Reader staatsinrichting Flashcards

1
Q

Staat (algemeen taalgebruik)

A

Datgene wat met het bestuur van het la d te maken heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Overheid

A

Bestuur van het land, overheid heeft er belang bij dat de maatschappij/samenleving in het land goed functioneert.
Streeft naar een zo gunstig mogelijk klimaat in de maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Afspraken

A

Het ontbreken van afspraken leidt tot chaos, elke staat heeft afspraken nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschillende soorten staten

A

Democratieën

Dictaturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een Democratie

A

Staat waar de bevolking invloed op heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een dictatuur

A

Staat is in macht van een enkeling of een kleine groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Plato dacht…

A

Dat een staat word gesticht omdat een mens als individu aan zichzelf niet voldoende heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verlichte denkers

A
  • engelsman John Locke (1632-1704)

- fransman Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Volkssoevereiniteit

A

De hoogste macht is in handen van het volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Politiek

A

Opstellen van afspraken in het land, functionaliteit van de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Politici

A

Werken aan afspraken/regels
Overleg en discussie
Ingewikkelde discussies=ingewikkelde regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

1568-1648

A

80-jarige oorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Directe democratie

A

Onderdanen nemen rechtstreeks beslissingen (volksvergradering)
Kan in de vorm van referendum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Referendum

A

De kiezers kunnen zich direct uitspreken over een bepaalde kwestie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Indirecte democratie

A

Stemgerechtigde burgers kiezen vertegenwoordigers die zo goed mogelijk de belangen van het volk behartigen.
Bij de volgende verkiezing stemmen burgers over de kwaliteit van de vertegenwoordigers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Grondwet

A

De voornaamste principes van het verstuur van een land in het kort. Democratie kan niet zonder grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Organieke wetten

A

De bepalingen van de grondwet verder uitgewerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

1798

A

Nederland voor het eerst een grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De wetten

A

Regels die door politici worden opgesteld of goedgekeurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Grondrecht

A

Rechten die garanderen dat de persoonlijke en geestelijke vrijheid van de Nederlanders worden beschermd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Belangrijkste grondrechten (10 stuks)

A
  • recht op gelijke behandeling, ongeacht godsdienst, levensovertuiging, politieke voorkeur, ras, geslacht of welke grond dan ook.
  • kiesrecht
  • recht van bescherming van persoon en bezit
  • brief en telefoongeheim
  • onschendbaarheid van de woning
  • vrijheid van meningsuiting
  • recht van vereniging en vergadering
  • recht van petitie
  • vrijheid van godsdienst of levensovertuiging
  • vrijheid van onderwijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Staten-generaal

A

1e en 2de kamer samen, keurt wetten goed of af en controleert de ministers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Reden voor het wijzigen van de grondwet

A

Ontwikkelingen in de maatschappij gaat door, daar moet de grondwet aan aangepast worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Ministeriële verantwoordelijkheid

A

Vooral ministers bepalen het beleid, ministers moeten aan de volksvertegenwoordiging verantwoording van hun beleid afleggen en bovendien voor de politieke daden van de koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Kandidatenlijst

A

Lijst van een partij voor de verkiezingen waar leden op staan van die partij hoogste rol=hoogst geplaatst. Hiermee bepalen de politieke partijen op wie er gestemd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Confessionele partijen

A

Partijen die uit gaan van een bepaalde levensovertuigingen: handelen van die partij is gebaseerd op godsdienstige overtuigingen CDA, christenunie en SGP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Niet- confessionele partijen

A

Partijen die uit gaan van politieke beginselen of van programma’s die niet op religieuze beginselen zijn gebaseerd, maar op een andere levensovertuiging of op praktische politieke wensen en voorkeuren. Pvda D66 VVD PVV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Rechts

A

Conservatief : behouden
Willen zoveel mogelijk de maatschappij en bestaande machtsverhoudingen handhaven
Fouten worden veroorzaakt door individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Links

A

Progressief: vooruitstrevend
Partijen die veranderingen in de maatschappij willen
Misstanden in de samenleving worden veroorzaakt door de structuur ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Conservatief

A

Behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Progressief

A

Vooruitstrevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Kiesrecht

A

Mensen die achttien jaar en ouder zijn

Dan mag je kiezen wie je land gaat regeren in de regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wie heeft geen kiesrecht?

A

Mensen die een gevangenisstraf uitzitten van minstens 1 jaar

Mensen die wegens geestelijke stoornis niet bekwaam zijn rechtshandelingen te verrichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Opkomstplicht

A

Iedere kiezer moest zich bij het stembureau meldden, op wegblijven stond een boete, het stemmen zelf was niet verplicht. Was tot 1970

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Lijsttrekker

A

De eerstgenoemde kandidaat van een partij op de stembiljetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Systeem van de evenredige vertegenwoordiging

A

Alle geldige stemmen die zijn uitgebracht worden bij elkaar opgeteld dat getal word verdeeld door het aantal te verdelen zetels. Resultaat van die deling is de kiesdeler

37
Q

Kiesdeler

A

Het aantal stemmen wat nodig is voor 1 zetel

38
Q

Fractie

A

De gekozen leden van de partij bij de verkiezingen.

Onder leiding van een fractievoorzitter

39
Q

Verkiezingsprogramma

A

De punten die voor een partij van belang zijn, daardoor proberen ze kiezers te overtuigen

40
Q

Zwevende kiezers

A

Kiezers stemmen niet automatisch op hun partij maar kijken per verkiezing welke partij hun voorkeur heeft

41
Q

Getrapt of indirect

A

Verkiezingen 1e kamer

Worden door provinciale staten gekozen

42
Q

Eerste kamer

A

75 leden worden voor 4 jaar gekozen door de provinciale staten
Ook wel Senaat genoemd

43
Q

Tweede kamer

A

150 leden worden voor 4 jaar gekozen door de nederlandse bevolking

44
Q

Kabinet

A

Ministers olv de minister president

NIET HETZELFDE ALS EEN REGERING

45
Q

Regering

A

Ministers en de koning

46
Q

Parlement

A

1e en 2de kamer

Ook wel staten generaal genoemd

47
Q

Taken van het parlement (2)

A
  • het vaststellen van nieuwe wetten

- het controleren van het regeringsbeleid

48
Q

Rechten van de leden van de 2de kamer (6)

A
  • recht van initiatief
  • recht van amendement
  • recht van interpellatie
  • budgetrecht
  • vraagrecht
  • recht van enquête
49
Q

Rechten 1e kamer (4)

A
  • budgetrecht
  • recht van interpellatie
  • vraagrecht
  • recht van enquête
50
Q

Recht van initiatief

A

Ze mogen zelf een wet indienen

51
Q

Recht van amendement

A

Ze mogen wijzigingen aanbrengen in wetsvoorstellen van de regering

52
Q

Budgetrecht

A

Begrotingen, ingediend door de regering, worden in de Tweede kamer besproken en na eventuele wijzigingen vastgesteld

53
Q

Recht van interpellatie

A

De Tweede kamer kan de regering vragen verantwoording af te leggen over een zaak die op dat moment niet op de agenda van de Kamer staat, maar naar de mening van de meerderheid van de Kamer gewichtig genoeg is om te worden besproken

54
Q

Vraagrecht

A

Het stellen van mondelinge en schriftelijke vragen aan de regering of aan individuele ministers

55
Q

Recht van enquête

A

Een officieel diepgaand onderzoek instellen naar bepaalde onderdelen van het regeringsbeleid

56
Q

De Motie

A

Een motie is een uitspraak van de Tweede kamer, enkele kamerleden kunnen de Kamer over een bepaalde zaak een uitspraak vragen. Alleen als de meerderheid voor stemt

57
Q

Motie van afkeuring

A

Dit betekend dat de Tweede Kamer uitspreekt dat een minister, een staatssecretaris of zelfs een heel kabinet moet opstappen

58
Q

Kabinetscrisis

A

Als het kabinet opstapt

59
Q

Demissionair kabinet

A

Het kabinet mag alleen de nog lopende zaken afhandelen

60
Q

Dualisme

A

Regering en parlement hebben in een democratie elk hun eigen taak

61
Q

Regeerakkoord

A

2de kamerfracties die het nieuwe kabinet gaan worden maken afspraken voor de komende regeerperiode

