Redemittel: In der Konditorei Flashcards
Begroeten:
Guten Tag.
Herzlich wilkommen
Kan ik jou/u helpen?
Kann ich dir/Ihnen helfen?
Wass kann ich für dich/Sie tun
Wat kan ik voor jou/u doen?
Wat wens je?
Was wünschst du?
Hast du schon bestellt?
Haben Sie schon besTellt?
Heb jij al besteld?
Heeft u al besteld?
Met of zonder slagroom?
Mit oder ohne Sahne?
Sonst noch etwas?
Anders nog iets?
Möchten Sie/du etwas trinken/essen?
Zou jij/u wat willen drinken/eten
Tut mir leid. Das haben wir nicht.
Het spijt me. Dat hebben we niet
Zo, het mieraalwater, a.u.b
So, dat mineralwasser, bitte
Guten appetit
Smakelijk eten
Geen dank
Bitte. sehr
Wij zouden graag wat iets te drinken bestellen
wir möchten was zu trinken bestellen
Ik zou graag een kop coffie/thee willen
Ich möchte gern einen Kaffee/ einen Tee
Ik had graag een cola./ een limonade
Ich hatte gern eine Cola/ eine Limo