Respiratoire infecties Flashcards

1
Q

Behandeling acute tracheobronchitis?

A
  • Moet NIET met AB behandeld w (beïnvloeden ziekteverloop nagenoeg niet)
  • Behandeling = louter symptomatisch (hoestremmers, aspirine of paracetamol, nasale decongestiva, honing met suiker in warm water)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie acute tracheobronchitis?

A

= mucosale ontsteking van trachea en bronchi

meestal samen met infectie v bovenste lw
(bij personen zonder onderliggend longlijden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke periode doet acute tracheobronchitis zich meestal voor?

A

tijdens de wintermaanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kliniek acute tracheobronchitis

A

Ziektebeeld

  • niet uitgesproken ernstig
  • vnl een al dan niet productieve hoest
  • soms ademhalings- en hoestgebonden substernaal pijngevoel
  • matige koorts

Initieel rhinitisklachten en keellast

Zelflimiterend en symptomen verdwijnen meestal binnen 1-3 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Microbiologie acute tracheobronchitis

A
  • “Respiratoire” virussen

- Zeldzame bacteriële oorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

“Respiratoire” virussen acute tracheobrochitis

A
  • Influenza A en B, para-influenza
  • Rhinovirus
  • Coronavirus (niet SARS-CoV2)
  • Respiratoir syncitieel virus
  • Humaan metapneumovirus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zeldzame bacteriële oorzaken acute tracheobronchitis

A
  • Mycoplasma pneumoniae
  • Chlamydia pneumoniae
  • Bordetella pertussis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diagnostiek acute tracheobronchitis

A

RX-thorax ter exclusie v pneumonie bij:

  • hoge koorts
  • ernstig ziektebeeld

Overige gevallen => aanvullende diagnostiek overbodig

Bij persisterende klachten (hoesten >14 dagen) => andere pathologie uitsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kan je zien bij een bronchoscopie v acute tracheobronchitis?

A

Mogelijks kleine ulceraties in de mucosa vd trachea => ulceratieve tracheobronchitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Etiologie van coronavirus infecties?

A

SARS-CoV2 (virus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ziektebeeld van coronavirus infecties?

A

COVID-19

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Klinische symptomen van coronavirus infecties? (mogelijke klachten)

A

Asymptomatische dragers -> ernstig ARDS

  • Keelpijn, koorts, snotvalling
  • Geur en smaakverlies
  • Dyspnoe, hoesten
  • Toenemende zuurstofnood
  • Diarrhea
  • Spierpijnen
  • Neurologische klachten (tem CVA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Risicofactoren SARS-CoV2?

A
  • Contact met besmet persoon (high risk contact)

- In sterk epidemisch gebied geweest laatste 14 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Risicocontact SARS-CoV2?

A

= contact met iemand die achteraf positief blijkt te zijn, waarmee je zeker een kwartier hebt samengezeten, evt gepraat zonder mondmaskers en zonder voldoende afstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Diagnostiek coronavirus infecties?

A
  • PCR neus/keelswab
  • CT thorax (CT-COVID)
  • Bronchoscopie met BAL en PCR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wie testen voor SARS-CoV2?

A
  • Iedereen met symptomen tijdens de pandemie (symptomatische pt’en)
  • Asymptomatische patiënten die een ingreep moeten ondergaan of een procedure met aerosol generatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verklaring v moeilijke gasuitwisseling bij coronavirus infectie?

A

Capillairen in long z gedestrueerd: microcapillairen (alveolen) zitten vol tromboses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Behandeling coronavirus infectie?

A
  • Symptomatisch (O2, antipyretica, breed spectrum AB)

Effect niet zo duidelijk bij:

  • Remdesivir
  • Reconvalescent plasma

Duidelijk gunstig effect bij:

  • Corticosteroieden
  • Antistolling

Andere?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Definitie van ‘Community Acquired’

A
  • Buiten ziekenhuisopname
  • < 72 uur na opname
  • > 72 uur na ontslag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Diagnose van pneumonie w vermoed obv …

A

klinische symptomen en tekens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Klinische SYMPTOMEN van CAP?

A

Respiratoire klachten

  • koorts
  • hoesten + expectoratie purulente secreties ( + soms beetje hemoptoë)
  • dyspnoe
  • pleurale pijn

Niet-respiratoire klachten () en afwezigheid v koorts:
[(
) nausea en braken, abdominale pijnen, myalgie en arthralgie, hoofdpijn, verwardheid, onrust,…]
–> vnl. bij bejaarden en patiënten met ernstige onderliggende pathologie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Zekerheidsdiagnose pneumonie?

A

Anamnese + KO = onvoldoende

Diagnose bevestigen dr RADIOLOGIE (RX thorax: nieuwe of evolutieve verdichting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Mogelijke oorzaken van vals-negatieve resultaten van CAP? (3)

A
  • vroegtijdige opname
  • neutropenie
  • dehydratatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Mogelijke oorzaken van vals-positieve resultaten van CAP? (1)

A
  • verdichting van niet-infectieuze etiologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Klinische TEKENS van CAP?
- tachypnee | - crepitaties en/of tekens v parenchymverdichting
26
Unilaterale crepitaties bij pt met hoge koorts die hoest: mogelijke diagnose?
wijst op pneumonie tot tegendeel bewezen is
27
Geriatrische pt met lichte koorts maar vooral verward is: mogelijke diagnose?
k wijzen op pneumonie (altijd aan denken)
28
Prognostische factoren CAP? (5)
``` Leeftijd (>60 jaar) Co-morbiditeit Kliniek Labo RX ```
29
CAP: wat w mede bepaald dr de aanwezigh v prognostische factoren?
- beslissing tot hospitalisatie | - keuze tot AB therapie
30
Prognostische factoren v CAP --> Co-morbiditeiten?
- diabetes mellitus - nierinsufficiëntie - hartinsufficiëntie - chronische longziekten - immuunsuppressie - neoplastische aandoeningen - hospitalisatie afgelopen jaar
31
CAP: kliniekopname vereist?
- pols > 130/minuut - AH > 30/min - BDs < 90 mmHg, BDd <60 mmHg - t° > 40°C, t° < 35°C - extrapulmonaire tekens v infectie - verwardheid, stupor, lethargie
32
Labo bij CAP?
- WBC < 4.000/mm3 of > 30.000/mm3 - PaO2 < 60 mmHg, PaCO2 > 50 mmHg nierfalen (creat > 1.2 mg/dl, ureum > 40 mg/dl) - anemie (Hct < 30%, Hb < 9 g/dl) - sepsis (metabole acidose,…)
33
RX bij CAP?
- multilobaire afwijkingen - snel evoluerende radiologische afwijkingen (verdichtingen) - pleurale vochtuitstorting (empyeem?)
34
Scoresysteem vr ernst van pneumonie?
CURB-65 score
35
CURB 65 score systeem
Confusion (Verwardheid) Ureum >42 mg/dl Respiratory rate (AH ritme) ≥ 30/minuut BD diastolisch <60 mmHg; systolisch <90 mmHg Leeftijd ≥ 65 jaar (-> scoor 1 punt per item indien aanwezig)
36
CURB-65 score -> belang/interpretatie?
uiteindelijk idee geven over de potentiële mortaliteit van uw pt
37
CURB-65 score 0 - > mortaliteit? - > risico level? - > plaats v zorg?
0,6% laag ambulant
38
CURB-65 score 1 - > mortaliteit? - > risico level? - > plaats v zorg?
2,7% laag ambulant
39
CURB-65 score 2 - > mortaliteit? - > risico level? - > plaats v zorg?
6,8% matig korte opname ZH / ambulant onder supervisie
40
CURB-65 score 3 - > mortaliteit? - > risico level? - > plaats v zorg?
14% matig tot hoog ZH
41
CURB-65 score 4 of 5 - > mortaliteit? - > risico level? - > plaats v zorg?
27,8% hoog ZH / ICU
42
Subgroepen CAP (indeling)?
CAP I: - ambulant < 60 j - zonder co-morbiditeit CAP II: - ambulant = / > 60 j - of met co-morbiditeit CAP III: hospitalisatie noodzakelijk CAP IV: opname op ITE noodzakelijk
43
Mortaliteit CAP I
< 1%
44
Mortaliteit CAP II
3%
45
Mortaliteit CAP III
8%
46
Mortaliteit CAP IV
30%
47
Verhouding tss CAP score en CURB-65?
CAP I ~ CURB-65 0 CAP II ~ CURB-65 1 CAP III ~ CURB-65 2-3 CAP IV ~ CURB-65 4-5
48
Typische pneumonie w veroorzaakt dr:
pyogene bacteriën (S. pneumoniae)
49
Atypische pneumonie w veroorzaakt dr:
M. pneumoniae C. pneumoniae C. burnetii virussen
50
Anamnese atypische CAP
- jonge pt - geen cm - droge hoest - flu-like symptomen - minder hoge koorts - extra-thoracale symptomen
51
Anamnese bacteriële CAP
- oudere pt - purulent sputum - hoge koorts, rillingen - dyspnoe - pleurale pijn
52
KO atypische CAP
soms crepitaties discrepant met radiologie
53
KO bacteriële CAP
grove/fijne crepitaties tekens van verdichting
54
Biologie atypische CAP
geringe leucocytose
55
Biologie bacteriële CAP
hoge leucocytose | linksverschuiving
56
Radiologie atypische CAP
fijne streperige verdichtingen | met kleine onscherp begrensde noduli
57
Radiologie bacteriële CAP
consolidatie | lobair of multilobair
58
Met welke verwekkers bij elke longontsteking rekening houden?
S. pneumoniae verklaring: hogere morbiditeit en mortaliteit ve typische pneumonie (zeker meenemen in de behandeling)
59
Meest waarschijnlijke kiemen CAP I
- belangrijkste: S. pneumoniae - veel minder frequent: H. influenzae, andere - incidentie nt echt gekend: ‘atypische’ en virale kiemen - zz: Legionella
60
Meest waarschijnlijke kiemen CAP II
- frequentste: S. pneumoniae, H. influenzae, aërobe Gram(-) - zeldzamer: S. aureus en M. catarrhalis - incidentie nt echt gekend: ‘atypische’ en virale kiemen - zz: Legionella
61
Meest waarschijnlijke kiemen CAP III
- frequentste: S. pneumoniae, H. influenzae, aërobe Gram(-) - zeldzamer: S. aureus, M. catarrhalis, ‘atypische’ en virale kiemen - zz: Legionella
62
Meest waarschijnlijke kiemen CAP IV
- frequentste: S. pneumoniae, H. influenzae, aërobe Gram(-), S. aureus, L. pneumophila - zeldzamer: M.catarrhalis, M. pneumoniae en Chlamydia - incidentie nt bekend: virussen
63
Incidentie van S. pneumoniae in elke subgroep van CAP?
Frequentste pathogeen in elke subgroep: = of > 50%
64
resistentiepatroon S. pneumoniae
Penicilline 10,9 % (10,4% intermediair + 0,5% resistent) FQ: 0,1 % Tetracycline, macroliden: 16,7%
65
Aanbevolen onderzoeken CAP
- Biologie - Oxygenatie (ABGW, sat) - RX thorax - Sputumonderzoek (niet routine) - Urinair antigeen voor Legionella (bij ernstige CAP III, CAP IV) - Hemoculturen - Pleurapunctie (zo vermoeden vocht op RX (CT?)) - Serologische testen (weinig of geen plaats) - Invasievere onderzoeken (in specifieke omstandigheden -> overwhelming pneumonia, vermoeden infectie met resistente of opportunistische kiemen, bij ongunstig klinisch verloop)
66
eisen van sputumonderzoek (CAP)
< 10 platte plaveiselcellen/veld > 25 neutrofielen/veld
67
Wnr urinair antigeen voor Legionella routinematig opzoeken (ikv CAP)?
- bij ernstige pneumonie, CAP III en CAP IV | - bij outbreaks
68
histologie bacteriële bronchopneumonie (ikv CAP)
