Rouitines 10-20 Flashcards

1
Q

Ik wil me graag nuttig maken.

A

Kendimi faydalı hale getirmek istiyorum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een goed salaris heeft prioriteit.

A

İyi bir maaş önceliklidir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pieter krijgt voldoening van zijn werk.

A

Pieter işinden tatmin oluyor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mijn familie betekent veel voor me.

A

Ailem benim için çok şey ifade ediyor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

David is moe. Dat verklaart waarom hij zo weinig studeert.

A

David yorgun. Bu, neden çok az ders çalıştığını açıklar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sara hecht veel waarde aan geld.

A

Sara paraya çok değer veriyor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In de toekomst wil ik het liefst met mensen werken.

A

Gelecekte en çok insanlarla çalışmak istiyorum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Jean kan in zijn bedrijf een mooie promotie maken.

A

Jean şirketinde güzel bir terfi alabilir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De rest van de dag blijft het regenen.

A

Günün geri kalanında yağmur yağmaya devam edecek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kun je even iets voor me doen?

A

Benim için bir şey yapabilir misin?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Jasper kan niet tegen harde muziek.

A

Jasper yüksek sese dayanamaz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sindy moet van haar ouders op tijd thuiskomen.

A

Sindy’nin ailesi, onun zamanında eve gelmesini istiyor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Jerry heeft veel aandacht voor zijn kleinkinderen.

A

Jerry torunlarına çok dikkat ediyor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Je moet je niet met zijn werk bemoeien.

A

Onun işiyle ilgilenmemelisin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ik wil liever niet terugdenken aan mijn jeugd.

A

Çocukluğumu hatırlamak istemiyorum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Laat die hond nou eens met rust!

A

Şu köpeği artık rahat bırak!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Jim mag absoluut niet roken van zijn ouders.

A

Jim’in ailesi kesinlikle sigara içmesine izin vermiyor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ik vind dat die trui je eerlijk gezegd niet zo mooi staat.

A

Açıkçası, bu kazağın sana pek yakışmadığını düşünüyorum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

We zijn zo trots op je.

A

Seninle çok gurur duyuyoruz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zijn score was niet hoog, maar wel goed genoeg.

A

Onun puanı yüksek değildi ama yeterince iyiydi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Marco heeft zijn vriend ten huwelijk gevraagd.

A

Marco, arkadaşına evlenme teklif etti.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat heb je afgelopen weekend gedaan?

A

Geçen hafta sonu ne yaptın?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Sara is voor haar examen gezakt.

A

Sara sınavından kaldı.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Mijn buurvrouw is zwanger van haar derde kind.

A

Komşum üçüncü çocuğuna hamile.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Ben je ziek? Wat vervelend voor je.

A

Hasta mısın? Senin için çok üzücü.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hij heeft veel kennis op het gebied van economie.

A

O, ekonomi alanında çok bilgiye sahip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Het weer is altijd van invloed op mijn humeur.

A

Hava durumu her zaman ruh halimi etkiler.

28
Q

Wat een drukte, de gasten komen en gaan op het feest.

A

Ne kalabalık! Partide misafirler gelip gidiyor.

29
Q

Je herkent mijn vader aan zijn baard.

A

Babamı sakalından tanırsın.

30
Q

Charles mag van zijn ouders alles doen wat hij wil.

A

Charles, ailesinden her istediğini yapma izni alıyor.

31
Q

Door de jaren heen werd zijn gezondheid steeds slechter.

A

Yıllar geçtikçe sağlığı giderek kötüleşti.

32
Q

Je kunt daar alles kopen, van kleding tot meubels.

A

Oradan kıyafetten mobilyaya kadar her şeyi satın alabilirsin.

33
Q

Hun huis ziet er van binnen mooi uit.

A

Evleri içeriden güzel görünüyor.

34
Q

Aan de muur van mijn slaapkamer hangt een grote spiegel.

A

Yatak odamın duvarında büyük bir ayna asılı.

35
Q

Wat is het heerlijk weer vandaag! Ja hè.

A

Bugün hava ne kadar güzel! Evet, değil mi?

36
Q

Ons huis is niet zo oud, want we hebben het zelf laten bouwen.

A

Evimiz o kadar eski değil çünkü onu kendimiz yaptırdık.

37
Q

In het midden van de woonkamer staat een grote bank.

A

Oturma odasının ortasında büyük bir kanepe var.

38
Q

Wat zie je er goed uit! Zo te zien ben je op vakantie geweest.

A

Ne kadar iyi görünüyorsun! Görünüşe göre tatile gitmişsin.

39
Q

De directeur neemt afscheid van zijn werknemers, want hij gaat met pensioen.

A

Müdür çalışanlarına veda ediyor çünkü emekli oluyor.

40
Q

Ik ben ontzettend geschrokken van dat ongeluk. Ja, dat kan ik me voorstellen.

