Random stuffs Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie componenten van de Theory of Planned behaviour?

A
  • Attitude
  • Subjectieve norm
  • Perceived behavioral control
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de ‘attitude’ in de theory of planned behaviour?

A

believes/evaluation/perceiveness about outcome (ziekteperceptie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de ‘subjectieve norm’ van de theory of planned behaviour?

A

wat denken anderen/naasten hierover (van de gedragsverandering en behandelplan, niet de ziekte op zichzelf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de ‘perceived behavioral control’ in de theory of planned behaviour?

A

zelfvertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de vier componenten van het noodzaak-bezorgdheid model?

A
  • Sceptsich
  • Ambivalent
  • Onverschillig
  • Accepterend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welk kwadrant val je van het noodzaak-bezorgdheid model als je zeer bezorg bent maar weinig noodzaak ziet?

A

Skeptisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welk kwadrant val je van het noodzaak-bezorgdheid model als je laag bezorg bent en weinig noodzaak ziet?

A

Onverschillig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welk kwadrant val je van het noodzaak-bezorgdheid model als je zeer bezorg bent en veel noodzaak ziet?

A

Ambivalent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welk kwadrant val je van het noodzaak-bezorgdheid model als je laag bezorg bent maar veel noodzaak ziet?

A

Accepterend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de 3 ethische/juridische uitgangspunten van het Nederlands zorgstelsel?

A

Solidariteit, rechtvaardigheid en toegankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is ‘solidariteit’ binnen het zorgstelsel?

A

Dat de kosten van de zorg door alle burgers worden verdeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt de solidariteit van het zorgstelsel gewaarborgd? (3)

A

 Verplichting tot afsluiten (basis)verzekering
 Acceptatieplicht
 Risicoselectie verboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ‘rechtvaardigheid’ binnen het zorgstelsel?

A

Dat de kosten gelijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt een eerlijke verdeling van middelen binnen de ‘rechtvaardigheid’ van het zorgstelsel gehandhaafd?

A

Door het bepalen van de winst a.d.h.v. kwaliteit van leven (QALY)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een andere manier van kijken naar een ‘rechtvaardig’ leven (naast QALY’s) is de Capability approach door Amartya Sen en Martha Nussbaum. Wat is volgens hun de definitie van ‘capability’?

A

Capability is het vermogen zich te ontplooien op gebieden die essentieel zijn voor het menselijk leven en de menselijke waardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn volgens Nussbaum de verschillende onderdelen capabilities? (10)

A
  • Leven (normale duur, kwaliteit)
  • Lichamelijke gezondheid
  • Lichamelijke integriteit
  • Zintuiglijke waarneming, verbeeldingskracht en denken
  • Gevoelens
  • Praktische rede
  • Sociale banden
  • Omgang met andere biologische soorten
  • Spel
  • Vormgeving van de eigen omgeving (politiek, materieel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Als we QALY’s met capabilities vergelijken, welke is reductionistisch, en welke is holistisch?

A

QALY’s (reductionistisch) vs Capabilities (holistisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Op welke twee aspecten wordt toegankelijk binnen het zorgstelsel gehandhaafd?

A

Financieel en geografisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe is financiele en geografische toegankelijkheid georganiseerd?

A

Via zorgverzekeringswet:
 Verzekering van basiszorg
 Wordt betaald vanuit basispremie en via salaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In welke drie tijdperken kan de verschuivingen van de zorg worden ingedeeld (INCL JAARGETALLEN)

A

Bedside Medicine (1790)
Hospital Medicine (1790-1850)
Laboratory Medicine (1850)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Binnen de Bedside Medicine is er een een klassieke traditie van Hippocrates (Grieks) en Galenus (Romeins). Hoe heet de theorie van Galenus en wat omschrijft deze?

A

De humorenleer van Galenus: verstoring van evenwicht in vier lichaamsvochten (humoraaltheorie)

i. Humores: phlegma (slijm, sanguis (bloed), chole (gele gal) en melan-chole (zwarte gal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe zou iemand benaderd worden vanuit ‘Bedside Medicine’?

A
  • het verhaal van patient en zijn/haar klachten zou centraal staan (subjectieve ervaring)
  • holistische benadering
  • behandeling gericht op herstellen evenwicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe zou iemand benaderd worden vanuit ‘Hospital Medicine’?

A
  • verschijnselen (t.o.v. subjectieve verhaal) staan centraal –> objectieve observatie
  • diagnose werd gestandaardiseerd (inspectie, palpatie, percussie en ausculatie)
  • van kwalitatief naar kwantificeren (focus op aantallen/classificatie van ziekten)
  • Van humoraaltheroie naar orgaanpathologie: ziekte niet meer verstoring van een diffuus systeem, maar aandoening die te lokaliseren is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe zou iemand benaderd worden vanuit ‘Laboratory Medicine’?

