Recht 1 t/m . Flashcards

1
Q

Ons recht bestaat uit rechtsbronnen. Dat zijn:

A
  1. Wetten Geschreven recht
  2. Verdragen Internationale overeenkomst tussen een of meer landen.
  3. Jurisprudentie Rechtersrecht
  4. Gewoonte Ongeschreven recht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een wet?

A

Een geschreven rechtsregel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Codificeren:

A

Het systematisch opnemen van regels in wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wet in materiële zin

A

:Een wet die voor herhaalde toepassing vatbaar is en algemene regels
bevat. Zegt iets over de inhoud van de wet.
Bijvoorbeeld: Burgerlijk Wetboek, Wetboek van Strafrecht, Algemene
wet Bestuursrecht, Algemene maatregelen van bestuur, Provinciale
verordeningen, Gemeentelijke verordeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wet in formele zin

A

Gezamenlijk besluit van de Regering en Staten Generaal (art. 81
Grondwet). Zegt iets over de maker van de wet.
Bijvoorbeeld: Burgerlijk Wetboek, Wetboek van Strafrecht, Algemene
wet Bestuursrecht, Begrotingswet, Toestemmingswet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verdrag

A

Internationale overeenkomst tussen twee of meer landen. Bijvoorbeeld:
EU-verdrag, het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en
het Verdrag inzake de rechten van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Self-executing:

A

Als een verdragsbepaling de burger rechtsreeks bindt. Gevolg  ze
kunnen nationale wetgeving beperken of helemaal opzij zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Jurisprudentie

A

Uitspraken van rechters.
Bij jurisprudentie zal de rechter, omdat de wet niet altijd even duidelijk is, de wet uitleggen
(interpreteren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vonnis:

A

Uitspraak van de rechtbank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Arrest:

A

Uitspraak van het gerechtshof of Hoge Raad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gewoonterecht:

A

Ongeschreven recht omdat deze regels niet in een wet zijn

opgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Privaatrecht

A

Regelt de relatie tussen burgers onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Publiekrecht:

A

Regelt de relatie tussen overheden onderling en tussen overheid en
burger (let op: de overheid moet dan wel als overheid handelen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Objectief recht

A

Het geheel van geschreven en ongeschreven regels. (alle wetten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Subjectief recht

A

Een individueel recht dat aan de objectief recht ontleend kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dwingend recht:

A

Recht waarvan je niet mag afwijken. Een afwijkende afspraak is nietig.
(bijvoorbeeld verbod op diefstal).

17
Q

Aanvullend recht:

A

Vult afspraken aan over onderwerpen die partijen niet hebben
geregeld. Geldt alleen als beide partijen niets geregeld hebben.

18
Q

Regelend recht:

A

Wetgeving waarvan door middel van afspraak wel van afgeweken mag
worden

19
Q

Materieel recht:

A

rechtsregels die rechten en plichten van partijen regelen.

20
Q

Formeel recht:

A

regels die aangeven hoe het materiële recht gehandhaafd kan worden

21
Q

Verbintenis:

A

een juridische relatie tussen twee of meer personen. Het is een
combinatie van recht tegenover plicht.

Een verbintenis is een rechtsbetrekking tussen personen waarbij de één een relatief recht
heeft op een bepaalde prestatie en de ander verplicht is die prestatie te leveren en daarbij
geldt dat het recht afdwingbaar is. Het nakomen van de plicht is dus via de rechter af te
dwingen.

22
Q

Verbintenissen kunnen ontstaan uit:

A
  1. De Wet; schade veroorzaken bij een ander  wettelijke schadevergoedingsplicht.
  2. Een overeenkomst; werknemer heeft recht op loon als hij arbeid heeft verricht voor
    zijn werkgever.
  3. Rechterlijke uitspraken; rechter bepaalt dat een onderneming schadevergoeding
    moet betalen wegens contractbreuk.
23
Q

Relatief recht:

A

als je een recht alleen maar tegenover één bepaalde persoon (of bepaalde
personen) kunt uitoefenen. (ookwel persoonlijk recht). Bijvoorbeeld recht op loon, recht op
betaling en recht op levering. Let op: er staat altijd een plicht tegenover!

24
Q

Absoluut recht:

A

het recht dat je tegenover iedereen kan laten gelden (bijvoorbeeld
eigendomsrecht) bijvoorbeeld eigendomsrecht, octrooirecht.

25
Q

Octrooirecht:

A

je hebt dan als uitvinder het alleenrecht op je uitvinding. Je mag dan als enige
jouw uitvinding verkopen, gebruiken of op een andere manier exploiteren.

26
Q

Rechtsfeit:

A

een feit dat relevant is voor het recht. Hieraan verbindt het recht een
rechtsgevolg.

