. Oplossende vragen stellen
    Eerst open vragen, daarna steeds specifieker:
    “Wat wil je doen met deze muur?” “Hoe zou je de muur weg kunnen krijgen?” “Wat zou je kunnen veranderen om hem weg te krijgen?”
    Actie uitlokken: “Wanneer ga je dat doen?”
    En tot slot nog hulpbronnen activeren: “Wie of wat kan je helpen om de muur af te breken?” “Welke kracht in jezelf kan daarbij van pas komen?”
140
Q

Geef een aantal voorbeelden van verkennende vragen die geschikt zijn om te werken met metaforen.

A

Hoe lang is dat al?
Wanneer begint dat?
Als je je daar een voorstelling van zou maken, hoe zou dat er uit zien? Hoe zou je dat in detail beschrijven?
Welk gevoel heb je daar bij?
Welke ideeën heb je daarbij?

141
Q

Geef een aantal voorbeelden van oplossende vragen die geschikt zijn om te werken met metaforen.

A

Wat zou je daaraan kunnen veranderen?
Wat zou je willen dat daaraan verandert?
Wat zou je daar aan willen doen?
Als je jezelf even vanaf een afstand zou bekijken, welke suggestie zou je jezelf geven?

142
Q

Wat is Helend Spreken?

A

Een gestructureerde gesprekstechniek om verbindende, authentieke, open communicatie op gang te brengen/verdiepen of om situaties waarin de communicatie vast zit of geblokkeerd is door hevige emoties te deblokkeren.
Het proces biedt de gesprekspartners de zekerheid van zich volledig te kunnen uitspreken en van helemaal gehoord te worden. Daarnaast de veiligheid om niet beoordeeld te worden. Dit kan bevrijdend en ondersteunend werken.

143
Q

Noem de 7 basisprincipes voor het Helend Spreken

A
  • Lichaamscontact
  • Bewust doorademen (spreker haalt na elke zin diep adem en luisteraar ademt goed door. = contact houden met het gevoel)
  • Oogcontact
  • Één spreker aan het woord (en de luisteraar geeft op geen enkele manier commentaar, ook niet non-verbaal)
  • Aandacht luisteraar(s) enkel gericht op de spreker (volle aandacht, geen interpretatie, geen antwoorden voorbereiden)
  • Spreker maakt onderscheid tussen waarneming en interpretatie/gevoel (clean language; “Toen jij opeens wegliep, voelde ik mij alleen.”)
  • Ik-boodschappen (vanuit jezelf spreken, geen oordelende taal)
144
Q

Beschrijf de fasen van het Verbindend/Helend Spreken.

A

Persoon A kiest één vaste formulering voor de zin van fase 1, OBSTAKELS: bv “Waar ik moeite mee heb is…” en noemt alles wat opkomt wat hem/haar stoort. Tot slot nog “Wat ik het méést moeite mee heb is..” en vult aan. Daarna beurt aan persoon B.

Fase 2: WENSEN, “Wat ik graag zou willen is…” (ook dat wat niet realistisch is) en tot slot “Wat ik het liefst zou willen is..”

Fase 3: WAARDERINGEN, “Wat ik aan je waardeer is…” (minstens 7 dingen noemen, in het hier en nu)
Hier gaat het om; we willen horen wat de ander in ons waardeert. Dat kan niet zonder fase 1 en 2.

145
Q

Wat zijn hulpbronnen en hoe kan je je cliënt helpen zich hier bewust van te worden en ze te versterken?

A

Hulpbronnen zijn krachten die je in jezelf hebt en die je kan gebruiken om je doelen te realiseren. En de kracht van planten/dieren/kristallen, plaatsen, personen, mythische wezens,.. Bevraag bij cliënt wat/wie een belangrijke bron van hulp, kracht, inspiratie is.
3 essentiële vragen:
- Welke hulpbronnen of vaardigheden heb je al die je kunnen helpen?
- Welke andere bronnen of vaardigheden heb je nodig?
- Hoe kan je de krachtbronnen die je nodig hebt activeren en versterken in jezelf?

nog aanvullen

146
Q

Wat zijn de 3 taboes en het verborgen taboe?

A

Dood, seks, geld, eten.

147
Q

Wat is de reden dat de dood een taboe is voor veel mensen?

A

Het is een belangrijk en cruciaal moment, waarvan veel mensen voelen dat er niet lichtzinnig over gesproken mag worden.
Dieperliggend: de dood confronteert ons met onze allerdiepste angsten (om verloren te gaan, te verdwijnen, enz). Vereenzelviging met het lichaam en het denken betekent automatisch de dood zien als het absolute einde. In het reine komen met de dood is dan ook een belangrijk onderdeel van de spirituele ontwikkelingsweg.

148
Q

Wat maakt seks een belangrijk gegeven voor innerlijke groei en ontwikkeling?

A

Velen ervaren tijdens het orgasme een moment waarop ze zichzelf niet meer beschouwen als een apart individu, maar een moment waarop ze versmelten met het grotere geheel.
Het liefhebben kan alleen ten volle beleefd worden wanneer ben (ook figuurlijk) echt ‘naakt’ is, zich helemaal overgeeft, gevoelens en emoties toelaat, o.a. om ze te helen - dus vraagt een bepaalde mate van geestelijke volwassenheid.

149
Q

Wat maakt geld bij mensen tot een taboe?

A

In dit thema komen ook alle gevoelens en overtuigingen over leven, overleven en dood samen. Energie die plaatsvervanging is voor voedsel, huis, kleding, bescherming, hobby’s.. basisvoorzieningen. De patronen rondom overvloed en tekort laten zich zien in de manier waarop iemand omgaat met geld.

150
Q

Beschrijf een manier om te werken rond taboes.

A

Eén van de vier taboewoorden uitspreken en cliënt vragen om te letten op spontane associaties (woorden, beelden, gevoelens etc). Cliënt dieper laten ontspannen en 3x het woord rustig uitspreken met tussenpauzes van 15 seconden. Daarna een minuut pauze en dan de associaties noteren. Vervolgens kan je beperkende emoties/overtuigingen noteren en daar verder mee werken met processen.

151
Q

Wat kan als fysiologie worden beschouwd?

A

Beweging, gebaren, tonaliteit en tempo van de stem. Kan diepgaand op je emoties inwerken; je denken, gedrag en de indruk die je maakt op de wereld om je heen.

152
Q

Wat wordt bedoeld met een fysiologie van uitmuntendheid? En wat zijn de juiste condities ervoor?

A

Een fysiologie die wordt geassocieerd met flexibiliteit, gecenterd zijn. De verschillende aspecten kan je beoefenen en daardoor kan het een anker worden voor je persoonlijke uitmuntendheid die je wanneer nodig of gewenst kan oproepen.
Onze lichaamshouding is de meest direct toegankelijke bron.

  • Gewicht gecentreerd (in bekken/buik)
  • Gewicht symmetrisch verdeeld
  • Ruggengraat uitrekken en ribben omhoog
  • Schouders ontspannen, borstbeen omhoog
  • Ademhaling volledig/diep vanuit de buik
  • Knieën uit het slot
    (- evt nog persoonlijke aspecten)
153
Q

Beschrijf de stappen van de oefening voor fysiologie van uitmuntendheid.

A
  1. Cliënt denkt aan twee situaties waarin hij/zij een gevoel van onvermogen heeft, te weinig kracht. Terwijl hij/zij rechtop staat
  2. Cliënt stapt in beide situaties, geassocieerd, opnieuw beleven.
    De coach let op hoe diegene staat, fysiologisch. Let op wat er opvalt.
  3. Cliënt denkt aan 2 situaties waarin hij/zij flexibel was, in haar/zijn kracht stond, in een vermogende staat was.
  4. Cliënt stapt in beide situaties, geassocieerd, opnieuw beleven. Coach let op fysiologie, merk verschillen op met de ervaringen van onvermogen. Help cliënt erbij om de fysiologie van uitmuntendheid te belichamen.
  5. Cliënt denkt weer aan één van de moeilijke situaties en beleeft deze geassocieerd, maar met de fysiologie van uitmuntendheid
  6. Future Pace. Cliënt beleeft toekomstige situatie die moeilijk en beperkend zou kunnen zijn, met fysiologie van uitmuntendheid.
154
Q

Wanneer zijn we geassocieerd?

A

Wanneer onze gevoelens en een groot deel (of al ons gewaarzijn) van onze zintuigelijke ervaring en beleving in de situatie zelf is. Het is meer bínnen de gebeurtenis dan wanneer we er buiten staan en er naar kijken.
VAKOG. Je kijkt, hoort, voelt etc door je eigen ogen/oren etc.
De ervaring is primair kinesthetisch.

155
Q

Beschrijf het associatieproces

A

Ervaring oproepen waar de cliënt zich mee wil associëren.

  1. Begin met het systeem (VAKOG) dat de persoon het meest gebruikt en beschrijf de ervaring. Daarna overgaan op volgende meest bewuste systeem.
  2. Gebruik alle systemen om er zeker van te zijn dat cliënt niet zichzelf ziet maar echt in de ervaring is.
  3. Gebruik termen als ‘Dompel je er helemaal in onder’ , ‘Sla het om je heen’, ‘Merk hoe het is om dit door jouw ogen te zien’.
156
Q

Wat is dissociatie? En wat is het nut ervan in coaching?

A

Je losmaken van een ervaring om jezelf te observeren, om afgescheiden te zijn van de ervaring. Daardoor ontstaat afstand t.o.v. de situatie (minder gevoelens). VAKOG: Je ziet, hoort, etc jezelf.
Er komt meer informatie in je bewustzijn, een ander perspectief, verruimd kader en bewustzijn. Helpt bij keuzes.

157
Q

Noem manieren om de cliënt te helpen te dissociëren

A

Perspectieven:
- Zie, hoor, voel jezelf vanuit een ander, vanuit een waarnemende positie. Kijk en luister vanuit dit andere perspectief.
- Stel je voor dat je vooruit gaat in de toekomst (10 jaar verder, of nog langer) en terugkijkt naar wat er nu gebeurt
- Stel je voor dat je op de maan bent en naar de aarde kijkt, naar jezelf op de aarde, kijk naar wat er gebeurt in de situatie, vanuit dit perspectief
- Gebruik als coach termen als ‘Kom uit jezelf,’ ‘Kom los van jezelf’, ‘Zie jezelf..’
- Dubbele dissociatie/cinematechniek gebruiken

158
Q

Wat kan helpen wanneer de cliënt moeite heeft met visualiseren?

A

Uitleggen dat innerlijke beelden altijd wat anders zijn dan externe, het hoeft niet identiek te zijn (evt voordoen met voorwerp). Daarnaast zeggen dat iedereen bijna constant innerlijke beelden heeft en dus al ongemerkt visualiseert (ook bv de weg naar huis).

159
Q

Waarom brengen mensen vaak hun aandacht in het centrum van het hoofd van de ander? (ipv in hun eigen hoofd)
Wat is het nadeel daarvan?

A

Omdat ze denken dat ze diegene dan beter begrijpen, of zelf beter begrepen worden.
Er komt daardoor een vacuüm in jouw hoofd/systeem, dat makkelijk kan opvullen met de energie van de ander. Als jij jezelf blijft opvullen kan er niks anders bij (en hoef je jezelf dus ook niet te beschermen).