62
Q

Fractiespecialisten

A

Een aantal deskundigen uit verschillende fracties (in een kamercommissie)

63
Q

Kabinetsformatie

A

De gang van zaken die moet leiden tot de vorming (formatie) van het kabinet

64
Q

Coalitie-kabinetten

A

Als 2 of meer partijen het kabinet steunen

Kabinet gevormd uit verschillende partijen, die het onderling eens zijn over wat er moet gebeuren

65
Q

Een informateur

A

Deze krijgt de opdracht de onderzoeken welke coalitie er gevormd kan worden

66
Q

Formateur

A

Deze moet het kabinet definitief vorm gaan geven

67
Q

Regeerakkoord

A

Een programma voor de nieuwe regeringsperiode

68
Q

Regeringsverklaring

A

Minister-president legt de tweede kamer voor wat men de komende jaren van plan is te gaan doen en verteld de kabinetsformatie

69
Q

Parlementair kabinet

A

Kabinet dat op steun van de Tweede Kamer kan rekenen

70
Q

Extra-parlementair kabinet

A

Een formateur is er niet in geslaagd een regeerakkoord op te stellen, meerderheid van de 2de kamer wil wel steunen maar is nog niet bereid afspraken te maken

71
Q

Zakenkabinet

A

Noodoplossing

Oplossing van bepaalde zaken

72
Q

Minderheidkabinet

A

Bestaat uit minister van partijen die samen in de Tweede kamer geen meerderheid hebben
Eigenlijk overgangskabinet

73
Q

Soorten kabinetten (4)

A
  • parlementair kabinet
  • extra-parlementair kabinet
  • zakenkabinet
  • minderheidkabinet
74
Q

Wetgevende macht

A

Houd zich bezig met het maken van wetten

75
Q

Elke staat heeft 3 machten

A
  • wetgevende macht
  • uitvoerende macht
  • rechterlijke macht
76
Q

Uitvoerende macht

A

Zorgt voor het vestigen en verzorgen van de veiligheid, sluiten van vrede en dergelijke

77
Q

Rechterlijke macht

A

Bestraft de plegers van misdrijven, spreekt zich uit over geschillen tussen burgers

78
Q

Trias politica

A

De ideeën van Montesquieu ( 3 machten)

79
Q

Staathoofd

A

De koning

80
Q

Contraseign

A

De minister is medeverantwoordelijk voor de nieuwe wet

81
Q

Eerste minister

A

Minister president

82
Q

Ministerraad

A

Worden plannen en voornemens van diverse ministers en van het kabinet als geheel besproken
Olv minister president

83
Q

Ministeries (16)

A
  • algemene zaken
  • buitenlandse zaken
  • binnenlandse zaken en koningkrijksrelaties
  • justitie
  • financiën
  • economische zaken
  • onderwijs, cultuur en wetenschap
  • ontwikkelingssamenwerking
  • defensie
  • volkshuisvesting, ordening en milieubeheer
  • wonen,wijken en integratie
  • verkeer en waterstaat
  • landbouw, natuur en voedselkwaliteit
  • sociale zaken en werkgelegenheid
  • volksgezondheid, welzijn en sport
  • jeugd en gezin
84
Q

Staatssecretarissen

A

nemen een deel van de taak van de minister op zich

Officieel een gedeelte van de portefeuille beheren

85
Q

Verkokering

A

Ministers en zijn ambtenaren hebben teveel oog voor de belangen van het eigen ministerie

86
Q

Regeringsbeleid is terug te vinden in…. (3)

A
  • wetten
  • koninklijke besluiten
  • algemene maatregelen van bestuur
87
Q

Raad van State

A

Zeer belangrijk adviesorgaan
28 leden + vice-voorzitter
Afdelingen van elk 3 leden
Hoogste bestuursrechter van het land

88
Q

3 taken Raad van State

A
  • adviseren van de regering
  • adviseren over geschillen tussen bestuurlijke organen
  • het rechtspreken tussen burger en overheid
89
Q

Een staat

A

Een door grenzen afgebakend gebied, waar mensen wonen die door een regering word geregeerd. Gesticht door mensen