scheikunde H1, 2 en 3 Flashcards
Atomen en moleculen
1
Q
Aluminium
A
Al
2
Q
Barium
A
Ba
3
Q
Calcium
A
Ca
4
Q
Chroom
A
Cr
5
Q
Goud
A
Au
6
Q
Kalium
A
K
7
Q
Kobalt
A
Co
8
Q
Koper
A
Cu
9
Q
Kwik
A
Hg
10
Q
Magnesium
A
Mg
11
Q
Mangaan
A
Mn
12
Q
Natrium
A
Na
13
Q
Nikkel
A
Ni
14
Q
Platina
A
Pt
15
Q
Tin
A
Sn
16
Q
Ijzer
A
Fe
17
Q
Zilver
A
Ag
18
Q
Zink
A
Zn
19
Q
Broom
A
Br
19
Q
Argon
A
Ar
20
Q
Chloor
A
Cl
21
Q
Fluor
A
F
22
Q
Helium
A
He
22
Q
Fosfor
A
P
23
Q
Jood
A
I
24
Q
Koolstof
A
C
25
Q
Neon
A
Ne
26
Q
Stikstof
A
N
27
Q
Waterstof
A
H
28
Q
Zuurstof
A
O
29
Q
Zwavel
A
S
30
Q
Formule van Jood
A
I 2
31
Q
Formule van stikstof
A
N 2
32
Q
Formule van waterstof
A
H 2
33
Q
Formule van chloor
A
Cl 2
34
Q
Formule van zuurstof
A
O 2
35
Q
Formule van fluor
A
F 2
36
Q
Formule van Broom
A
Br 2
37
Q
Formule van fosforzuur
A
H3PO4
38
Q
Formule van Natronloog
A
NaOH
39
Q
Formule van Permanganaat
A
MnO4
40
Q
Formule van water
A
H2O
41
Q
Formule van Ammoniak
A
NH3
42
Q
Formule van ethanol
A
C2H6O
43
Q
formule van zwaveldioxide
A
SO2
44
Q
Formule van koolstofdioxide
A
CO2
45
Q
Formule van metaan
A
CH4
46
Q
Formule van Glucose
A
C6H12O6
47
Q
Formule van zwavelzuur
A
H2SO4
48
Q
Formule van zoutzuur
A
HCl
