Relatief pronomen Flashcards
Miranda is iemand … hulp nodig
die
Zij vertoont gedrag … haar ouders verantwoordelijk zijn. (verantwoordelijk zijn voor)
waarvoor
Het zijn de kroegbazen … altijd weer de schuld krijgen. (schuld krijgen voor)
die
De schuld ligt bij het meisje …de likeurtjes gedronken heeft.
dat
De meeste jongeren … ik contact heb, drinken regelmatig een biertje. (contact hebben met)
met wie
De leeftijd … mensen alcohol mogen drinken, moet misschien omhoog. (op)
waarop
De ziekte … hij lijdt, is gelukkig niet ernstig. (lijden aan)
waaraan
De arts … mij heeft behandeld, was erg vriendelijk.
die
Het ziekenhuis … ik heb gelegen, is het AZG. (liggen in)
waarin
Het onderzoek … men heeft uitgevoerd, was vervelend.
dat
De collega’s … ik nauw samenwerk, steunen mij enorm.
met wie
Euthanasie is een onderwerp … ik niet wil praten. (praten over)
waarover
De arts … ik dit heb gevraagd, ken ik al jaren.
aan wie
Honden zijn dieren … mijn vriendin gek is.
waarop
Dit is een beslissing … ik eerst wil nadenken.
waarover