Realisme Flashcards

1
Q

Les Faits 1852 - 1870:

A

Tweede keizerrijk (Napoleon III). Renovatie van Parijs, met aanleg van riolering en brede avenues en boulevards.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Les Faits 1870 - 1871:

A

Franse-Duitse oorlog. Na het verlies van de slag bij Sedan moet Napoleon III aftreden. De republiek wordt uitgeroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Les Faits 1871:

A

La Commune de Paris (opstand in Parijs).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Les Faits 1882:

A

De wet Jules Ferry → verplicht en gratis onderwijs voor iedereen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken realisme

A

1 Objectiviteit van de verteller
2 Uitbeelding van de waargenomen werkelijkheid
3 Mensen uit alle sociale milieus
4 Conflicten tussen de hoofdpersoon en de maatschappij
5 Eigentijdse problemen (bv het huwelijk / overspel)
6 Een centrale held als bindende factor
7 Een coherente werkelijkheid
8 Het gebruik van stereotypen en symbolen
9 Het gebruik van de vrije indirecte rede die het verhaal vloeibaar maakt en de woorden van zijn personages op een subtiele manier weergeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Realistische schrijvers

A

Honoré de Balzac:
Gustave Flaubert:
Émile Zola:
Guy de Maupassant:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Honoré de Balzac:

A

in de overgangsperiode romantiek → realisme. Schreef de romancyclus La Comédie Humaine (menselijke komedie)(90 romans).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gustave Flaubert:

A

Leider van het realisme. Schreef oa Madame Bovary.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Émile Zola:

A

zeer overtuigd naturalist. Schreef ook een romancyclus: Les Rougon-Macquart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Guy de Maupassant:

A

naturalisme. Schreef meer dan 300 korte verhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

La littérature du réalisme

A

1 Realiteit onderzoeken en beschrijven. Aandacht voor eigentijdse problemen.
2 Leidde tot het naturalisme. De mens werd bepaald door erfelijkheid, milieu en opvoeding (le déterminisme).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

La société (de samenleving)

A

1 Kapitalisme ontstond halverwege 19e eeuw.
2 Burgers namen de macht over van de adel (rijk door handel etc).
3 Nieuwe projecten → spoorwegen, mijnen
4 Parijs werd een moderne stad met internationale aantrekkingskracht ( → stadsvernieuwing, warenhuizen, opera).
5 Klasse kleine burgerij groeide (kantoren). Konden lezen en schrijven.
6 Snelle groei arbeidersklasse door de nieuwe industrieën.
7 Slechte leefomstandigheden voor arbeiders resulteerde in: het socialisme. Grepen terug op de oude idealen: liberté (vrijheid), égalité (gelijkheid), fratemité (broederschap).
8 Verzet tegen uitbuiting door een kleine elite. Eisen betere arbeidsomstandigheden dmv stakingen.
9 Kranten beleefden een bloeiperiode.
10 Het sociale aspect van de romantiek leidde tot een nieuwe stroming: het realisme en later het naturalisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly