Samenvatting Flashcards

1
Q

Welke veranderingen aan eiwitten worden er en in het Golgi gedaan?

A
  1. Proteolytische deling (ontleden van eiwitten) 2. Sulfatering (transport en sortering) 3. Fosforylering (activatie en inactievatie) 4. Modificatie O glycolysering in Golgi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke veranderingen aan eiwitten worden er en in het ER gedaan?

A

GPI anker, Specefieke proteolytische klieving (Signal peptide knipt peptide secuence eraf van eiwitten), Vouwing eiwitten, Covalente binding aan cabohydraten, Vorming van disulfidebruggen, Modificatie N glycolysering in ER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eiwit secretie

A

Transcriptie, Translatie door ribosomen, SRP (membraan transport), Lumen ER, Aanleg disulfidebruggen, COP II van ER naar Golgi, COP I binnen het Golgi (CIS), Clathrine van het Golgi af (TRANS), Verpakken in secretie blaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet de Signal peptidase?

A

Knipt bij translocation channel de signal sequence zodat dat deel in het membraan blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 4 stappen van wondgenezing?

A
  1. Hemostase 2. Ontsteking 3. Celprofilatie 4. Remoddeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er bij Homeostase?

A

Bloedverlies, vasoconstrictie (vernauwen van bloedvaten), trombocyten (bloedplaatjes houden zich vast aan collageen aan het basaalmembraan en scheiden PDGF en TGF-beta uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er bij ontsteking bij wondgenezing?

A

Er komen ontstekingscellen, neutrofiele granulocyten en macrofagen
MMP’s breken beschadigd collageen, elastine en protoglycanen af in debris
Fagocyten ruimen het afval op
Neutrofiele granulocyten scheiden TGFbeta uit
Marcofagen PDGF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er bij celprofilatie?

A

Basaalcellen gaan proberen het gat van de wond te overbruggen
Profilatie fibroblasten
Fibroblasten maken ECM componenten
Meer ECM zorgt voor meer fibroblasten, myoepitheelcellen, endotheelcellen, pericyten en epitheelcellen
Vorming granulatieweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er bij remodelling?

A

Rijping granulatieweefsel
MMP’s TIMP’s
Maoepitheelcellen zorgen voor wondcontractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire wondgenezing?

A

Primair = mooi genezen klein litteken
Secundair = groot litteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 9 kenmerken van ouderdom?

A

Meer senescent cellen (slaapende stoffen die stofjes afgeven die de vernieuwing remmen)
Stamcellen worden moe
Verminderde celcommunicatie
DNA instabiel
Slijtage telomeren
Slijtage epigenetica
Ongereguleerde voedingsstoffen
Verminderde werking mitochondria
Verlies regulatie eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kun je onderzoeken wat er aan de hand is bij een verdikking?

A

Biop of een naald punctie onder de microscoop bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er bij angiogenese

A

Er is te weinig zuurstof dan wordt er VEGF vrijgegeven die de maak van nieuwe bloedvaten in gang zet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mesenchymaal

A

Alles uit het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stipjes

A

Duiden op necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe noem je een epitheliaal benigne tumor?

A

-oom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe groeien kwaadaardige tumoren?

A

Cellen laten los, bewegen naar het basaal membraan, gaan door het membraan heen groeien

17
Q

Hoe noem je een epitheliaal maligne tumor?

A

-carcinoom

18
Q

Hoe noem je een mesenchymale benigne tumor?

19
Q

Hoe noem je een mesenchymale maligne tumor?

20
Q

Welke behandelingen zijn er tegen kwaadaardige tumoren

A

Een virus die de tumor kan stoppen en Gleevec die op de plaats waar ATP normaal bindt gaat zitten en dan krijgt de tumorcel geen energie meer.

21
Q

Wat zijn de 9 kenmerken van een neoplasie?

A

Kunnen oneindig delen
Brengen angiogenes op gang (bloedvaten maken)
Gaan niet in apoptose
Onderhouden ophoping witte bloedcellen
Ontwijken groeionderdrukkers
Activatie en invasie en metastase uitzaaiing
Ontwijken immuun systeem
Koorts waardoor tumoren kunnen groeien
Genoom instabiliteit
Deletie – deel van chromosoom ontbreekt
Amplificatie – deel van chromosoom gekopieerd
Translocatie – deel van chromosoom naar andere verplaats
Aneuploidie - meer of minder aantal gebruikelijke chromosomen
Deregulatie celregeling

22
Q

Oncogenen

A

G1 naar S fase
Gaspedaal, RAS ondermembraan wordt geactiveerd door groeifactoren en actief door GTP/GDP, activeert cel deling, door defosforylering altijd aan

23
Q

EGF

A

Groeifactor die zorgt dat kankercellen kunnen gaan delen en niet meer stoppen.

24
Tumorsuppresor genen
Stoplicht DNA repliceren Rem, door mutatie geen rem, recessief, P53 zet andere reacties aan, olifanten hebben er heel veel en daarom bijna geen tumoren
25
DNA repair genen
G2 DNA reparen
26
Amyloid
Aggregates van misvormde eiwitten
27
Necrose
Cel spat uit elkaar door stress van buitenaf (O2 tekort, trauma) Kenmerken: degeneratie, ongecoordineerd, cel barst open Gevolg: acute ontsteking ATP tekort Na/K pomp werkt niet meer Cel zwelt op (bleek cytosol, kernen intact) Organellen zwellen en raken beschadigd hudrofobische degeneratie Necrose vorkkrassen cytosool bleek kernen opgelost
28
Colliquatief necrose
Kapotte cellen uitgevloeid over een groot vlak Endonucleases wel actief (degraderen) Lysosomale enzymen
29
Coagulatief
Weefsel structeren intact endonuclease actief lysosomale enzymen inactief door lage pH
30
Intrensieke apoptose route
Cel registreerd dat er iets mis is P53 wordt geactiveerd Cytochrome C uit mito door P53 Startsein voor caspases Kern wordt kapot geknipt door caspases
31
Extrensieke apoptose route
Ene cel geeft andere cel een signaal met TNFa Andere cel ontvangt met receptoren Caspases knippen kern kapot
32
Voordelen ontsteking
Schade wordt beperkt Oorzaak kan verwijderd worden Herstel initieren
33
Nadelen ontsteking
Ongemak Toename weefselschade Ruimte innemend Belemmerde toegang geneesmiddelen
34
Diergeneeskundig ingrijpen
Schoonmaken Hechten Ontstekingsremmers
35
Mechanisme en coördinatie van herstel
Monocyten (slapende macrofagen) gestuurd door chemokinen en ontstekingsmediatoren Geactiveerde Macrofagen Uitscheiden groeifactoren profilatie fibroblasten en endotheelcellen Uitscheiden fibrogenetische factoren profilatie fibroblasten UItscheiding agiogenetische factoren profilatie endotheelcellen meer cappilairen Remming metalloproteinases afbraak oud collageen aanmaak nieuw collageen Smelten samen tot meerkernige reuscellen
36
5 fases ontsteking
1. herkennen van schade 2. vasculaire fase 3. cellulaire fase 4. herstelfase 5. litteken
37
Herkennen van schade
Bewaakings immuuncellen DAMP’s: damage-associated molecular patterns op de celwand PAMP’s: pathogeen-associated patterns op de membranen van ziekteverwekkers (pathogenen)
38
Vasculaire fase
Toename doorbloeding en doorlaten water Bloedvaten verwijden en er stroomt meer water doorheen Ontstekingscellen (neutrofiele granieten) treden uit (exudaat) Fibrogeen treed uit Door koelen vernauwen de bloedvaten
39
Cellulaire fase
Chemokinen en cytokines Neutrophilic adhesion difficiency - neutrofiele granulocytes kunnen niet uit het bloedvat Alle cellen gaan naar de rand van het bloedvat Neutrofiele granulocyten maken alles kapot Heterofiele granulocyten bij vogels vissen en knaagdieren Marcofagen ruimen alles op Sereus exsudaat - water Purulent exsudaat - pus Fibrineus exsudaat - stroperis (slecht nieuws) Bekijk plaatje whiteboard!!
40
Herstelfase
Vasopermeabiliteit weer normaal Ontstekingsfactoren afgebroken Apoptose neutrofiele granulocyten Macrofagen actief Fagocytose celafval opruimen Exsudaat afgevoerd via lymfevaten Regeneratie
41
Litteken
Bindweefsel Fibroblasten vermenigvuldigen Collageen om fibroblasten Fibroangioblastenweefsel = littekenweefsel