Radioprotectie Flashcards

1
Q

FANC =

A

Federaal Agenschap voor Nucleaire Controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

LD50 =

A

dosering van het GM waarbij op 100 proefpersonen 50 personen sterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

MIRD =

A

Medical Internal Dose Committee

= model vr dosisbepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ICRP =

A

International Committee for Radiation Protection

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ionisatie?

A

molecule w gebroken in negatief en positief deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ioniserende straling =

Welke soorten ken je?

A

= straling die sterk genoeg is om ionisaties te veroorzaken op z’n weg dr materie

  • alfa = sterke ionisatie; ionisatie bij elke botsing, dicht op elkaar
  • beta = matige ionisatie; geeft nog wel ionisatie bij elke botsing, mr minder dicht op elkaar
  • gamma = zwakke ionisatie; slechts af en toe botsingen, zeer week ionisatiepatroon (secundaire ionisatie dr watermoleculen die geioniseerd w)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Indeling van stralingseffecten

A
  • bij wie w het zichtbaar?
    • > somatisch = effect zichtbaar bij bestraald pers
    • > genetisch = effect zichtbaar bij nageslacht
  • wnnr w het effect zichtbaar?
    • > vroeg / direct = u-wk
    • > laat / indirect = md - j
  • aard vh effect ?
    • > stochastisch = kansgebonden
    • > deterministisch = niet kansgebonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Deterministische effecten =

A
  • niet kansgebonden
  • drempeldosis van 200 m Sv
  • bij orgaansystemen met hoge turnover; BM, maag-darmkanaal (& huid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stochastische effecten =

A
  • kansgebonden
  • hoe hoger de dosis, hoe meer kans om effect te zien
  • vnl genetische effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verband LET & ioniserende straling:

A
  • alfa = hoge LET (op korte afstand veel E overdracht)
  • beta = gemiddelde LET
  • gamma = lage LET
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

LET =

A

Lineair Energy Transfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lineair quadratisch model =

A
  • model obv SSB & DSB
  • hockey stick curve met uiteindelijk gauss curve
  • moeilijk te gebruiken bij radioprotectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vorm dosiseffectcurve bij SSB

A
  • stijgende curve
    • > enkelstrengige breuken w in het begin gerepareerd en bij hogere dosissen meer breuken dus reparatiemechanisme gaat harder moeten werken, gaat het moeilijker krijgen en uiteindelijk falen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vorm dosiseffectcurve bij DSB

A

lineair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lineair no treshold model =

A
  • men baseert zich hierop bij radioprotectie
  • overschat effecten bij lage dosis
    • > basis RP = elke dosis, hoe klein ook => effect
  • kan je niet gebruiken bij deterministische effecten want je zit met 200 mSv drempel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hormesis theorie =

A

een lage, chronische dosis straling is gezonder dan geen straling
-> want zo ‘train’ je je DNA reparatiemechanismen zodat deze bij blootstelling aan hogere dosis optimaal kunnen werken (bewezen bij ratten in labo)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bq eenheid =

tegenhanger, oude eenheid ervoor =

A

= maat vr # radioactieve partikels per tijdseenheid -> 1 Bq = 1 desintegratie per seconde

Curie = Ci

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

C eenheid =

tegenhanger, oude eenheid ervoor =

A

= maat voor ionisatie id lucht

Röntgen = R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gy eenheid =

tegenhanger, oude eenheid ervoor =

A

= maat vr hoeveelheid energie geabsorbeerd per massa-eenheid -> 1 Gy = 1 J/kg

rad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Sv eenheid =

tegenhanger, oude eenheid ervoor =

A

= maat vr hoeveelheid energie geabsorbeerd per massa-eenheid, maar met inbegrip van weegfactor om verschillen tss ionisatieintensiteit tss alfa en gamma straling bvb weg te werken -> 1 Sv = 1 J/kg
(soms ook weefselfactor toegevoegd)

rem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Principe gasdetector

A

ioniserende partikels vallen in buis gevuld met gas -> gaan nr kathode & anode => stroom (Geiger Muller)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

principe Thermo Luminiscentie Dosimeter

A

= kleine batches die op borsthoogte gedragen w die kleine zoutkristallen bevatten -> die kristallen gaan ioniserende straling opslaan in kristalrooster en daardoor licht afgeven (lichtintensiteit is afhankelijk van duur en intensiteit van straling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

voordelen & nadelen TLD

A
  • voordelen: goedkoop (herbruikbaar), screening in lage dosisomgevingen, ja kan meerdere dosismeters op lichaam hangen op specifieke regio’s
  • nadelen: laattijdige dosisuitlezing (1-2md), niet geschikt bij risico op hoge blootstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

voordelen & nadelen elektronische persoonlijke dosimeter

A
  • voordelen: actuele dosis steeds uitleesbaar, gebruikt in noodsituaties of omgeving met hoog dosistempo, soms zelfs uitgerust met limietalarm
  • nadelen: kostprijs, batterij
25
Q

in welke zin heeft natuurlijke achtergrondstraling op de wereld bijgedragen tot evolutie?

A

straling => DNA schade => mutaties -> die mutaties zijn nodig geweest om aan te passen aan milieu, waren nodig voor overleving

26
Q

achtergrondstraling in BE

A

2,5 mSv per jaar

27
Q

straling CT

A

5 mSv

28
Q

Waarom is dosisbepaling bij besmetting zo moeilijk?

A
  • versch stoffen ku versch effect he naargelang waar ze naartoe gaan -> zware metalen gaan bvb naar skelet, jodium naar schildklier
  • verschillende verblijftijden van versch stoffen
29
Q

evolutie dosislimieten in kernwoorden

A
  • 1896: men gebruikte erytheem als ijking
  • eerste dosislimieten; niet gebaseerd op experimentele of biologische date, wel op laagst meetbare dosis
  • klassieke dosis begin 20ste eeuw -> maar gaf jaren later kankers
  • radiumlimieten
  • dierproeven: genetische effecten zichtbaar (nog niet bij mensen want langere generatiewissel)
  • limieten plutonium
  • 1950: eerste limieten voor publiek
  • 60-70: shift van deterministische nr stochastische effecten: men denkt niet langer aan directe effecten, men kijkt nr lange termijn (ICRP)
30
Q

principes ICRP:

A
  • optimalisatie
  • justificatie (ALARA)
  • dosislimitering
31
Q

ICRP: justificatie =

A

elke handeling met ioniserende straling moet gerechtvaardigd zijn (zijn andere testen zonder straling mogelijk? zijn er aantoonbare voordelen? is het kostenaspect aanvaardbaar? continue reevaluatieç)

32
Q

ICRP: optimalisatie =

A

als een handeling gerechtvaardigd is (justificatie) moet nagegaan w of alle beschikbare middelen gebruikt w om dosis vr het individu en bevolking te beperken (GEEN ALGEMENE DOSIS VOOR DIEREN)
-> ALARA: zo laag mogelijke stralingsdosis voor onderzoek, eco -en maatsch factoren, stralingsbescherming primair brongericht

33
Q

Getallen: Beroepshalve blootstelling in BE

  • effectieve dosis:
  • ooglens dosis:
  • huid dosis:
  • hand/voorarm/voeten/enkels dosis:
A
  • 200 mSv per jaar
  • 150 mSv per jaar
  • 500 mSv per jaar
  • 500 mSV per jaar
34
Q

Getallen: Algemene bevolking blootstelling in BE

  • effectieve dosis:
  • ooglens dosis:
  • huid dosis:
A
  • 1 mSv per jaar
  • 15 mSv per jaar
  • 50 mSv per jaar per cm²
35
Q

regelgeving rond ioniserende straling => opdeling in klassen -> welke klasse voor DA?

A

klasse III (toestellen gebruikt die röntgenstralen voortbrengen en met een piekspanning van 200 kV of minder ku werken)

36
Q

bijzondere reglementering in gecontroleerde zone:

A
  • controle toegang
  • vergunning nodig (kostelijk!)
  • persoon in gecontroleerde zone mag daar niet drinken, eten, roken of cosmetische producten gebruiken
  • beroepshalve blootgestelde personen moeten dosimeter dragen op borsthoogte (behalve als blootstelling aan betastralers met energie lager dan 200 kV)
37
Q

3 principes van stralingsbescherming

A
  • tijd
  • afstand
  • afscherming
38
Q

foto elektrische effect =

A

elke keer dat partikel botst verliest het energie => hoe meer elektronschillen = hoe hoger het atoomnummer, hoe meer botsingen en dus hoe sneller het partikel stopt

39
Q

compton verstrooiing =

A

elke keer dat partikel botst gaat een stuk van de energie velroren en w een stuk overgeschakeld op een scattered foton (een tweedehands foton) met lagere energie -> Hoe hoger het atoomnr hoe groter het effect

40
Q

ben je buiten primair stralingsgebied veilig?

A

neen want:

  • lekstraling (door bvb schade of ouderdom van toestel)
  • strooistraling (doordat fotonen botsen met elektronen in hond of op tafel => stukje energie overgeschakeld op scattered foton (compton effect) met lagere energie -> vliegen alle kanten uit)
41
Q

bescherming tegen strooistraling

A
  • loodschort
  • handschoenen/wanten
  • loodbril

(opgelet: is geen bescherming tegen primaire straling)

42
Q

waarom is cataract een uitzondering?

A

= deterministisch effect dat toch laat optreedt! (latentieperiode na blootstelling is 8j) -> cataract ontstaat omdat je geen resorptie krijgt van epitheelcellen vd lens => epitheelcellen stapelen op => vertroebeling vd lens = cataract

43
Q

waarom is jood 131 zo gevaarlijk?

A

= hoog energetische gamma en beta straler met halfwaardetijd van 8d

gaat zich na opname concentreren in schildklier => bestraling is te klein om deterministisch effect te veroorzaken, mr veroorzaakt wel een stochastisch effect zoals schildklierkanker

44
Q

welke 3 radionucliden hebben we besproken?

A
  • jood 131
  • caesium 134 en 137
  • strontium 90
45
Q

waarom jodiumtabletten slikken in gebieden rond kernrampen/kerncentrales?

A

zodat schildklier verzadigd zit met niet radioactief jodium en het radioactieve jodium dus geen plaats heeft om daar te gaan settelen als het opgenomen w

46
Q

waarom is caesium 134 en 137 gevaarlijk?

A

= kalium analoog -> gaat zich concentreren in vlees en melk => kan biologisch ingebouwd w en overgedragen w op nakomelingen

47
Q

waarom is strontium 90 gevaarlijk?

A

= calciumanaloog -> opslag in bot

precursor strontium 90 is vluchtig dus zal bij brand vervliegen

48
Q

wat moet je doen als je met radioactiviteit wil gaan werken in een DA praktijk?

A
  • uitbatingsvergunning (FANC)
  • minstens jaarlijkse controle door bevoegde stralingsfysicus
  • persoon die röntgenapparaat bedient moet opleidingen vergunning he
  • toestel zelf moet voldoen aan minimumcriteria
49
Q

ALI norm =

A

Annual Limit on Intake

max hoeveelheid activiteit van radioactieve stof bij opname => effectief dosisequivalent gecummuleerd over 50j die volgen op inname + dosisequivalent in elke weefsel en orgaan gecummuleerd over 50j

(minder dan 0,5 Sv!)

50
Q

afgeleiden van ALI normen voor lucht en water:

A
  • DAC = derived air concentration

- MTCw = maximul tolerable concentration in water

51
Q

WIV =

A

wetenschappelijk instituut voor volksgezondheid (BRU)

52
Q

welke eigenschappen dragen bij aan ALI normen?

stralingsdosis voor dier is in functie van:

A
  • aard vd straling
  • fysische halfwaardetijd = radioactief verval
  • biologische halfwaardetijd = duur van verblijf in lichaam
53
Q

waar is de stralingsbelasting bij nucleaire geneeskunde van afhankelijk?

A

wan hoe lang het dier stralingsactief is (niet van # foto’s dat je neemt)

54
Q

welke eigenschappen moet een tracer (= radiofarmacon) he?

A
  • systeem mag tracer niet ku onderscheiden, waarnemer moet tracer ku onderscheiden van natuurlijk aanwezige stoffen
  • tracer moet toestand van natuurlijk aanwezige stof ongewijzigd laten
  • hoeveelheid tracer moet verwaarloosbaar klein zijn en mag systeem op geen enkele manier beïnvloeden
55
Q

uit welke delen bestaat een radiofarmacon?

A
  • koud deel -> bepaalt plaats van opname

- radioactief label -> bepaalt detecteerbaarheid

56
Q

SPECT =

A

Single Photon Computirized Tomografie

57
Q

principe botscintigrafie:

A

zwakke radioactieve stof in het lichaam gespoten -> stof hecht zich vast in zones met verhoogde stofwisseling, zoals tumoren en botmetastasen -> men maakt gebruik van bifosfonaten -> osteoclasten maken matrix dat gaat mineraliseren en zu radioactieve stof mee inbouwen -> max opname na 2u, mr wachten tot dier is gaan plassen zodat niet gebonden tracer er uit gaat

58
Q

voor en nadelen botscintigrafie

A
  • voordelen: vroegtijdige detectie, zeer gevoelig, total body techniek
  • nadelen: duur, apsecifiek, speciale apparatuur en vergunning nodig, radioactief dier moet gehospitaliseerd w
59
Q

waarom kan je radioactief jodium gebruiken om hyperthyroidie te behandelen?

A

schildklier zal jodium 131 concentreren in schildklier => hogere concentratie jodium 131 in schilklier vs geringe concentraties in rest vh lichaam -> hogere dosis => weefseldestructie => BW vorming = deterministisch effect