160
Q

Beschrijf twee vormen van incongruentie

A
  • Consecutieve incongruentie (twee tegenstrijdige antwoorden na elkaar
  • Simultane incongruentie (tegelijkertijd twee verschillende boodschappen)

Beide kunnen zijn op gebied van woorden, lichaamshouding, intonatie.

161
Q

Wat is het gevolg van niet spreken op je eigen basistoonhoogte?

A

Energieverlies en de neiging om energie te laten weglopen in de ruimte.

162
Q

Wat bepaalt de kwaliteit van de stilte?

A

De mate waarin je met volle aandacht aanwezig kan zijn bij de cliënt (die op dat moment aan zelfreflectie aan het doen is).

163
Q

Wat is de mind?

A
  • de capaciteit om te denken
  • bezig zijn met denken
  • de inhoud; alle gedachten, ideeën, overtuigingen
    Product van het gewaarzijn.
164
Q

Wat levert het op om met je aandacht naar je hart te gaan?

A

Dan ben je in contact met je essentie en krijg je vaak ingevingen.

165
Q

Waarvoor dient het PAVA-model niet?

A
  • Het bewustzijn van iemand/jezelf in het algemeen meten
  • Als typologie
166
Q

Beschrijf de handen-oefening voor acceptatie.

A

In de ene hand de situatie waarin nog verzet is, in andere hand een situatie waarin je (meer) acceptatie voelt.
Voel de energieën. Laat de handen op hun eigen tempo naar elkaar bewegen, tot zover ze nu willen, laat het vloeien. Daarna handen naar je lichaam brengen. Laat alles toe wat je ervaart.

167
Q

Wat kan een goede vraag zijn ter controle of iets echt geaccepteerd is?

A

Na het loslaten vragen “Mag het terugkomen?”

168
Q

Beschrijf de verwarring rondom het toelaten en uitdrukken van emoties.
En leg uit waarom het uitdrukken zonder volledige toelating niet zorgt voor het helemaal loslaten van de emotie.

A

Het is niet zo dat als iemand de emotie uitdrukt, deze emotie ook helemaal accepteert (want accepteren = de energieflow toelaten). Andersom hoeft het toelaten van een emotie niet per se te betekenen dat de emotie ook uitgedrukt wordt.
Het uitdrukken kán een toegang zijn voor het toelaten, maar is geen garantie. Uitdrukken kan namelijk ook een manier zijn van controleren.
Uitdrukken geeft een tijdelijke ontlading, maar zolang hij vanbinnen niet helemaal is toegelaten wordt er toch weer een deel onderdrukt. Een verbod op het toelaten betekent een blokkade in het hartchakra. De energie stokt en zoekt een detour via ons hart. Enkel uitdrukken betekent dat de energie vanuit het hart naar buiten gaat. Door het acceptatie proces kan de energie doorstromen naar boven door de kruin.
Wanneer er permissiviteit is wordt het opgelost en is er geen bittere ‘nasmaak’.

169
Q

Wat zijn gehechtheden en aversies?

A

Gehechtheden: onze aandacht is gericht op iets dat we willen (Vis+), maar het wordt gecombineerd met weerstand/spanning (Acc-); ‘als ik het maar krijg’. We sluiten ons af, er kom iets van dwang in ons die we ook uitstralen. Iets wat jouw voorkeur heeft, maar als het dreigt weg te gaan uit je leven komt er druk en spanning.

Aversies: iets dat we niet willen en niet accepteren (Vis- in combinatie met Acc-). We proberen deze zaken uit te sluiten, maar doordat er zoveel spanning op zit komt het juist op de voorgrond en overschaduwt het de rest. Als we in de aversie zitten heeft het de neiging om de andere pava’s mee naar beneden te trekken.

170
Q

Wat houdt onze weerstand op diep niveau in stand?

A

De verhalen die we eraan gekoppeld hebben en onze gehechtheid daaraan

171
Q

Wat betekent identificatie loslaten? Wat is een goede vraag om dit te bevorderen?

A

Niet meer focussen op één ding, het teruggeven aan de eenheid. “Kan je zien dat jij veel meer bent dan al die gewaarwordingen/verhalen/ideeën?”

172
Q

Wat zijn goede suggesties wanneer iemand een gevoel ervaart dat heel pijnlijk is?

A
  • “Laat dit er zijn terwijl je je ook bewust bent van je handen en voeten, en van heel de ruimte om je heen.”
  • Bij angst om het volledig toe te laten: “Al vele duizenden mensen hebben dit gedaan, ik kan je garanderen dat je veilig bent.” Keuze geven: pauzeren, of zal ik je ook hier doorheen begeleiden?
  • “Door het de ruimte te geven laat de destructieve energie los”
173
Q

Waardoor blijven mensen vaak gericht op problemen?

A

Omdat ze nog geen oplossing zien. Maar in situaties waarin ze van nature oplossingsgericht zijn, zien ze ook niet altijd direct de oplossing, maar staan ze er voor open, daar gaat het om.

174
Q

Beschrijf de 4 combinaties van extremen van de pijlers eigenheid en verbondenheid

A
  1. Eig- en Verb- = geen connectie met jezelf/je eigenheid én geen verbondenheid met anderen. Aliënatie/vervreemding (in extreme depressie kan dit ervaren worden)
  2. Eig+ en Verb- = enkel zelf-centered (egoïsme hoort hier ook bij)
  3. Eig- en Verb+ = zelfverloochening, onszelf vergeten, achter stellen
  4. Eig+ en Verb+ = de bedoeling, zoveel mogelijk connectie met onzelf én maximaal verbonden zijn met anderen.
175
Q

Waarom kan je het woord ‘maar’ beter vermijden?

A

Het veegt als het ware de energie van al het voorgaande van tafel. Alleen te gebruiken als je het voorgaande echt in twijfel wil trekken. Als je iets wil toevoegen: gebruik ‘en’ ipv ‘maar’.

176
Q

Wat is vaak de reden wanneer therapieën niet slagen?

A

Als de therapeut niet bij het MOW van de cliënt is gebleven, of zelf invullingen heeft gedaan.

177
Q

Waarom (haha) kan je waaromvragen beter vermijden?

A
  1. Als je ‘waarom’ vraagt, ‘dwing’ je de cliënt in een vernauwd bewustzijn, om één ding als oorzaak of aanleiding te bepalen, terwijl er veel dingen mee te maken kunnen hebben.
    We zien alleen de oppervlakte, de ene gebeurtenis die de andere opvolgt. Maar daaronder ligt de oermoeder, het universeel bewustzijn, dat alles stuurt. De oorzaak.
    Het enige antwoord op het waarom is: door al het voorgaande..
  2. Het kan de cliënt onbewust schuldig laten voelen (o wat heb ik dan misdaan? Dat ik in deze situatie terecht ben gekomen)
178
Q

Waarom gaat een emotie vaak samen met kinesthetische gewaarwordingen?

A

Omdat een emotie samengaat met fysiologische en hormonale processen, en omdat ze gepaard gaan met vecht-/vluchtresponsen. Een valkuil hierin is een automatische koppeling maken tussen kin. gewaarwordingen en emoties (bv “het is toch normaal dat je boos wordt als het regent?” Nee, dat komt door jouw MOW).

179
Q

Wat is het effect van het onderdrukken van emoties?

A

Zodra we emoties negeren/onderdrukken, negeren we ook de signaalfunctie van de emotie (nb: elke emotie heeft ooit een positieve intentie gehad). Zodra een emotie niet gevoeld wordt, wordt er spanning opgebouwd in ons lichaam, we knijpen een deel van onze energie dicht.

180
Q

Wat doet het perifeer kijken?

A

Je bent je daardoor als coach bewust dat wat er nu bij de cliënt gebeurt, maar een deel is van wat zich afspeelt in het universum. Anders denkt je onderbewuste: dit is het enige wat er bestaat, dan kijk je in een tunnel en ga je je ermee identificeren.