- focale of multifocale consolidatie longparenchym - meestal multilobulair - microscopie: exsudatieve leucocytaire ontsteking in bronchi/bronchioli/alveoli (samenstelling ~ stadium)
69
histologie virale infecties longparenchym (ikv CAP)
- interstitiële pneumonitis + diffuse alveolaire beschadiging ( bact: intra-alveolaire ontst) - alveolair epitheel -> mononucleair ontstekingsinfiltraat in interstitium -> necrose type I pneumocyten (evt ° hyalijne membranen) - soms aggregaten v virussen in geïnfect cellen (inclusielichaampjes) - mazelenpneumonie: multinucleaire reuscellen
70
inclusielichaampjes in cytoplasma (ikv CAP) -> virus?
RSV
71
inclusielichaampjes in kern (ikv CAP) -> virus?
adenovirus
72
inclusielichaampjes in cytoplasma & kern (ikv CAP) -> virus?
CMV
73
Normaal klinisch verloop CAP
Verdwijnen koorts/inflammatie na 3 d AB Respiratoire klachten verdwijnen pas na 1 wk Normalisatie auscultatie na 2-3 wk Opklaring RX vaak pas na 4 wk of zelfs later
74
Oorzaken abnormaal klinisch verloop CAP
- Verkeerde diagnose - Verkeerde kiem: tbc, schimmel etc.. - Resistente kiem - Onderliggende oorzaak - Complicaties - Iatrogeen (reactie op therapie)
75
Diagnostiek bij ongunstig klinisch verloop
(verwijzing longarts) ``` Bronchoscopie CT thorax V/Q scan Aanvullende serologische testen, PCR Uitsluiten metastatische infecties (echo cardio, echo abdomen, …) ```
76
Behandeling CAP
AB empirisch starten gericht tgn pneumokok | best binnen 8u
77
AB bij CAP (keuze?)
``` Eerste keuze (pneumokok beh): - hogere dosis β-lactam: amoxyclav [3 maal 875mg -> 2x2g/dag] ``` Overgevoeligheid (vr penicillines): - moxifloxacine (FQ) [400 mg/dag] Bij ongunstige evolutie (ook atypische kiemen beh): - switch naar moxifloxacine - OF combineer B-lactam met: neomacrolide (clarythromycine [2x500mg/dag]) of azalide (Azithromycine [500mg/dag]) Ernstige pneumonie: CAP III en IV (S. pneumoniae, G(-), Legionella, atypische kiemen beh): - combinatietherapie: beta-lactam + neomacrolide (clarithromycine [2x500mg/dag]) - OF van meet af aan moxifloxacine (FQ)
78
Sequentiële therapie CAP -> betekenis?
Bij klinische verbetering met afebriliteit en afname v inflamm parameter na 2-3d w overgeschakeld nr perorale behandeling
79
Duur van behandeling CAP (Algemeen, S. pneumoniae)
minimum 5 dagen (minstens 3 koortsvrije dagen)
80
Duur van behandeling CAP -> ikv Enterobacteriaceae en Pseudomonas
7 dagen
81
Duur van behandeling CAP -> ikv stafylokokken
14 dagen
82
Duur van behandeling CAP -> ikv atypische kiemen
14-21 dagen
83
Duur van behandeling CAP -> complicaties (abces, empyeem)
meerdere weken
84
Associatie v aminoglycosiden bij behandeling CAP
enkel aangewezen bij hemodynamische instabiliteit
85
CAP: risicofactoren vr infectie met Pseudomonas aeruginosa?
- bronchiëctasieën (ernstig structureel longlijden) - chronische corticotherapie (>10 mg/d) - AB therapie >7d in voorbije maand
86
Behandeling CAP bij zwangershap + IgE-gemedieerde overgevoeligheid vr penicillines?
- desensibilisatie (via hospitalisatie) overwegen - indien geen desensibilisatie, best moxifloxacine: therapeutische voordelen overwegen vr zwangere vrouw op poterntiële risico's vr foetus
87
Borstvoeding en FQ?
best borstvoeding stopzetten zolang therapie met FQ
88
Complicaties CAP
Parapneumonische vochtuitstorting (bij 60% v CAP, meestal beperkt) Longabces
89
Specifieke therapie bij Parapneumonische vochtuitstorting bij CAP?
Niet nodig | Wel pleurapunctie aangewezen bij duidelijke vochtuitstorting
90
Wat steeds bepalen bij diagnostische pleurapunctie?
``` Uitzicht Geur pH !!!! (bel vr classificatie+beh) Hematologie: wbc/differentiatie Biochemie: LDH, glucose, amylasen Lipiden: cholesterol/TG Microbiologie (kleuring + cultuur) Cytologie (op indicatie) ```
91
``` Pleurapunctie: pH > 7.2 Gluc >30-40 mg% LDH <1000 E/L Gram-kleuring en cultuur neg ```
ongecompliceerde parapneumonische effusie
92
``` Pleurapunctie: pH < 7.0-7.2 en/of Gluc < 30-40 mg% en/of LDH > 1000 E/L Gram-kleuring en cultuur pos ```
gecompliceerde parapneumonische effusie
93
Pleurapunctie: | dik etterig vocht
empyeem
94
Behandeling vochtuitstorting/empyeem
Antibiotica IV Aminoglycosiden/ Fluorochinolones Behandelingsduur: 2-4 weken Drainage (!) bij gecompliceerde vochtuitstorting en empyeem (+ evt spoeling pleuraholte met fysiologisch vocht) Chirurgie indien onvoldoende resultaat (bv als het empyeem multiloculair of als long nt volledig open komt)
95
Verklaring vr verminderde activiteit van aminoglycosiden bij vochtuitstorting/empyeem
- minder goede penetratie - inactivatie in zuur en anaëroob milieu (amikacine minst beïnvloed)
96
Wrm aminoglycosiden van belang in beh v vochtuitstorting/empyeem? + Vnl in de beh van infecties met: ...
Waardevol gezien hun synergie met B-lactams Vnl in de beh v infacties met: - Pseudomonas aeruginosa - Enterobacter cloacae - Acinetobacter spp. - Serratia marcescens
97
Definitie empyeem
ophoping v pus in de thoraxholte
98
Empyeem w meestal veroorzaakt dr?
bacteriële pneumonie verwikkeld met een parapneumonische effusie die uiteindelijk evolueert nr een empyeem
99
Stadia van parapneumonisch empyeem
- exsudatieve fase - fibrinopurulente fase - georganiseerde fase
100
Symptomen v empyeem
Eerste symptomen lijken op die v pneumonie: - koorts - vermoeidheid - gebrekkige eetlust - zweten - koorts - ophoesten sputum (soms spoortjes bloed) Pleurale pijn mogelijk bij AH Dyspnoe (tgv pneumonie of pleura vocht ophoping) Dikwijls recidief v koorts na initieel gunstige evolutie
101
Exsudatieve fase empyeem
- exsudaat in thoraxholte - beantw meestal goed op AB - evt evacuatie vocht
102
Fibrinopurulente fase empyeem
invasie vh pleuravocht dr bact -> toenemende fibrine depositie + ophopen WBC met cellulaire debris -> ° fibrine membranen (-> loculaties)
103
loculaties
wnr fibrine membranen het empyeem in vss holten verdelen
104
georganiseerde fase empyeem
overgroei v fibroblasten in de fibrine deposities -> ° harde membranen over de viscerale en pariëtale pleura -> beweeglijkheid long beperken + gefixeerde collaps de retractie v viscerale pleura + evt verkleining/verharding thoraxholte
105
Diagnose empyeem
Meestal obv RX-thorax en evacuerende punctie vh pleuravocht | Echo en CT-thorax: extra info
106
longabces definitie
Geïnfecteerde zone van longnecrose - Al dan niet met cavitatie - Goed omkapseld - Doormeter > 2 cm - Vloeistofspiegel bij open contact met drainage bronchus (75%)
107
oorzaak primair longabces
macro-aspiratie
108
oorzaak secundair longabces
- metastatisch | - complicatie v bestaand longlijden
109
Waar komt primair longabces meestal voor?
in laagst gelegen longsegmenten, rechts >> links - liggend: apex OK, posterieur deel BK - staand: basaal deel OK
110
Abcederende of necrotiserende pneumonie definitie
Abcedatie als complicatie van bestaande pneumonie
111
Bij welke verwekkers w abcederende of necrotiserende pneumonie gezien?
oa: - Klebsiella - Pseudomonas - sommige serotypes v S. Pneumoniae (pneumokok)
112
Onderscheid abcederende/necrotiserende pneumonie met longabces?
obv RX: | 1 of meer minder goed afgelijnde caviteiten, meestal < 2 cm
113
Meest gekende etiologie van abcederende/necrotiserende pneumonie ?
aspiratie
114
Causale kiemen bij abcederende/necrotiserende pneumonie tgv aspiratie?
Kiemen afkomstig uit nle orofaryngeale flora - > Vaak meerdere species - > Vaak anaëroben
115
Aspiratie-predisponerende factoren
Slechte mondhygiëne Falen brochopulmonale afweermechanismen: - Verminderd bewustzijn - Dysfagie - Disruptie van glottis/cardia-afsluitmechanisme
116
Behandeling longabces
Antibiotica met goede activiteit tegen anaëroben IV totdat klinische verbetering optreedt + temp gedaald Chirurgie bij: - Onvoldoende respons op AB - Massieve hemptoë - Uitgebreide necrose
117
AB met goede activiteit tgn anaërobe kiemen
- B-lactam met B-lactamase-inhibitor - clindamycine - carbapenems - metronidazole
118
doel van vaccinatie tgn pneumokokken
vermijden van invasieve ernstige pneumokokken infecties
119
2 soorten vaccins tgn pneumokokken
- 23 valent vaccin | - 13 valent conjugaat vaccin (meer immunogeen)
120
Doelgroep vaccinatie tgn pneumokokken
- volwassenen met een verhoogd risico op een pneumokokkeninfectie - volwassenen met cl - gezonde personen v 65j of ouder
121
Hoe vaccineren bij volw (19-85j) met verhoogd risico op pneumokokkeninfectie die nog nooit hiervoor gevaccineerd z geweest?
- primo-vaccinatie: PCV13 + PPV23 (na minstens 8w) | - revaccinatie: PPV23 om de 5j
122
Hoe vaccineren bij volw (19-85j) met verhoogd risico op pneumokokkeninfectie die ih verleden gevaccineerd werden met PPV23?
- PCV13, minstens 1 jaar na laatste PPV23 | - revaccinatie: PPV23 om de 5j
123
Hoe vaccineren bij volw (50-85j) met comorbiditeit & gezonde personen (65-85j) die nog nooit hiervoor gevaccineerd z geweest?
- primo-vaccinatie: PCV13 + PPV23 (na minstens 8w)
124
Hoe vaccineren bij volw (50-85j) met comorbiditeit & gezonde personen (65-85j) die die in het verleden gevaccineerd werden met PPV23?
- enkel PCV13, minstens 1 jaar na laatste PPV23 | - Booster: te beoordelen in functie van bijkomende gegevens en de epidemiologie over 5 jaar
125
De vatbaarheid voor en het verloop van een infectieziekte wordt beïnvloed door:
de virulentie van het micro-organisme de afweermechanismen van de gastheer
126
Afweermechanismen bestaan uit:
intacte huid- en mucosabarrière humorale verdediging [antigeenspecifieke factoren, aspecifieke factoren] cellulaire verdediging [fagocyten (granulocyten en mononucleairen), T-lymfocyten]
127
High risk patiënten | voor opportunistische infecties:
- Leukemie/lymfoom - Gemetastaseerde maligniteit - Transplant patiënten - Gekende CMV-infectie - Neutropenie < 1000 cellen/ mm3 - Hoge dosis steroïden - Antibiotica
128
Immuundeficiënties bij volwassenen = meestal verworven -> oorzaken?
- primair (of idiopathisch) - secundair - > sec aan een andere aandoening - > of sec aan een beh met immunosuppressieve medicatie
129
Oorzakelijk micro-organisme van opportunistische infectie bij immuunglobulinedeficiëntie?
omkapselde bacteriën (S.Pneumoniae, H.Influenzae)
130
Oorzakelijk micro-organisme van opportunistische infectie bij granulocytopenie of humorale stoornissen?
- bacterië (Pseudomonas, ...) - virus (CMV) - schimmel (Aspergillus, …)
131
Oorzakelijk micro-organisme van opportunistische infectie bij T-celdeficiëntie?
``` M. tuberculosis, Pneumocystis jiroveci, Cryptococcus, Toxoplasma, ... ```
132
Klinische presentatie v longinfecties bij verminderde afweer?
Vaak atypisch Niet altijd aanwezig: sputumproductie en/of radiologische afwijkingen Hospitalisatie steeds noodzakelijk
133
Diagnostiek v longinfecties bij pt'en met verminderde afweer?
RX thorax CT thorax Microbiologie
134
Nut van RX thorax ikv longinfecties bij pt'en met verminderde afweer?
k soms mede richtinggevend z
135
Nut van CT thorax ikv longinfecties bij pt'en met verminderde afweer?
- toont vaak reeds afw bij nog nl RX | - aard + uitbreiding infectie beter ku beoordelen
136
RX-thorax: focale/multifocale zones van verdichting met acuut begin
