Scheikunde Flashcards

1
Q

amu formule

A

aantal atomen p. 77

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

getal van avogadro

A

6.022 x10^23 p. 199

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

molmassa

A
  • gebruik molaire massa (g/mol)
  • Nav molmassa, dichtheid en molair volume
  • Nooit direct van gram naar gram
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Molaire/Molariteit

A

mol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opbrengst reactie

A

opbrengst= werkelijke opbrengst product : theoretische opbrengst product x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

concetratie

A

hoeveelheid stof : volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat nooit toevoegen aan een ceconcentreerd zuur???

A

WATER!!!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

concentratie x volume

A

C1 x V1 = C2 x V2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Molariteit

A

aantal molen component : aantal liter oplosmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

w/v %

A

massa component A/ totaal volume x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

v/v %

A

volume component A/ totaal Volume x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

w/w %

A

massa component a/ totale massa x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ppm

A

massa component A/ totale massa aanwezig x 10^6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ppb

A

massa component A/ totale massa aanwezig x 10^9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

opbouw atomen

A

kern: protonen, neutronen
schil: elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

octet regel

A

ene kant en andere kant lading gelijk

17
Q

covalente binding

A

de meest gebruikelijke vorm van chemische binding

18
Q

dipool dipool

A

Een atoom met een negatieve lading en een atoom met een positieve lading van een ander molecuul trekken elkaar aan.

19
Q

zuur

A

een molecuul dat een H+
-ion kan afsplitsen.
In andere woorden, een proton donor

20
Q

base

A

: Een molecuul dat een H+
-ion kan opnemen.
In andere woorden, een proton acceptor

21
Q

chemisch evenwicht

A

de reactie gaat constant door van links naar rechts

22
Q

ph

A

-log[h3O+]

23
Q

h3O+

24
Q

pOH

25
pKw
14= pH+pOH
26
pH
pKa + log(base/zuur)
27