A
  • mechanistische visie op het lichaam
  • onpersoonlijk manier naar mens gekeken
  • onderzoek naar cellen/microbiologie (veroorzakend mechanisme aanpakken)
  • reductionistische benadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de gezondheidstheorie van Christopher Boorse? + uitleg

A

Dit is de biostatistische gezondheidstheorie: o Iemand is gezond wanneer sprake is van normaal functioneren vergeleken met het statistisch gemiddelde van de referentiegroep (geslacht, leeftijd, ras)
* Gericht op overleving en voortplanting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de gezondheidstheorie van Lennart Nordenfelt?

A

Dit is de holistische gezondheidstheorie: o A is volledig gezond als, en alleen als, A het vermogen heeft, onder normale
omstandigheden, al zijn of haar vitale doelen te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de definitie van het gezondheidsbegrip van het WHO?

A

Gezondheid is een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet louter het ontbreken van ziekten of gebreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Als reactie op de WHO schreef Machteld Huber een nieuwe gezondheidsdefinitie. Wat is deze?

A

Gezondheid ‘als het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Bij welke opvatting van gezondheid, sluit het gezondheidsbegrip van Machteld Huber aan?
- de definitie van gezondheid van het WHO
- de gezondheidstheorie van Lennart Nordenfelt
- een reductionistische visie op gezondheid
- het biomedisch model

A

de gezondheidstheorie van Lennart Nordenfelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke twee vormen van beoordeling spelen een rol bij een stressreactie?

A

primary en secondary appraisal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Beschrijf twee manieren hoe primary en secondary appraisal een rol kunnen spelen in ziektegedrag (met twee verschillende uitkomsten)

A

Primary appraisal
- Meneer: klachten stellen niet zo veel voor
- Mevrouw: het is kanker

Secondary appraisal:
- Meneer: het gaat vanwelf wel weer over
- Mevrouw: we kunnen er niet mee omgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn de verschillende vormen van coping?

A

Probleem-gericht en emotioneel-gericht coping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is anhedonie?

A

Verlies van plezier/interesse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe kan je anhedonie uitvragen?

A
  • vindt je je hobby’s leuk
  • kunt u nog genieten van de gewone dingen in het leven?
  • lacht u wel eens?
  • welke dingen geven je een goed gevoel?
  • waar heb je plezier in
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke klacht van Maurits is een kernsymptoom van depressie?
- geen plezier meer in muziek
- gedachten aan de dood
- verlies van energie
- verminderd kunnen concentreren

A
  • geen plezier meer in muziek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is een onafhankelijke factor van een suïcidepoging?
- automutilatie
- zelfverwaarlozing
- paniekaanval
- verlieservaring

A
  • automutilatie
37
Q

Wat is een predisponerende en luxerende factor?

A

Een predisponerende factor (zoals genetische belasting of vroege traumatisering) maakt iemand kwetsbaar voor een psychische aandoening
Een laxerende factor is een gebeurtenis die onmiddellijk vooraf gaat an het manifest worden van de klachten

38
Q

Van welke drie onderwerpen moet er sprake zijn om te kunnen spreken van overspanning?

A

Spanningsklachten, controleverlies en disfunctioneren

39
Q

Wat zijn risicofactoren van overspanning?

A
  • voorgeschiedenis met een reeks van stressoren
  • kwetsbaarheid (bijvoorbeeld blijkend uit eerdere episode(s) met overspanning
    of hoge medische consumptie*)
  • moeite hebben met een complexe en veeleisende maatschappij
  • beperkt steunsysteem
  • veel ziekteverzuim in het voorafgaande jaar (onafhankelijk van een
    lichamelijke verklaring)
  • passieve of vermijdende copingstijl, ‘goed willen doen voor anderen’, ‘geen
    nee kunnen zeggen’
  • wees alert bij aanhoudende moeheid, veel somatische klachten,
    slaapproblemen
40
Q

Wat zijn verschillende adviezen die je kan aanbevelen om iemand zijn draagkracht te verbeteren?

A

Gezonde leefstijl; sociale steun zoeke; CGT

41
Q

Welke twee belangrijke fysiologische systemen activeert de hypothalamus bij een stressreactie?

A

Autonoom zenuwstelsel (fight/flight, hormoon, lichaamstemperatuur, vasodilatatie/vasoconstrictie)
Endocrien systeem (hormonen, korte/lange termijn stress reactie)

42
Q

Welke twee voorwaarden zijn relevant om te kunnen spreken van een psychische stoornis?