bacteriële infectie
137
RX-thorax: multifocale verdichtingen met subacuut/chronisch verloop
tuberculose nocardiose schimmelinfecties
138
RX-thorax: grote nodulaire verdichtingen, subacuut of chronisch
nocardiosis | schimmelinfectie
139
RX-thorax: interstitieel of micronodulair verdichtingspatroon, diffuus en subacuut
virussen (CMV) | P. jeroveci
140
RX-thorax: holtebeeld (cavitatie)
- nocardiosis - schimmelinfectie - necrotiserende pneumonie (Gram-neg bact, meestal K. pneumoniae, P. aeruginosa)
141
CT-thorax: holtebeelden
nocardiosis cryptococcose Aspergillus (bv met crescent sign)
142
CT-thorax: snel uitbreidende verdichtingen met holtevorming (cavitatie) en longbloeding
mucormycosis
143
CT-thorax: interstitiëel verdichtingspatroon
overvulling virussen P.jeroveci rejectie transplant
144
CT-thorax: dense lobaire verdichtingen (consolidatie)
bacteriële pneumonie
145
CT-thorax: lymfeklierzwelling
tuberculose CMV Legionella cryptococcose
146
Microbiologische diagnostiek ikv longinfecties bij verminderde afweer?
- invasieve diagnostiek (bronchoscopie met washing, BAL, ...) - serologische testen (weinig zinvol in diagnostiek actieve inf) - meer en meer moleculaire technieken (PCR)
147
Identificatie van onderliggende immuunstoornis:
- telling en differentiatie vd leucocyten - eiwitelectroforese - beenmergonderzoek - bepaling vd Ig - telling B- en T-cellen - lymfocytenstimulatietesten …
148
Waar behandeling v opportunistische infecties?
Meestal ih ZH (best dr specialisten met ervaring)
149
Verwekker longtuberculose?
Mycobacterium tuberculosis = “bacil van Koch”
150
Wat voor bact is Mycobacterium tuberculosis?
Strikt aërobe, zuurvaste bacterie
151
Welke 5 subspecies bevat M. tuberculosis complex?
``` M.tuberculosis M.bovis M.africanum M.dicrotii M.canetti ```
152
Incidentie van tuberculose in België?
8,6 / 100.000 / jaar | 52% niet-belgen
153
Risicogroepen tuberculose
Contactpersonen v "besmettelijke" personen Oost-Europa en 3e wereld (asielzoekers, kansarmen, sans papiers) Thuis- en daklozen Immuungecompromitteerden (HIV) Personen die met risicogroepen werken Gevangenen, IV druggebruikers Bejaarde mannen
154
Besmetting tuberculose (via...?)
overgedragen van mens tot mens via de aërogene weg | sputumpositieve pt'en: geïnfecteerde droplet nuclei voortbrengen
155
Bij welke tuberculose vaak sputumpositief?
Meestal: - caverneuze long tbc Meer zeldzaam: - endobronchiale en/of ulceratieve larynx tbc
156
Wat doen indien pt sputumpositief is ikv tuberculose?
pt strikt isoleren tot negativatie vh sputum
157
Waar vindt de aërogene besmetting v tbc meestal plaats?
in de best geventileerde longgebieden: - ventrale segment vd BK - de MK - de lingula
158
Verloop v besmetting met tuberculose?
inhalatie bacillen - > in alveoli opgevangen dr macrofagen - > primo-infectie (cellulair gemedieerde immuunrespons) - > verspreiding vd infectie nr regionale lymfeklieren + organen op afstand - > Na 4-8w = cellulaire immuunrespons maximaal= resolutie vd ontsteking + omslag vd tuberculine-reactie
159
Kenmerken primo-infectie tbc?
exsudatie met epitheloïde granulomen, evt gevolgd dr verkazing
160
Naar welke organen k tbc-infectie zich verspreiden?
``` longtoppen hersenen bot nieren bijnieren ```
161
Resolutie vd ontsteking bij tbc k evt gepaard gaan met ... (2)
- residueel litteken | - calcificatie
162
Indien restletsels bij tbc -> waar rekening mee houden?
in deze restletsels ku tuberkelbacillen overleven, sluimerende (“dormant”) toestand. --> Bij reactivatie ku deze bacillen opnieuw een actieve ziekte induceren = “postprimaire” of “reactivatie”-tuberculose
163
Inhalatie van besmette dropnuclei: kans op primo-infectie tbc = ?%
30%
164
Hoeveel % vd primo-infecties loopt zowel klinisch als radiologisch latent?
90-95% | agv natuurlijke weerstand
165
Wat z de 5 klinisch-radiologische verschijningsvormen van tbc?
- Gangliopulmonale of hiluskliertbc - Caverneuze longtbc (« ftisis ») - Tuberculeuze pleuritis - Endobronchiale tbc - Miliare tbc
166
Welke klinisch-radiologische verschijningsvorm van tbc w het meest frequent gezien?
de caverneuze vorm
167
Welke tbc vorm betreft reactivatie-tuberculose meestal?
de caverneuze vorm
168
Welke tbc vorm betreft progressieve primaire tuberculose meestal?
Miliaire tuberculose (jonge kind) Endobronchiale tuberculose (oudere kind) Pleuritis (adolescent)
169
Kliniek van tbc k je onderverdelen in 2 soort klachten -> welke?
- globale klachten | - pulmonale klachten
170
Algemene symptomen tbc?
- Koorts, nachtzweten - Anorexie, vermagering, moeheid - Erythema nodosum
171
Pulmonale klachten tbc?
- Hoesten, sputum, bloedfluimen - Pijn - Dyspnoe
172
Gangliopulmonaire tuberculose kenmerken
Gezwollen/verkaasde hilaire lymfeklieren + longinfiltraten
173
Waarop wijst gangliopulmonaire tuberculose meestal?
recente primo besmetting | bronopsporing !!
174
Beeld van gangliopulmonaire tuberculose op RX?
« halter »-beeld (soms) | => longverdichting verbonden dr streng met hilusklieren
175
Sputumonderzoek van gangliopulmonaire tuberculose?
meestal negatief
176
Intradermo bij van gangliopulmonaire tuberculose?
omslag (« virage ») 4-8 w na infectie
177
Naar wat k gangliopulmonaire tuberculose evolueren?
Cave evolutie naar: endobronchiale, miliaire vorm, pleuritis
178
Gangliopulmonaire tuberculose -> wat k er ontwikkelen bij bronchusafsluiting dr vergrote klieren?
Cave: ontwikkeling v bronchiëctasieën
179
Endobronchiale tuberculose kenmerken
Tuberculeuze ulcera in trachea en bronchi
180
Voorkomen + besmettelijkheid van endobronchiale tbc?
vrij zeldzaam, | doch zeer besmettelijk!
181
Klinische symptomen/tekens van endobronchiale tbc?
prikkelhoest sputum gelocaliseerde wheezing
182
Beeld v endobronchiale tuberculose op RX?
- verdichtingen - atelectasen - resten v gangliopulmonaire infecties - normaal
183
Tuberculeuze pleuritis kenmerken
- presenteert zich als pleurauitstorting (maar dan dr tbc bacillen) - jonge pt'en binnen 12m na primo-infectie (nu ook meer volw)
184
Tuberculeuze pleuritis klachten
pleurale pijn koorts dyspnoe
185
Beeld v tuberculeuze pleuritis op RX?
pleuritis (veelal geen parenchymafwijkingen) (pleuravocht)
186
Kenmerken vh pleuravocht bij tuberculeuze pleuritis?
``` lymfocytair exsudaat met: ↓gluc, ↓ pH ↑ eiwit ↑ LDH kleuring meestal neg cultuur 65% pos ```
187
Pleurale biopsie tuberculeuze pleuritis?
90% positief
188
Intradermo bij tuberculeuze pleuritis?
meestal sterk positief | opm: neg test sluit diagnose niet uit!
189
Caverneuze tuberculose (“ftisis”) = primo-infectie?
Nee, in regel reactivatietuberculose | Soms jaren na primo-infectie
190
Beeld van caverneuze tuberculose op RX?
zeer uiteenlopend: verdichtingen nodulair opaciteiten holtebeelden
191
Sputumonderzoek caverneuze tuberculose
vaak positief
192
Intradermo caverneuze tuberculose
pos of neg
193
Radiologische resolutie caverneuze tuberculose?
traag, soms restletsels evtl met verkalkingen
194
Ernst van miliaire tuberculose?
Zeer ernstig, lethaal zo onbehandeld
195
Miliaire tuberculose kenmerken
Ontelbare, korrelgrote tuberkelhaardjes (in longen, hersenen, nieren, milt, beenmerg, ogen en meningen)
196
Gangliopulmonale tuberculose h een toenemende incidentie bij ...
Volwassenen en bejaarden
197
Miliaire tuberculose op jonge leeftijd
als complicatie v progressieve postprimaire tbc | opm: doch nu frequent ook bij volw en bejaarden: zeker bij gedaalde afweer
198
Kliniek van miliaire tuberculose?
- Acute kliniek op jonge leeftijd | - Insidieus op latere leeftijd
199
Beeld van miliaire tuberculose op RX?
k nl zijn in eerste weken nadien: diffuus fijnkorrelig/micronodulair verdichtingspatroon
200
Beeld van miliaire tuberculose op CT?
vroegtijdig afwijkend: | fijnkorrelig/micronodulair verdichtingspatroon
201
Kleuring en cultuur v respiratoire monsters bij miliaire tuberculose?
50% positief
202
Intradermo bij miliaire tuberculose?
vaak negatief!
203
Diagnose tbc?
Eraan denken Aantonen vd tuberkelbacillen dmv kleuring in tal v klinische monsters Kweek v tuberkelbacillen Tuberculine-reactie (op zich weinig diagnostische waarde) IGRA test Moleculaire technieken
204
Kleuring tuberkelbacillen
Ziehl-Neelsen of auramine
205
Sens en spec bij sputum ikv tbc
spec nagenoeg 100% sens slecht 50% of lager
206
Welke bodems bij kweek v tuberkelbacillen?
Vaste Löwenstein-bodems -> met groei pas na 4-8w ``` Vloeibare bodems (BACTEC-medium) -> met groei reeds na 1-3w ```
207
Naast nut in diagnostiek, w kweek v tuberkelbacillen ook gebruikt voor: ...?
- bepaling v resistentiepatroon | - differentiatie met atypische mycobacteriën
208
Positiviteit v tuberculine-huidtest is een teken van?
immuniteit (NIET v actieve ziekte)
209
Sluiten negatieve reacties van tuberculine-huidtest actieve ziekte uit?
Nee | opm: Omslag of “virage” pas 4-8w na primo-infectie
210
IGRA test is de afkorting van?
Interferon gamma release assay
211
Stelling: positieve interferon-test (IGRA) wijst op actieve ziekte
FOUT | -> wijst op infectie, maar laat (net zoals bij pos huidtest) niet toe te differentiêren tss latente & actieve ziekte
212
IGRA is een mogelijk alternatief voor?
tuberculine-huidtest
213
Werking IGRA?
In vitro T-cellen v pt'en in contact brengen met antigenen specifiek vr M. tuberculosis (Wat men nakijkt: T-cellen v tbc pt g bij nieuw contact met tuberculosebacillen (Ag) overmatig IFN-gamma produceren)
214
DD dat men kan maken ovb IGRA
infectie met atypische mycobacteriën | Pos IGRA test is specifiek vr infectie dr M. tuberculosis
215
Voordeel moleculaire technieken (PCR) ikv tbc?
snelle diagnostiek
216
Waarop w PCR gedaan ikv tbc?
vooral op kleuring-positieve stalen | opm: lagere sensitiviteit bij kleuring negatieve-stalen
217
Nut PCR ikv tbc diagnostiek?
- Nut bij differentiatie met atypische mycobacteriën | - Resistentiebepaling
218
Letsels van tbc: morfologisch onderscheid ku maken tss ....
- rustige letsels v TBC | - letsels v actieve TBC
219
Oude of rustige tuberculoseletsels vertonen zich onder 2 vormen -> welke?
- gefibroseerd litteken | - omkapselde kaashaard = tuberculoma
220
Waar treffen we rustige letsels van tbc aan?
Ku overal ih lich w aangetroffen. Maar komen vooral voor in: - de longen - de mediastinale weiknopen
221
Wat is een bijzonder (maar niet excusief) kenmerk v tuberculoseletsels?
de uitgesproken neiging op te verkalken
222
Histologische kenmerken van rustige letsels van TBC?
- Involutieve kenmerken ve tuberculoma domineren het histologisch beeld - Er ku discrete inflammatoire activiteitstekens aanw z
223
Er ku levende tuberkelbacillen achterblijven in restletsels v (post)primaire tbc -> aangetoond dmv culturen. Kan men zuurvaste staven aantonen dmv Ziehl-Neelsen-kleuring?
Nee nooit, en zeker niet wnr geen kaasnecrose ih specimen. | => aantal bact is te gering
224
Na initiële aspecifieke ontstekingsreactie lokt de tuberkelbacil een specifieke granulomateuze reactie uit -> morfologische bouwsteen = ...?
het epitheloïd granuloom
225
Morfologische bouwteen v TBC is het epitheloïd granuloom, ongeacht ...
