Richtlijnen thema 5 Flashcards

1
Q

Lage Rugklachten

Wat is het klinisch beeld bij lumbosacraal radiculair syndroom?

A

radiculaire pijn uitstralend naar een been

pijn in been erger dan in de rug.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lage Rugklachten

Wat is het beloop?

A

Normaal beloop = pijn gaat gradueel weg en er is meer mogelijk

Afwijkend beloop = activiteiten zijn binnen 3 weken niet meer geworden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lage Rugklachten

Waar zijn rugklachten in op te delen?

A

Specifiek = splitsen in twee dingen:

  • Ernstige pathologie = screening en rode vlaggen ( bijv. kanker,
  • Radiculopathie (=hernia) 8%, ook wel non-serious genoemd.

Kenmerken aspecifieke rugklachten

  • Tussen 20 & 55 jaar
  • Pijn laag in de rug, rond mijn billen en in mijn bovenbenen.
  • Wanneer ik beweeg of belast of ontlast wordt de pijn meer of minder.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lage Rugklachten

Rode vlaggen lage rugklachten

A

<20 of >55

Trauma

Constante progressieve pijn, onafhankelijk van belasting

Pijn thoracaal

Voorgeschiedenis (carcinoom, steroïden, medicatie misbruik.)

Aanhoudende ernstige flexiebeperking.

Koorts

Onverklaarbaar gewichtsverlies

Blaasdisfunctie

Extra segmentale neurologie

Structurele deformiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lage Rugklachten

Prognostische factoren

A

Hoge mate van beperking in ADL

uitstralende wijdverbreide pijn

oudere leeftijd

slechte algehele gezondheid

psychosociale angst/stress

depressie

slechte relaties op werk

te fysiek werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lage Rugklachten

Meetinstrumenten

A

PSK

QBPDS (Quebec Back Pain Disability Scale) =

vragenlijst over dagelijkse activiteiten

NPRS = Numeric Pain Rating Scale = nummer geven over de pijn.

Om een lumbosacraal radiculair syndroom te meten:

vinger-vloer > 25 cm

positieve SLR (straight leg raise)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lage Rugklachten

Behandeling

A

beleid bij normaal beloop (profiel 1)

vooral informeren over pijneducatie en dat beweging niet voor beschadiging zorgt, voorkomen passiviteit: MAX 3 zittingen.

beleid bij mensen met een afwijkend beloop zónder psychosociale herstelbelemmerende factoren (profiel 2)

info + passiviteit voorkomen + overweeg stoornissen in gewrichtsfuncties:

beleid bij mensen met een afwijkend beloop met psychosociaal belemmerende factoren (profiel 3) benadrukken slechte emoties een slechte invloed hebben op het herstel. CONTACT HUISARTS NA GEEN EFFECT 3-6 WEKEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Richtlijn Enkel

Beloop

A

Normaal beloop = 6 - 8 weken geen fysio aan de pas.

0 -3 dagen ontsteking = reductie pijn en zwelling

4 - 10 proliferatie = herstel functie en opbouwende belasting

11 - 21 vroege remodellering = verbeteren van de spierkracht, actieve stabiliteit beweeglijkheid en het verplaatsen

3 tot 6 weken later remodellering = bevorderen belastheid.

Sportspecifieke revalidatie kan tot 12 weken duren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Richtlijn Enkel

opdelen in 2 soorten enkelklachten

A

functionele instabiliteit

acuut enkelletsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Richtlijn Enkel

Prognostische factoren

A

acuut:

  • relevante nevenpathologie
  • uit de hand gelopen ontstekingsreactie
  • onvoldoende aanpassing aan de beweging van de pt.
  • angst om te belasten
  • een pre-existent instabiele enkel

functionele instabiliteit

  • verminderde spierkracht
  • verstoorde proprioceptie
  • vertraagde reactietijd van de spieren

chronische synovitis

mechanische instabiliteit (laxiteit kapsel, band apparaat)

angst en onzekerheid over instabiele enkel

verminderde dorsale flexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Richtlijn enkel

Rode vlaggen

A

Acuut enkelletsel:

Ottawa ankle rules

Functionele instabiliteit:

drukpijn op de sinus tarsi

aanhoudende synovitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Richtlijn Artrose Heup/knie

Klinisch beeld

A

Klinisch beeld heupartose:

Leeftijd 45 jaar of ouder

Pijnklachten langer dan 3 maanden en met name bij belasten

Pijn in lies- dijbeen soms in de bil of lage rug.

Benig eindgevoel

Verminderde endo, exo, extensie en flexie

Krachtsverlies heupabductoren

Pijn bij palpatie lig. Inguinale

Crepitaties

Klinisch beeld knieartrose:

Leeftijd 45 jaar of ouder

Pijnklachten langer dan 3 maanden

Ochtendstijfheid korter dan 30 minuten.

Pijn bij belasten

Gevoeligheid benige structuren

Benige zwelling

Geen warmte bij palpatie

Krachtsverlies van de m. quadriceps

Pijn bij starten van een beweging of langdurig belasten

Osteofyten kunnen worden gepalpeerd in de gewrichtsranden.

Crepitaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Richtlijn artrose heup/knie

Beloop en prognostische factoren:

A

Heterogeen beloop = flares

Veel pijn

Verminderde kracht m. quadriceps

Veel beperkingen

Hoge leeftijd

Vrouwelijk geslacht

Genetische aanleg

Overgewicht

Slechte algehele gezondheid

Musculoskeletale comorbiditeit

Psychosociaal functioneren (angst, depressie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Richtlijn enkel

Meetinstrumenten

A

Ottowa ankle rules = enkele richtlijnen om te bepalen of er een röntgenfoto nodig is om een evt. fractuur uit te sluiten.

  • onvermogen 4 stappen
  • pijn palpatie laterale mediale malleolus
  • pijn bij palpatie os metatarsale V of os naviculare

Functiescore de Bie vragenlijst voor mensen met een inversietrauma. <40 punten is een ernstig trauma

Ganganalyselijst Nijmegen

evaluatief hulpmiddel gericht op het looppatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Richtlijn artrose heup/knie

Meetinstrumenten

A

Hoos/Koos (heup & knie) Hoos= Hip disability and ostheoartritis outcome score (vragenlijst over ADL en pijn in heup)

Koos = knee disability and ostheoartritis outcome score (vragenlijst over ADL en pijn in knie)

NPRS = Numeric Pain rating scale(vragenlijst over hoeveelheid pijn, minder specifiek dan PSK omdat je alleen hele punten kunt toekennen)

PSK

WOMAC = western ontario and mcmaster universities ostheoarthtritis index (vragenlijst over de hoeveelheid ervaren pijn in de afgelopen 48 uur)

AIAH = Algofunctional Index voor artrose heup (vragenlijst pijnintensiteit en beperkingen)

6 minuten wandeltest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Richtlijn artrose heup/knie

Rode vlaggen

A

Warme en gezwollen knie

Onverklaarbare hevige pijn in heup of knie

Zwelling in de lies

Ernstige slotklachten in de knie

Pijn in rust en zwelling zonder trauma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Richtlijn artrose heup/knie

Behandeling

A
  • Goede pijneducatie om passief bestaan te voorkomen
  • Voorlichting en advies in de preoperatieve fase om de kennis over de operatie te vergroten, goed voorbereid in de operatie te gaan en het herstel na de operatie te bevorderen.
  • min. 2 dagen – 5 dagen per week ten minste 30 minuten per keer oefeningen uitvoeren (aeroob)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Richtlijn LRS

Beloop

A

LRS ten gevolge van een discushernia =

spontaan herstel bij 60% in eerste 3 maanden

spontaan herstel bij 70% na een jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Richtlijn LRS

prognostische factoren

A
  • laag opleidingsniveau
  • aanhoudende klachten postoperatief
  • hoge pijnintensiteit pré-operatief
  • duur van de klachten pré-operatief
  • radiologische bevindingen (bulging disc; protrusie)
  • hoge pijnintensiteit 3 dagen post-operatief
  • lage werksatisfactie
  • langdurig werkverzuim
  • hoge mate van bewegingsangst
  • sterke somatisatie
  • passief en vermijdend copinggedrag
20
Q

Richtlijn LRS

Symptomen

A
  • In de bil en/of het been uitstralende pijn,
  • één of meerdere symptomen of verschijnselen die suggestief zijn voor een aandoening van een specifieke lumbosacrale zenuwwortel.
21
Q

Richtlijn LRS

Risicofactoren

A
  • Lichaamslengte > 180cm voor mannen tussen de 50 en 64;
  • Leeftijd > 20 jaar met een piek tussen de 40 en 50;
  • Genetische aanleg;
  • Joggen, alleen bij LRS in de voorgeschiedenis;
  • Zware lichamelijke arbeid (flexie en rotatie, armen boven de schouders);
  • Veelvuldig autorijden;
  • Roken.

Meetinstrumenten / tests

  • Vinger-vloer afstand > 25 cm (moderne SLR);
  • Onderzoek op spierzwakte (Kenn-musculatuur);
  • Verder neurologisch onderzoek d.m.v. reflex- en sensibiliteitsonderzoek.
22
Q

Richtlijn Bekkenpijn bij zwangerschap

Beloop

A

Doorverwijzen naar bekkentherapeut wanneer:

  • Urineverlies;
  • Pijn in de onderbuik;
  • Pijn bij plassen, ontlasten, vrijen;
  • Geen vooruitgang ondanks de adviezen en oefeningen.
23
Q

Richtlijn Bekkenpijn bij zwangerschap

Oorzaken

A
  • Hypermobiliteit door zwangerschap;
  • Trauma tijdens zwangerschap;
  • Moeilijke bevalling;
  • Verkeerde houding;
  • Te sterke beensluiters;
  • Te zwakke buik-, bil- en rugspieren en beenspreiders;
  • Te sterke bekkenbodem.
24
Q

Richtlijn Bekkenpijn bij zwangerschap

Rode vlaggen

A
  • Tijdens zwangerschap:
  • Persisterende onbegrepen pijn in het gebied van bekken en lage rug
  • Probleem elders in het lichaam; buik, organen en kleine bekken
  • Uitstralende pijn in een of beide benen die verder reikt dan de knie
  • Toenemende of ernstige motorische uitval
  • Toenemende of ernstige sensibele uitval

Na zwangerschap: (= zelfde + deze 2)

  • Algehele malaise
  • Historie van maligniteit(=tumor) of trauma.
25
Q

Richtlijn bekkenpijn bij zwangerschap

Symptomen

A
  • Pijn rond het schaambeen, stuitje, SI-gewricht en onderrug.
  • Moeite met activiteiten zoals omdraaien in bed, lang in dezelfde houding liggen, opstaan, bukken, en aan- en uitkleden.
26
Q

Richtlijn bekkenpijn bij zwangerschap

Meetinstrumenten

A

RDQ (Roland Disability Questionnaire) vragenlijst over lichamelijke toestand patienten met lage rugpijn

IPA = Impact on participation and autonomy vragenlijst over de problemen met participatie en zelfstandigheid.

PGS = pijngedragsschaal observatieschaal voor pijn.

ASLR = active straight leg raise = meten SI-instabiliteit

27
Q

Richtlijn Nek

Beloop

A

Natuurlijk = binnen 6 weken 45% afnemen v/d pijn

Afwijkend = binnen 6 weken geen afname v/d pijn

28
Q

Richtlijn Nek

Tussen welke 2 soorten nekpijn wordt onderscheidt gemaakt

A

traumagerelateerde nekpijn = ook wel WAD, Whiplash Associated Disorder genoemd.)

werkgerelateerde nekpijn

29
Q

Richtlijn Nek

Wat zijn de verschillende graden?

A

Graad 1 = nekpijn die niet wijst op een ernstige pathologie en nauwelijks invloed hebben op het ADL.

Graad 2 = nekpijn die niet wijst op een ernstige pathologie maar wel veel invloed heeft op het ADL.

Graad 3 = nekpijn die niet wijst op een ernstige pathologie maar met een radiculair beeld (verminderde reflexen, spierzwakte, sensibiliteitsstoornis)

Graad 4 = nekpijn die wijst op een ernstig trauma

(fracturen, tumoren, infecties, dislocatie wervels.

30
Q

Richtlijn Nek

Prognostische factoren

A

slechte algehele gezondheid

hogere leeftijd

andere musculoskeletale aandoeningen

31
Q

Richtlijn Nek

Behandeling

A

Profiel A = (graad 1 & 2 met een normaal beloop)

info + adviseren, bij normaal beloop eigenlijk geen extra therapie nodig

Profiel B = (graad 1 & 2 met een afwijkend beloop zonder psycho belemmerende factoren)

combineer oefentherapie met cervicale of thoracale mobilisatie en manipulatie

Profiel C = (afwijkend beloop + psychosociaal belemmerend)

gericht op prognostische factoren beïnvloeden.

Profiel D = (Nekpijn graad 3)

Stel gerust en leg en tijdspad vast.

  • Adviseer een fysiek actieve leefstijl en een actieve coping stijl. Therapie zoals B + tractie, semi-harde halskraag en combineren van cervicale en/of thoracale mobilisatie met zenuwmobiliteitsoefeningen.
32
Q

Richtlijn Schouder

Beloop

A

30 % herstel na 6 weken

50% na 6 maanden

60% na 12 maanden

33
Q

Richtlijn Schouder

Prognostische factoren

A
  • Klachten die langdurig bestaan bij consult.
  • Ernstige pijn
  • Tegelijk bestaande nekpijn
  • Somatiseren
  • Werkeloos
  • Slechte alg. gezondheid
  • Werkgerelateerde Factoren (risico)
  • Abnormale hoofd/lichaams houding.
  • Moeilijke taken
  • Langdurig pc werk
  • Weinig beslisruimte
  • Regelmatig duwen en rekken.
  • Boven het hoofdwerken
34
Q

Richtlijn schouder

Meetinstrumenten

A

DASH: Disability of the arm, shoulder and hand; voor het in kaart brengen van symptomen en de mogelijkheid om bepaalde handelingen te verrichten. Opgedeeld in ADL, sport en podiumkunsten en werkgerelateerde problematiek.

SRQ: Shoulder disability questionnaire; voor het in kaart brengen van situaties waarin pijn en bewegingsbeperking de dagelijkse bezigheden kunnen beperken.

SPADI: shoulder pain and disability index; voor het in kaart brengen van pijn en beperkingen in de schouder met betrekking tot de afgelopen week.

SPBV: schouder pijn en beperkingen vragenlijst; voor het in kaart brengen van de activiteiten waarbij klachten optreden in de schouder.

CMS: constant murley scale; voor het vergelijken van pijn, ADL, mobiliteit en kracht.

VAS: visual analogue scale; vergelijken van pijn en stijfheid op 3 data gemeten.

Hand held dynamometer: voor het meten van kracht.

PSK: patiënt specifieke klachten.

Actieve abductietest

patient brengt arm actief in 180 graden, test is positief wanneer er een pijnlijk traject optreedt.

Teken van Neer (impingement)

fysio met 1 hand scapula fixeren en andere hand anteflexie maken tot er pijn aangegeven wordt of tot de volledie ROM is bereikt

Hawkins - Kenedy test (impingement)

arm onderzoeken door fysio in 90 graden anteflexie en dan endorotatie maken.