27
Q

Blootrechtsfeit:

A

als het rechtsgevolg intreedt zonder dat daarvoor een menselijk handelen
van de betrokkene zelf nodig is. (bijvoorbeeld het meerder jarig worden).

28
Q

Feitelijke handeling:

A

als een menselijke handeling niet gericht is op het intreden van een
bepaald rechtsgevolg terwijl het rechtsgevolg wel ontstaat.

29
Q

Rechtshandeling:

A

een handeling die gericht is op een rechtsgevolg
Rechtshandelingen kun je onderscheiden in de volgende groepen:

  1. Eenzijdige rechtshandelingen:
    Deze komen tot stand door één persoon. Bijvoorbeeld: het maken van een testament,
    het opzeggen van een overeenkomst en het geven van ontslag.
  2. Meerzijdige rechtshandelingen:
    Komen tot stand door twee of meer personen. Bijvoorbeeld: het sluiten van een
    overeenkomst.
30
Q

Een overeenkomst

A

Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling.
Eenzijdig: is bijvoorbeeld een schenking.
Wederkerig: is bijvoorbeeld een koopovereenkomst.

31
Q

Vormvrij:

A

dat de wet niet een bepaalde vorm voorschrijft, zoals een contract. Ook een
per e-mail gesloten overeenkomst is rechtsgeldig

32
Q

Wilsovereenstemming:

A

dat de overeenkomst gesloten is als je het met elkaar eens

bent.

33
Q

Van een aanbod is sprake wanneer het ten minste de essentiële elementen van de te sluiten
overeenkomst bevat. Bij een koopovereenkomst zijn essentiële elementen met name de prijs
en de zaak.
Als de wil van een persoon niet overeenstemt met zijn verklaring, ontstaat er volgens de wet
geen overeenkomst. Juridisch gesproken zeg je dan dat er sprake is van een nietige en
soms vernietigbare overeenkomst.

A

Van een aanbod is sprake wanneer het ten minste de essentiële elementen van de te sluiten
overeenkomst bevat. Bij een koopovereenkomst zijn essentiële elementen met name de prijs
en de zaak.
Als de wil van een persoon niet overeenstemt met zijn verklaring, ontstaat er volgens de wet
geen overeenkomst. Juridisch gesproken zeg je dan dat er sprake is van een nietige en
soms vernietigbare overeenkomst.

34
Q

Nietige rechtshandeling

A

s niet geldig en nooit geldig geweest. (van rechtswege 
vanuit het recht). Hierbij was de afspraak dus zo fout, dat het niet mocht bestaan en nooit
bestaan mag hebben.

35
Q

Vernietigbare rechtshandeling

A

(bevoegdheid): Je hebt keuze om de rechtshandeling te
vernietigen of laten bestaan. Let op: na vernietiging heeft het dezelfde werking als nietigheid.
Het kan met terugwerkende kracht worden vernietigd Voorbeeld: als iemand onder dwang
een overeenkomst tekent.

36
Q

Als de ene partij echter niet wist of hoefde te weten dat de andere partij iets anders
verklaarde dan zij eigenlijk wilde verklaren (wilsvertrouwensleer), ontstaat er wel een
overeenkomst.
Er is dan sprake van gerechtvaardigd vertrouwen. Hierdoor kun je de partij die iets verklaard
heeft wat hij niet wilde, toch aan de verklaring houden.
Redenen voor een verklaring die niet in overeenstemming is met de wil:
- Duidelijk misverstand (verspreken, verschrijven of vergissen)
- (tijdelijke) geestelijke stoornis: valt onder vernietigbare overeenkomst. Het is wel
rechtsgeldig, maar kan met terugwerkende kracht worden vernietigd.

A

Als de ene partij echter niet wist of hoefde te weten dat de andere partij iets anders
verklaarde dan zij eigenlijk wilde verklaren (wilsvertrouwensleer), ontstaat er wel een
overeenkomst.
Er is dan sprake van gerechtvaardigd vertrouwen. Hierdoor kun je de partij die iets verklaard
heeft wat hij niet wilde, toch aan de verklaring houden.
Redenen voor een verklaring die niet in overeenstemming is met de wil:
- Duidelijk misverstand (verspreken, verschrijven of vergissen)
- (tijdelijke) geestelijke stoornis: valt onder vernietigbare overeenkomst. Het is wel
rechtsgeldig, maar kan met terugwerkende kracht worden vernietigd.

37
Q

Wederkerige overeenkomst

A

als voor beide partijen over en weer verbintenissen uit de
overeenkomst ontstaan. Hierbij is elke partij zowel schuldeiser (crediteur) als schuldenaar
(debiteur). Bijvoorbeeld: een koopovereenkomst.

38
Q

Eenzijdige overeenkomst:

A

als uit een overeenkomst voor slechts een van beide partijen
één of meerdere verbintenissen ontstaan. Bijvoorbeeld: schenkingsovereenkomst.