- ongeacht het gt om primo-infectie / postprimaire uitzaaiingshaard / reïnfectie - ongeacht lokalisatie of stadium vd ziekte
226
Waaruit is een epitheloïd granuloom samengesteld?
epitheloïde cellen + meerkernige reuscellen | -> omgeven dr lymfocyten
227
Hoe w een tuberkel gevormd?
dr het samenclusteren van granulomen
228
Hoe ontstaat een kaashaard (ikv tbc)?
wnr een tuberkel in zijn centrum necroseert
229
Verschil tss kaashaard en tuberculoma?
tuberculoma: involutief + fibreus omkapseld kaashaard: evolutief + omzoomd dr prolifererende epitheloïde granulomen & lymfocytair exsudaat
230
Typisch voor acute miliaire tuberculose?
het feit dat alle parenchymateuze noduli ongv gelijktijdig tot ontwikkeling komen (-> alle even groot [2-3mm] + in hetzelfde stadium)
231
Niet-reactieve/cryptische miliaire tbc
In eerder zz gevallen ku de epitheloïde dranulomen volledig ontbreken -> ontelbare necrotische foci (vol met tuberkelbact)
232
Niet-reactieve/cryptische miliaire tbc w soms gezien bij?
- hoogbejaarden | - immuungestoorden
233
Andere namen voor niet-reactieve/cryptische miliaire tbc
= sepsis tuberculosa acutissima | = vliegende tering
234
Wnr ontstaat chronische miliaire tbc
Wnr hematogene uitzaaiing stootsgewijs + in beperkte mate gebeurt
235
Kenmerken vd noduli die in de longen verschijnen bij chronische miliaire tbc?
Noduli: - minder talrijk - ongelijkmatig verspreid - ongelijke grootte - in diverse stadia v ontwikkeling
236
Morfologisch uitzicht v longresectie (letsels) bij tbc-pt die niet behandeld was met chemotherapie?
- veel satelliettuberkels rond een tuberculeuze pneumonititshaard - hogere incidentie v tuberculeuze bronchitis - caverneuze letsels vertoonden geen involutietekens
237
Morfologisch uitzicht v longresectie (letsels) bij tbc pt die behandeld was met chemotherapie?
- tuberculeuze brochitis afwezig - perifocale aspecifieke&specifieke ontstekingsreacties veel minder uitgesproken - cavernes vaak steriel
238
Mantouxtest (intradermo) =
intradermale injectie op de buitenzijde van de voorarm v 2 eenheden (0,1mL) tuberculine PPD Kopenhagen PPD = 'purified protein derivative’
239
Wnr aflezing tuberculine-reactie?
Aflezing vd induratie gebeurt best na 2-3d (max. 5d)
240
tuberculineomslag ("virage") =
Toename v minstens 10 mm induratie tss - een 1e (negatieve of twijfelachtige) - en een 2e positieve tuberculinetest uitgevoerd < 2 jaar later met dezelfde hoeveelheid tuberculine
241
Waarop wijst een tuberculineomslag?
recente tuberculose-infectie
242
Wnr w tuberculine-reactie positief?
4-8w na een primo-infectie | opm: blijft positief zolang levende (evtl sluimerende) bacillen in het lichaam aanwezig zijn
243
Mogelijke oorzaak van vals-negatief resultaat intradermo?
bij onderdrukking v immuunsysteem | sarcoïdose, maligniteit, fulminante tbc, hoge leeftijd
244
Mogelijke oorzaak van vals-positief resultaat intradermo?
- bij (occulte) infectie met atypische mycobacteriën | - na BCG-vaccinatie (zwak positief)
245
Interpretatie van induratie ikv tuberculine-reactie indien < 5mm
negatief
246
Interpretatie van induratie ikv tuberculine-reactie indien 5-9mm
Meestal negatief: * Positief - --HIV-infectie - --ernstige immunodeficiëntie - --Kinderen < 5j met recent contact * Twijfelachtig - --nauw contact met besmettelijke pt - --kinderen (> 5 jaar) met recent contact
247
Interpretatie van induratie ikv tuberculine-reactie indien 10-14mm
* Positief - --nauw contact met besmettelijke tbc-pt - --verhoogd risico op tbc-infectie - --Kinderen (onafh v leeftijd) * Twijfelachtig - --bij afwezigheid v risicofactoren - --recente (<5 jaar) BCG-vaccinatie
248
Interpretatie van induratie ikv tuberculine-reactie indien = of > 15mm
positief
249
Grote lijnen vd behandeling v tuberculose (+duur?)
Gelijktijdig toedienen v meerdere actieve middelen met voldoende dosering en therapieduur. Duur = 6 maanden - > IF (2 maanden) - > CF (4 maanden)
250
Waarop is de TBC-behandeling tijdens de initiële faze gericht?
doden vd talrijke sneldelende bacillen
251
Waarop is de TBC-behandeling tijdens de consolidatiefaze gericht?
uitroeien vd persisterende bacillen
252
Medicatie tijdens IF van TBC-behandeling?
4 tuberculostatica: - isoniazide (INH) 5mg/kg/dag (max 300 mg) - rifampicine (RMP) 10 mg/kg/dag (max 600 mg) - pyrazinamide (PZA) 30 mg/kg/dag (max. 2 g) - ethambutol (EMB) 25/15 mg/kg/dag (max.1,6 g)
253
Medicatie tijdens CF van TBC-behandeling?
2 tuberculostatica: - isoniazide (INH) - rifampicine (RMP)
254
TBC-behandeling -> bij vermoeden v resistentie w bijkomende middelen geassocieerd:
- quinolones (ofloxacine, levofloxacine, sparfloxacine, moxifloxacine) - amikacine (AMK – 15 mg/kg/dag, max 1g, veelal 5 dagen/week)
255
Wnr w een langere behandelingsduur (9-12m) bij TBC-behandeling overwogen?
``` bij ernstige ziektevormen: - meningitis - bot TBC - miliaire TBC ... ```
256
Wat doen bij twijfels aan therapietrouw bij TBC-behandeling?
intermittente behandeling -> toepassen v DOT 3x/week | best niet in initiële faze
257
Isoniazide (INH) kan perifere neuropathie veroorzaken -> dit kan voorkomen w dr?
Pyrodoxine (vitamine B6) | gedoseerd aan 20mg/d of 250mg/w
258
Gebruik van pyrodoxine tijdens TBC-beh met INH?
- niet nodig om dit systematisch voor te schrijven - enkel aanbevolen vr pt'en met verhoogd risico: => zwangeren => vrouwen die borstvoeding g => kinderen die borstvoeding kr => alcoholici => bejaarden => ondervoede personen => diabetici => pt met nierinsufficiëntie => HIV-seropositieve pt'en
259
Heeft adjuvante therapie met corticoïden bij TBC-behandeling belang?
Bij volw is het belang alleen aangetoond vr de beh v: - tuberculeuze meningitis of pericarditis. Momenteel onvoldoende evidentie vr een gunstig effect bij beh v: - tuberculeuze pleuritis
260
Bij wie is respiratoire isolatie noodz ikv TBC?
bij elke sputum-positieve patiënt
261
Hoe lang respiratoire isolatie?
totdat er 2-3x negativatie v sputum is
262
Volgens welk principe gebeurt het onderzoek v omgeving ve TBC sputum-pos pt?
ringprincipe: | familie --> nauwe contacten --> occasionele contacten
263
Follow-up TBC
- respiratoire isolatie - ringprincipe - bronopsporing - aangeven
264
Wat is ook vereist bij recente infectie met TBC?
bronopsporing
265
Wat is ook verplicht bij actieve TBC ikv follow-up?
elk geval v actieve tbc aangeven aan de provinciale gezondheidsinspecteur
266
Multiresistente tuberculose (MDRT) -> definitie?
= bacil is minstens resistent voor INH én RMP (de twee krachtigste tuberculostatica)
267
Komt multiresistente tuberculose veel voor in België?
zeldzaam in BE: 1,0%
268
Primaire MDRT =
zo nooit behandeld in verleden
269
Secundaire MDRT =
verworven resistentie na behandeling
270
Waar MDRT behandelen?
in gespecialiseerde diensten | + onder strikte isolatie
271
Behandeling van MDRT?
Start met minstens 5ledige therapie | + aangepast wnr resistentiepatroon bekend is
272
Hoe lang duurt de therapie bij MDRT?
duurt vaak meerdere jaren | opm; genezingskans is kleiner dan bij niet-resistente tbc
273
Niet-tuberculeuze of atypische mycobacteriën (NTM) =
alle mycobacteriën die niet behoren tot het M. tuberculosis-complex
274
Waar worden NTM meestak aangetroffen?
in vochtige omgeving | o.a. natuurlijke waters, zwembaden, leidingwater, grond
275
Zijn NTM pathogeen?
potentieel pathogeen | doch (éénmalige) isolatie duidt niet noodzakelijk op actieve infectie
276
De pulmonale NTM-infecties w vooral beschreven met ... (6)
``` M. avium-intracellulare (MAC), M. kansasii, M. xenopi, M. malmoense, M. abscessus, M. chelonae ```
277
Pulmonale NTM-infecties ontstaan meestal in aanwezigh v voorbeschikkende factoren zoals ...
restafwijkingen, silicose, bronchiëctasieën, immuunsuppressie
278
Verloop/tekens van NTM-infecties?
chronisch veroorzaakt meestal weinig ziektetekens
279
Wnr ku NTM hematogeen uitzaaien?
Bij ernstige immuundeficiëntie
280
Voorbeeld van hematogene uitzaaiing v NTM bij ernstige immuundeficiëntie?
M. avium-intracellulare - bij AIDS
281
Waar op letten bij onderhoudstherapie met macroliden (bv bij bronchiëctasieën) ivm NTM?
Voor het starten ervan aangewezen om steeds aanwezigh v NTM na te kijken -> Indien NTM aanw: zou dit monotherapie betekenen die dan snel tot resistentie vr macroliden zal leiden!
282
Tuberculine-reactie bij NTM?
(matig) positief
283
IGRA-test bij NTM?
dikwijls negatief | pos voor: M. kansasii, M. marinum, M.szulgae
284
Vroegtijdige diagnose NTM mogelijk bij? (2)
- positieve kleuring | - negatieve PCR voor M. tuberculosis complex
285
laattijdige bevestiging van NTM door?
cultuur
286
Eerstelijnstuberculostatica bij NTM?
NTM dikwijls minder gevoelig voor / resistent tgn eerstelijnschema
287
Indien behandeling NTM -> aandachtpuntjes? (2)
- Behandeling best na deskundig advies - Behandeling volgens resistentiepatroon aanpassen -
288
Behandeling niet altijd noodzakelijk bij isolatie van NTM -> wnr wel behandeling overwegen?
``` indien er gerelateerde klinische klachten + symptomen z EN evolutieve radiologische afwijkingen EN meerdere isolaties vd bacil ```
289
Is het resistentiepatroon van NTM relevant voor de klinische respons?
Vaak niet relevant. | tenzij wat betreft macroliden en aminoglycosiden
290
Latente tuberculose-infectie (LTBI) =
Subklinische infectie met TB-bacillen | zonder klinische, bacteriologische of radiologische aanwijzingen vr actieve TBC
291
Diagnose latente tbc-infectie w gesteld dr:
infectie met M. tuberculosis bevestigen (pos ID of IGRA) EN actieve tbc-ziekte uitsluiten (geen klin sympt, geen aantoonbare bacillen bv in sputum, geen evolutieve radiologische afwijkingen)
292
globaal risico v LTBO op progressie tot actieve tbc?
5-10% (tijdens ganse levensduur) opm: toename wnr bep risicofactoren aanw
293
Profylactische therapie bij latente TBC?
Enkel aangewezen indien er een duidelijk verhoogd risico bestaat op reactivatie
294
Verhoogd risico op reactivatie v latente tbc? (3)
- aanwijzingen vr recente infectie (2j of minder) - kinderen < of = 5jaar - aanwezigheid v risicofactoren
295
Aanwijzingen vr recente infectie tbc (2j of minder)? (2)
- tuberculine-omslag (virage) | - recent contact met besmettingsbron
296
Risicofactoren vr reactivatie v latente tbc? (6)
- HIV seropos - immuunsupressieve therapie (vnl kadidaten vr anti-TNF beh) - radiol evidentie v doorgemaakt longtbc met bel fibrotische restletsels - chron nierinsuff - ongecontroleerde DM - (evtl) silicose, maligniteit, orgaantransplantatie, ondervoeding
297
Chemoprofylaxe v latente tbc
INH (nicotibine) 300 mg/dag ged. 6m (max 9 m) => leverfunctiestoornissen controleren OF Rifampycine 600 mg/d ged. 4 maanden => minder hepatotoxiciteit
298
Pijnpunt v toediening INH bij preventieve therapie bij latente tbc?
mogelijke hepatotoxiciteit - > zeker niet onfrequent (>5%) op hogere leeftijd (>65j) - > k soms ernstig z
299
Is nicotibine of rifampycine de voorkeurstherapie ikv chemoprofylaxe bij latente tbc?
rifampycine | zeker bij mensen met verhoogd risico tot leverfunctiestoornissen
300
Waar bedacht voor zijn bij voorschrijven van rifampycine?
medicamenteuze interacties