A

Er is sprake van een psychische/psychiatrische stoornis/ziekte als het klachtenpatroon leidt tot (1) lijdensdruk en/of (2) sociaal disfunctioneren

43
Q

Benoem van elk verschijnsel of die affectief, cognitief of conatief is!

somberheid/depressiviteit
angst
zelfverwijt/schuldgevoel
waan/waanidee
slapeloosheid/slaapstoornis
gebrek aan eetlust/gewichtsverlies
initatiefverlies/apathie
(psychomotorische) onrust

A

somberheid/depressiviteit = affectief
angst = affectief
zelfverwijt/schuldgevoel = affectief/cognitief
waan/waanidee = cognitief
slapeloosheid/slaapstoornis = affectief
gebrek aan eetlust/gewichtsverlies = affectief
initatiefverlies/apathie = conatief
(psychomotorische) onrust = conatief

44
Q

Wat zijn de vier definities van ziektebegrip in de psychiatrie zoals omschreven door Gerben Meynen?

A
  • psychische stoornis als hersenafwijking
  • psychische stoornis als afwijking van de statistische norm
  • de stoornis als klacht waarmee iemand naar de hulpverlener gaat
  • psychische stoornis als verlies van betekenis (t.o.v. anderen)
45
Q

Wat zijn de drie psychologische factoren die een rol spelen bij interpretatie van ziektesymptomen?

A

Aandacht/omgeving
Emotie
Cognities over symptomen

46
Q

Wat is sekse?

A

biologische kenmerken van vrouwen en mannen
- Reproductieve organen en functies gebaseerd op chromosomen, fysiologie
- Classificatie van levende wezens als mannelijk, vrouwelijk en intersex
- 3G-gender: genen, gonaden, genitalia

47
Q

Wat is gender?

A

sociaal-cultureel proces
- Culturele waarden en attitudes die ‘feminien’ en ‘masculien’ gedrag vorm geven en voorschrijven
- Beïnvloed kennis
- Aannames vaak niet bekritiseerd

48
Q

Wat is zenderidentiteit?

A

gaat over hoe je je voelt: een meisje, een jongen, allebei, geen van beiden of nog iets anders

49
Q

Wat is zenderexpressie?

A

gaat over hoe je jezelf toont aan de buitenwereld

50
Q

Wat is gender socialisatie?

A

Ontwikkeling van een mannelijke/masculiene of vrouwelijke/feminiene
identiteit door het internaliseren van rollen, taken, en kenmerken gebaseerd op ‘labels’ in een gegeven context en tijd (Sociale leertheorieën bv door belonen en straffen, bekrachtiging, imitatie, motivatie)

51
Q

De vrouwelijke genderrol is verbondenheid. Wat gebeurd er als er een te sterke verbondenheid is?

A

Symbiose

52
Q

De mannelijke zenderrol is autonomie. Wat gebeurd er als er een te sterke autonomie is?

A

Isolatie

53
Q

Wat zijn de 5 verschillende dimensies van ziekteperceptie (volgens Ilnness Perception Questionnaire (IPQ))?

A
  • identiteit (perceptie van symptomen geassocieerd met de ziekte)
  • controleerbaarheid/herstelmogelijkheid van de ziekte
  • waargenomen oorzaken
  • tijdsverloop van de ziekte,
  • consequenties van de ziekte en oorzaak van de ziekte
54
Q

Noem van alle 5 dimensies van ziekteperceptie twee voorbeelden

A

Identiteit: spier verrekt vs slijtage
Tijdsverloop: kortdurend vs chronisch
Control: fysio vs afvallen, bewegen en operatie
Cause: blessure vs overgewicht
Consequences: alles kunnen doen vs nooit meer tennissen

55
Q

Wat zijn de verschillende stadia van het stages of change model?

A

Precontemplation -> contemplation -> preparation -> action -> maintenance

56
Q

Wat zijn de domeinen van gezondheid voor een persoon? (5)

A

Leefstijl, fysieke omgeving, sociale omgeving, psychosociale stress en gebruik van zorg

57
Q

Uit welke domeinen bestaat het positieve gezondheidsbegrip?

A
  • lichaamsfuncties
  • mentaal welbevinden
  • zingeving
  • kwaliteit van leven
  • meedoen
  • dagelijks functioneren
58
Q

Wat is primary appraisal?

A

Beoordeling van de situatie als neutraal/positief/bedreigend

59
Q

Wat is secondary appraisal?

A

Beoordeling van eigen mogelijkheden om er mee om te geen (eigen coping)

60
Q

Indien er twee Patienten binnen komen maar er beperkte plek is, welke van de drie ethische/juridische uitgangspunten van het zorgstelsel komt hiermee onder druk te staan?

A

Rechtvaardigheid. Dit uitgangspunt gaat over de verdeling van (schaarse) middelen. In principe heeft iedereen net zoveel recht, maar er moet een keuze gemaakt worden vanwege gebrek aan personeel

61
Q

Hoe lang moet iemand depressieve klachten hebben om aan de diagnose dysthemie te voldoen

A

2 jaar, met niet meer dan >2mnd zonder klachten.

62
Q

wat is het kernsymptoom van depressie?

A

Anhedonie

63
Q

Welke 4 domeinen meet de 4DKL?

A

Depressie, angst, stress en somatisatie

64
Q

Wat zijn de drie taken van een huisarts bij het vermoeden van een psychische klacht?

A
  • herkennen en bespreekbaar maken
  • inschatten van de ernst
  • inschatten mogelijkheden van behandeling
65
Q

Wat is het verschil tussen psychische klachten en een psychische stoornis?

A
  • klachten: invoelbaar, relatie met (subjectieve) stressor
  • stoornis: abnormale reactie, geen relatie met stressor, voor derden niet invoelbaar
66
Q

Op welk niveau verlaten sympathische- en parasympathische vezels het CNZ? En welke neurotransmitter(s) zijn betrokken?

A

Sympathische vezels: thoracale en lumbale deel ruggenmerg, Ach, noradrenaline Adrenaline
Parasympathische vezels: hersenstam en sacrale deel ruggenmerg, Ach

67
Q

Welke opvattingen over herstel passen bij de herstelbeweging in de psychiatrie?

A
  • een zoektocht naar een betekenisvol leven, ondanks beperkingen van een ziekte
  • een persoonlijk en uniek proces
  • het herwinnen van eigen regie over je leven en zelf keuzes kunnen maken obs wat jij zelf belangrijk vindt
68
Q

Wat zijn nadelen van de visie van ‘psychische stoornis als afwijking van de statistische norm’?

A

Subjectief, want afkappunt moet alsnog bepaald worden, sommige ‘afwijkingen’ zijn geen stoornis en er is niet altijd een duidelijk verband met het daadwerkelijke psychische lijden en/of functioneren

69
Q

Door welke stappen gaat iemand volgens het common sense model?

A

percepties - coping - beoordeling

70
Q

Wat zijn de drie determinanten van gedragsverandering?

A

Self-efficacy, risico-perceptie en uitkomstverwachting

71
Q

Mensen met verschillende etnische achtergronden worden verschillend blootgesteld aan ziekmakende factoren (determinanten van gezondheid). Welke determinanten zijn dat?

A
  • leefstijl
  • fysieke omgeving
  • sociale omgeving
  • psychosociale stress
  • gebruik van zorg
72
Q

Wat zijn verschillende typen stressors?

A
  • acuut
  • chronisch
  • live-event

(kan mogelijk als interne/externe stressor benoemd worden)

73
Q

Het uitgangspunt van rechtvaardigheid in de zorg, kan tot uiting komen via QALY’s of via de capability approach van Martha Nussbaum. Noem 2 belangrijke verschillen tussen deze benaderingen

A

QALY’s hebben een nauwe definitie van kwaliteit, terwijl de capability approach een brede opvatting van kwaliteit van leven hanteert. QALY’s zijn op het individu gericht, terwijl de capability approach gericht is op het individu in zijn/haar omgeving

74
Q

Uit welke drie onderdelen bestaat de status mentalis?

A

Exploratie, observatie en testen

75
Q

Benoem twee verschillen tussen de diagnose burnout en overspanning

A

1) tijd -> bij een burnout moet een patient langer dan 6 maanden klachten ervaren
2) klachten van moeheid en uitputting staan op de voorgrond

76
Q

Welk proces bepaalt of een situatie voor iemand en stressor is of niet?
A resilience
B coping
C appraisal
D contemplation

A

C appraisal

77
Q

Benoem twee overeenkomsten tussen de herstelbeweging en het positieve gezondheidsbegrip van Machteld Huber

A
  • bij beide benaderingen wordt gekeken naar meer dimensies dan alleen de somatische klachten (holistisch)
  • beide benaderingen hebben niet tot doel dat iemand restloos hersteld, maar juist dat iemand zijn leven vorm kan geven zoals hij/zij dat wil
  • eigen regie van de persoon is in beide opvattingen belangrijk: wat vindt iemand zelf belangrijk om nog te kunnen doen?
  • beide benaderingen richten zich meer op wat iemand nog wel kan, i.p.v. wat iemand niet kan
  • beide benaderingen zijn dynamisch (kunnen veranderen)
78
Q

Wat zijn de 5 verschillende ziekteperceptie-dimensies ?

A
  • aard van klachten (DM-2)
  • tijdspad: (gaat wel over)
  • gevolgen/consequenties (vermoeidheid)
  • controle (voeding letten)
  • oorzaak (te veel druiven)
79
Q

Welk systeem is verantwoordelijk voor een ‘fight-flight’ reactie?

A

Sympathisch deel van het autonoom zenuwstelsel

80
Q

Een uitgangspunt van de marktwerking in de zorg is dat de patiënt gezien wordt als een ‘bewust kiezende zorgconsument’.
Noem één voordeel en één nadeel van dit uitgangspunt.

A

Voordelen:
- de keuzevrijheid van de patiënt wordt hiermee vergroot
- de patiënt kan de zorg afstemmen op zijn/haar behoeften
Nadelen:
- niet elke patiënt is in staat om een bewuste keuze te maken (door bijv. laaggeletterdheid of ouderdom)
- patiënten die al kwetsbaar zijn, worden op deze manier nog kwetsbaarder

81
Q

Door de socioloog Nicholas Jewson zijn drie typen geneeskunde omschreven.
Leg uit wat de rol was van het subjectieve verhaal van de patiënt in de hospital medicine.

A

Zeer beperkte rol van het subjectieve verhaal, omdat men zich in de hospital medicine juist richtte op de objectivering van de klachten, d.m.v. inspectie,
palpatie, percussie en auscultatie.

82
Q

De huisarts denkt aan een obsessief compulsieve stoornis.
Op welke leeftijd ontstaat deze stoornis meestal?
A
8-12 jaar
B
16-22 jaar
C
22-36 jaar

A

C
22-36 jaar

83
Q

De huisarts heeft extra aandacht voor het bestaan van een depressie naast de angstklachten omdat dit samen voor kan komen.
Hoe verschilt een angststoornis MET depressie van een angststoornis ZONDER depressie?
Noem twee punten.

A

Een eventuele angststoornis in combinatie met een depressie geeft ernstiger klachten (1 punt), vaker een chronisch beloop (1 punt), langzamer herstel(1 punt),
toegenomen risico op recidief(1 punt), meer psychosociale beperkingen(1 punt) en een slechtere kwaliteit van leven(1 punt). Ook leidt de combinatie vaker tot een
psychiatrische opname of suïcidepoging (1 punt).

84
Q

In de psychiatrie wordt onderscheid gemaakt tussen een psychiatrische classificatie (bijvoorbeeld volgens DSM-5) en een psychiatrische
diagnose.
Leg uit wat deze twee begrippen inhouden.

A

Een psychiatrische classificatie betreft een gestandaardiseerde beschrijving van psychiatrische stoornis op basis van criteria. Een psychiatrische diagnose
geeft een samenhangend beeld van de aandoening en omvat naast de classificatie van het syndroom ook een beschrijving van de betekenis van de
symptomen voor de patiënt (het persoonlijke verhaal), de predisponerende, luxerende en onderhoudende factoren, en de gevolgen voor het functioneren.

85
Q

Het status mentalis onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen.
Welk onderdeel is bedoeld om specifieke subjectieve psychiatrische symptomen vast te stellen?
A
observatie
B
exploratie
C
interpretatie
D
testen

A

B
exploratie

86
Q

Ziektegedrag wordt bepaald door de ervaren last van klachten.
Noem vier factoren die de ervaren last van klachten kunnen beïnvloeden.

A

Cognities, emoties, aandacht, somatische input/waarneming van symptomen

87
Q

Naast het autonoom zenuwstelsel is het endocriene systeem ook betrokken bij de stress respons. Ze vormen samen de metabole paden.
Welke drie zijn er te onderscheiden?

A

HPA-as; vasopressine as en thyroxine as

88
Q

Djuna wordt behandeld voor haar klachten. De klachten lijken al minder te worden, maar ze moet nog vaak terugdenken aan de periode waarin
de klachten zo overweldigend waren en vraagt zich vaak af wat het effect was op haar baby. Ze is erg bang dat de klachten niet volledig over
gaan, en hoopt dat het vanaf nu alleen maar beter gaat, en zij geen terugval krijgt.
Vraag 6 (1 punt)
Er zijn verschillende fasen van herstel.
In welke fase bevindt Djuna zich?
A
overweldigd worden door de aandoening
B
worstelen met de aandoening
C
leven met de aandoening
D
leven voorbij de aandoening

A

B
worstelen met de aandoening