redemitel E (ne-du) Flashcards
waar ben jij met vakntie geweest?
Wo bist du in Urlaub gewessen?
ik was op kreta
ich war auf kreta
en jij? waar ben jij op vakantie geweest?
und du? wo hast du urlaub gemacht?
ik ben in renesse geweest
ich bin in renesse gewesen.
sinds wanneer bent u van vakantie terug mevrouw katz?
seit wann sind sie aus dem urlaub zurück, frau katz
ik ben vorrige week terug gekomen
ich bin vorige woche zurückgekommen.
hoe zijn jullie gegaan?
wie seid ihr gefahren?
wij zijn met de auto gegaan.
wir sind mit dem auto gefahren.
ben je met de trein gegaan?
bist du mit dem zug gefahren?
nee, ik ben met het vliegtuig gegaan.
nein ich bin geflogen
wat heeft hij in de vakantie gedaan.
was hat er in den verien gemacht?
hij heeft veel gevoetbalt
er hat viel Fussball gespeilt.
wat hebben jullie gedaan?
was habt ihr gemacht?
we hebben veel bordspelletjes gespeeld.
wir habe viele brettspiele gespielt.
ik ban vaak naar de disko gegaan
ich bin oft in die disko gegangen.
we hebben veel gezwommen.
wir haben viel geschwommen.
heb je nog iets bijzonders gedaan?
hast du noch was besonderes gemacht?
ik heb een duikdiploma gehaald.
ich habe einen tauchschein gemacht.
wat hebben jou ouders allemaal gedaan.
was haben deine eltern alles getan.
mijn ouders hebben oude steden bezocht.
meine eltern habe alte städte besucht
hebben jullie ook slecht weer gehad?
hebt ihr auch schlechtes wetter gehabt?
maar een keer, we hebben binnen gezeten en yatzee gespeeld.
nur einmal, wir heben drinnen gesessen und yatzee gespielt.
heb je mijn kaart ook gekregen.
hast du meine karte auch bekommen?
ja, dankje
ja, viele dank
ik heb geen kaarten verstuurd
ich habe keine karte verschickt.
waarom ben je niet met vakantie gegaan?
warum bist du nicht in den urlaub gefahren?
ik heb bij de supermarkt gewerkt.
ich habe im supermarkt gearbeitet.