Drop-arm test (supraspinatus scheur)

Fysio brengt de arm zo hoog mogelijk in abductie en patiënt moet deze weer langzaam terug in positie krijgen, wanneer de arm valt of veel pijn is dan is deze positief

Jobe test (rotator cuff spier scheur)

fysio brengt beide armen op:

90 graden abductie

30 graden hor. adductie

duimen naar beneden wijzend

armen naar beneden drukken en pt moet deze op de plek proberen te houden

35
Q

Richtlijn schouder

Behandeling

A

Behandeling

Pas oefentherapie toe om de bewegingsfunctie en de spierfunctie van de verzwakte rotatorcuffspieren en scapulastabilisatoren te vergroten en om de spierlengte van verkort spierweefsel te normaliseren door middel van stretch- en rekoefeningen;

Voorwaarde voor oefentherapie is een goede mobiliteit van de schoudergordelgewrichten.

Oefen met actieve bewegingen het glenohumerale en scapulothoracale gewricht;

Pas manuele mobilisaties toe van schoudergordelgewrichten, CWK, CTO en TWK, indien dit noodzakelijk is en op basis van bevindingen uit het lichamelijk onderzoek;

Een kwalitatief goede bewegings- en spierfunctie van de schoudergordelspieren is belangrijk. Deze moet zoveel mogelijk functioneel geoefend worden;

Wees terughoudend met het uitvoeren van fricties;

Hanteer een behandelduur van globaal 6 tot 12 weken. Binnen deze periode moet er effect zijn opgetreden op pijn en beperking in activiteit;

Als nader beeldvormend onderzoek uitwijst dat er sprake is van subacromiale klachten als gevolg van tendinitis calcarea volgt een afwachtend beleid met pijnstilling, odat de aandoening meestal self-limiting is.

36
Q

Uit welke stappen bestaat het screeningsproces?

A

Aanmelding

inventarisatie hulpvraag

screening pluis of niet pluis

informeren en adviseren

37
Q

Waar staan alle vlaggen voor?

A

Rood = biomedisch

Geel = psychosociaal

blauw = sociaal & economisch

zwart = beroepsmatig

38
Q

Welke kenmerken heeft methodisch handelen?

A

Doelgericht

Bewust

Systematich

Procesmatig

39
Q

Waarin zijn best practice overwegingen in onder te verdelen?

A

Best evidence

Clinical expertise

Patient values

40
Q

Probleemoplossing

Hypothetisch-deductieve benadering

A

Er wordt vanuit het algemene naar het specifieke probleem geredeneerd (wegstrepen)

+ hypothesen geven richting aan het vervolg en je komt uiteindelijk op een specifieke hypothese uit.

  • Je kan bepaalde zaken over het hoofd zien.
41
Q

Probleemoplossing

Patroonherkenning

A

Een probleem wordt op basis van een eerdere ervaring en kennis herkend.

+ Er is een directe diagnose (snelheid)

  • Alleen verschijnselen worden herkend die passen in het bekend veronderstelde probleem
42
Q

Probleemoplossing

Algoritme en beslisboom

A

Fysiotherapeut komt tot de juiste conclusie of diagnose door het volgen van een diagnostisch proces, waarbij de wegen vooraf zijn aangegeven.

+ Kan relevante vragen stellen doordat de wegen vooraf zijn aangegeven.

  • Door complexiteit van gezondheidsproblemen zal de therapeut alsnog de hypothese moeten toetsen.
43
Q

Probleemherkenning

Verzamelmethode

A

Verzamelen van veel verschillende gegevens over het ontstaan van het probleem in de gezondheid, factoren en ICF domeinen.

+ Alles wordt in kaart gebracht waardoor de juiste diagnose gesteld kan worden.

  • Alles willen verzamelen is vaak een ongerichte en niet-efficiënte manier van werken.
44
Q

Auto anamnese & hetero anamnese

A

Auto anamnese = gesprek tussen pt en fysio

Hetero anamnese = Gesprek tussen familieleden en fysio (comateuze pt., jong kind, verstandelijk beperkt persoon.)

45
Q

Schouder

In welke groepen worden schouderklachten verdeeld?

A
  • Groep 1 = SAPS –> pijn in abductietraject

Groep 2 = Glenohumerale gewrichtsklachten –> Pijn in abductie & exorotatietraject.

Groep 3 = Overige schouderklachten .

46
Q
A
47
Q
A