A

O kazadan dolayı çok korktum. Evet, bunu hayal edebiliyorum.

41
Q

Ik woon om de hoek van ons kantoor, dus ik hoef maar een paar minuten te fietsen.

A

Ofisimizin hemen köşesinde oturuyorum, bu yüzden sadece birkaç dakika bisiklet sürmem gerekiyor.

42
Q

Onze gemeente heeft een klein aanbod aan scholen, er wonen vooral ouderen.

A

Belediyemizde az sayıda okul var, çünkü burada çoğunlukla yaşlılar yaşıyor.

43
Q

Erik kan op de fiets naar zijn werk, maar soms neemt hij de auto.

A

Erik işe bisikletle gidebilir, ama bazen arabayı kullanıyor.

44
Q

Zaterdag kunnen we helaas niet afspreken, want dan zijn we een weekendje weg.

A

Cumartesi günü maalesef buluşamayız, çünkü o zaman hafta sonu gezisine çıkıyoruz.

45
Q

Jasper heeft twintigduizend euro voor een tweedehands auto betaald. Voor die prijs koop je ook een nieuwe!

A

Jasper ikinci el bir araba için 20.000 euro ödedi. O fiyata yeni bir tane de alabilirsin!

46
Q

Mijn zus studeert in de Duitse stad Aken, dat is net over de grens.

A

Kız kardeşim Almanya’nın Aken şehrinde okuyor, sınırın hemen ötesinde.

47
Q

Het is geen optie om naar het strand te gaan, want het is hartstikke koud vandaag.

A

Bugün sahile gitmek bir seçenek değil çünkü hava aşırı soğuk.

48
Q

Robert gaat vaak uit in het centrum, maar ik kom nooit in een café of discotheek.

A

Robert sık sık şehir merkezine çıkıyor, ama ben asla bir kafeye ya da diskoya gitmem.

49
Q

Ik vind het fijn om je te helpen, geen dank.

A

Sana yardım etmeyi seviyorum, rica ederim.

50
Q

De bus zit vol met kinderen die naar school gaan.

A

Otobüs, okula giden çocuklarla dolu.

51
Q

Klara kan eindelijk in haar nieuwe huis gaan wonen, want het is af.

A

Klara nihayet yeni evine taşınabilir çünkü tamamlandı.

52
Q

Als je in die chique winkel schoenen koopt, ben je duur uit hoor.

A

O şık mağazadan ayakkabı alırsan, pahalıya patlar.

53
Q

Carmen wil de hond niet uitlaten, maar ze zal wel moeten.

A

Carmen köpeği gezdirmek istemiyor ama mecbur yapacak.

54
Q

Sam heeft veel rijlessen gevolgd, ze is klaar voor haar examen.

A

Sam birçok sürüş dersi aldı, sınava hazır.

55
Q

Kimberly heeft nog geen uitnodigingen voor het feest verstuurd. Dat moet nog gebeuren.

A

Kimberly henüz parti için davetiyeleri göndermedi. Bu hala yapılmalı.

56
Q

Sara maakt haar huis niet zelf schoon, ze laat het doen door haar schoonmaakster.

A

Sara evini kendisi temizlemiyor, temizlikçisine yaptırıyor.

57
Q

Kun jij zelf een website maken? Weet je hoe dat moet?

A

Kendin bir web sitesi yapabilir misin? Bunun nasıl yapılacağını biliyor musun?

58
Q

Uit de cijfers blijkt dat de prijzen vorig jaar zijn gestegen.

A

Rakamlar, fiyatların geçen yıl arttığını gösteriyor.

59
Q

Na onze scheiding hebben we alles gelijk verdeeld.

A

Boşanmamızdan sonra her şeyi eşit olarak paylaştık.

60
Q

Als de baby wordt geboren, neemt Pieter twee weken vrij.

A

Bebek doğduğunda Pieter iki hafta izin alacak.

61
Q

Ik heb mijn carrière te danken aan mijn goede netwerk.

A

Kariyerimi iyi bağlantılarıma borçluyum.

62
Q

Bij zijn nieuwe baan verdient hij 4600 euro per maand. Ter vergelijking: vroeger kreeg hij 2500 euro.

A

Yeni işinde ayda 4600 euro kazanıyor. Karşılaştırma yapmak gerekirse, eskiden 2500 euro alıyordu.

63
Q

Je hebt een onvoldoende, dat wil zeggen dat je met de opleiding moet stoppen.

A

Notun yetersiz, bu da eğitimi bırakman gerektiği anlamına geliyor.

64
Q

Zoals we kunnen zien op de foto’s, heb je je been gebroken.

A

Fotoğraflardan görebildiğimiz gibi, bacağını kırmışsın.

65
Q

Omdat het oorlog in zijn land is, kan Samir in Nederland asiel aanvragen.

A

Ülkesinde savaş olduğu için Samir Hollanda’da sığınma talebinde bulunabilir.