Redemittel 1 Part 2 H4 Flashcards

1
Q

Wat betekent dat woord in het Duits?

A

Wie heißt das Wort auf Deutsch?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wij hebben thuis een keyboard en een drumstel

A

Wir haben zu Hause ein Keyboard und ein Schlagzeug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het instrument komt uit Azië

A

Das Instrument stammt aus Asien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik ken dat instrument niet. Kun je het beschrijven?

A

Ich kenne das instrument nicht. Kannst du es beschreiben?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Naar welke muziek luister jij graag? Naar Popmuziek?

A

Welche Musik hörst du gern? Popmusik?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik luister het liefst naar rock en R&B

A

Ich höre am liebsten Rock und R&B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zij speelt sinds vijf jaar basgitaar in een band

A

Sie spielt seit fünf Jahren Bassgitarre in einer Band.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mijn moeder luistert alleen naar schlagers. Ik vind dat vreselijk

A

Meine Mutter hört nur Schlager. Ich finde das furchtbar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sorry, wat betekent dat?

A

Entschuldigung, was bedeutet das?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Heb ik het goed begrepen? Je oefent dus elke dag?

A

Habe ich das richtig verstanden? Du übst also jeden Tag?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly