Risicomaten Flashcards

1
Q

Absolute risico (AR)

A

Aantal keer dat iets voorvalt gedeeld door de totale groep die de behandeling krijgt
a / (a+b) x 100%
Doe je voor de 2 groepen samen, dus het ene gaat om het risico als je wel blootstelling hebt en de ander als je geen blootstelling hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Absolute risico reductie (ARR)

A

Verschil tussen blootstelling en geen blootstelling, dus tussen 2 absolute risico’s.
De uitkomst geeft aan hoe vaak X voorkomt als je 100 mensen behandeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Number Needed to treat (NNT)

A

Hoeveel mensen moet je behandelen om 1 gunstige uitkomst te bereiken / 1 ongunstige uitkomst te voorkomen?
Is 100 % / ARR. Als hier bijv 30 uitkomt zeg je, je moet 30 mensen behandelen om het 1 x te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Relatief risico / Risico ratio (RR)

A

Verhouding van de kans op een negatieve gebeurtenis met en zonder risicofactor. Dus de kans dat je ziek wordt met een interventie delen door ziek zonder interventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent RR = 1?

A

Dit betekent een neutrale risicoreductie. Oftewel het risico wordt 1 keer zo groot, dus blijft gelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent RR <1?

A

Stel risico is 0.9, dan is de kans 0.9 keer zo groot om ziek te worden met interventie dan zonder interventie. Dus de kans is dan kleiner.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Odds ratio

A

Verhouding tussen 2 odds. De waarschijnlijkheid dat iets wel en niet optreedt. Je deelt de verhouding van kansen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekent OR = 1?

A

Er is geen overeenkomst tussen de 2 kansen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent OR = 0?

A

Een negatieve associatie tussen 2 kansen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent OR >1?

A

Een positieve associatie tussen 2 kansen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de incidentie?

A

Hoeveel mensen ziek worden gedurende een bepaalde periode gedeeld door de gehele populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de prevalentie?

A

Hoeveel mensen zijn op dit moment ziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly