rit 3 vocabulaire Flashcards
1
Q
les moyens de transport
A
vervoermiddelen
2
Q
comportement d achat
A
koopgedrag
3
Q
catastrophes environmentales
A
milieurampen
4
Q
causes
A
oorzaken
5
Q
consequences
A
gevolgen
6
Q
habitudes alimentaires
A
eetgewoontes
7
Q
habitudes de vie
A
leefgewoontes
8
Q
temps libre et sport
A
vrij tijd en sport
9
Q
avion
A
het vligtuig
10
Q
jeter
A
gooien
11
Q
utiliser
A
gebruiken
12
Q
demenager
A
verhuizen
13
Q
panneaux solaire
A
zonnepanelen
14
Q
pollution
A
milieuvervuiling
15
Q
se deplacer
A
zich verplatsen
16
Q
voiture
A
wagen
17
Q
la mobilete
A
de bromfiets
18
Q
le dechet
A
het afval
19
Q
deforestation
A
ontbossing
20
Q
changement climatique
A
klimaatverandering
21
Q
le rechauffement de la terre
A
opwarming van de aarde
22
Q
favorable a l environnement
A
milieuvriendelijk
23
Q
dechets des emballages
A
verpakkingsafval
24
Q
canettes
A
blikjes
25
au courant de
op de hoogste van
26
robinet
kraan
27
transport publique
openbaar vervoer
28
inutile
onnodig
29
dechets
verpakkingen
30
reutilisable
herbruikbare
31
goblet
drinkbeker
32
monter le chauffage
de verwarming hoger te zetten
33
actions de nettoyage
opruimacties
34
eteindre la lumiere
het licht uitdoen
35
périmés
vervallen
36
medicaments
geneesmiddelen
37
piles rechargeables
placate batterijen
38
l eteindre
hem uitzetten