181
Q

Wanneer heeft iemand een emotie helemaal losgelaten?

A

De acceptatie/toelating/ontwinding is de eerste stap.
De uiteindelijke integratie betekent:
1. Identificatie met de lading is losgelaten (door oordelen op de emotie houden we er vaak juist aan vast)
2. Identificatie met alle verhalen zijn losgelaten (‘mijn emotie is terecht want het komt door.. x’)
Cognitieve en energetische gehechtheid is vaak onbewust.

182
Q

Vanuit welke 3 benaderingen kunnen we emoties kaderen?

A
  • de 4 hoofdemoties: vreugde, verdriet, angst, boosheid (kadertje van permissiviteit kan je invullen met cliënt)
  • bezien vanuit de chakra’s: wanneer je een emotie niet toelaat komt dat doordat er lading/energie vastzit in een of meerdere chakra’s (oude pijn). Om die oude pijn niet te voelen wordt de emotie niet toegelaten en de kundalini afgeknepen. De positieve intentie energie kan dan ook niet doorstromen. Bij meer acceptatie wordt lading toegelaten en losgelaten waardoor de energie weer door de centrale as kan stromen. Emotie is dus niet alleen abstract, het is een fysieke gewaarwording.
  • Bezien vanuit eenheidsbewustzijn: wanneer we ons niet identificeren met de bodymind (angst) maar bewustzijn dat we één zijn, zijn we vrede, vreugde, vrijheid = liefde.
183
Q

Beschrijf wat het onderbewuste is in een paar woorden

A

Het deel van jou dat alles wat je ooit ervaren hebt opgeslagen heeft.

184
Q

Wat is het voordeel van het proces ‘De trap naar de hemel’ doen?

A

Bijna iedereen zit onbewust met het idee ‘als ik al m’n doelen realiseer, dan word ik gelukkig’. Dat is dus een voorwaardelijkheid. Terwijl je ook al kan vertrekken vanuit het gevoel van eenheid. De stappen (doelen/wensen opschrijven en ervaren) zijn immers imaginaire stappen. Alle zaken lossen zich op als je aan de slag gaat met waar je hart echt naar uitgaat. De lange ketting van voorwaardelijkheid is niet nodig.

185
Q

Beschrijf de techniek van de dubbele dissociatie/cinematechniek.

A

Je zit achteraan in de projectiekamer. Kippengaas voor het glas. Je ziet jezelf in het midden van de zaal kijken naar het scherm, met daarop een stilstand beeld van jezelf in de situatie. Blijf achteraan aanwezig in de projectiekamer. Je kan evt het scherm wat kleiner maken. En/of iemand voorstellen die achter je staat en je schouders vasthoudt. Houd de leuningen van je stoel vast.
Laat vervolgens de film op het scherm in beweging komen.

Als je dubbel gedissocieerd bent kan je onmogelijk voelen wat je voelde in die situatie zelf.

186
Q

Noem een aantal formuleringen die kunnen helpen om valse vergelijkingen te detecteren.

A
  • Door…, zal je automatisch ook….
  • Door….. houd je …. in stand.
  • …… betekent (ook) ……
  • De beste manier om ….. is door ook…..
  • Alleen door …., krijg je ……
  • Als je wil ….. , dan moet je…..
187
Q

Noem een aantal formuleringen die kunnen helpen om valse tegenstellingen te detecteren.

A
  • Of je bent ….., of …..
  • Of je hebt….., of …….
  • Als je niet wil ….. , dan moet je
  • Als je wil ….. , dan moet je zorgen dat je niet ….
  • Als je …. hebt/doet/bent, dan kan je …… niet hebben/doen/zijn
  • Als je …. wil hebben, dan moet je eerst van ….. af zien te raken
  • Zolang je ….., kan je nooit….