Pv Flashcards
1
Q
Ad + acc
A
Naar, tot aan
2
Q
Casus, us
A
1 val 2 geval 3 toeval
3
Q
Familia
A
1 gezin (incl. slaven) 2 personeel
4
Q
Formosus
A
Mooi
5
Q
A / ab / abs + abl
A
1 van…(af) 2 door
7
Q
Gratiosus
A
Vriendelijk
8
Q
Cum + ind
A
1 toen 2 (telkens) wanneer
9
Q
Nisi
A
1 als niet 2 behalve
10
Q
Accido, accidere, accidi
A
1 neervallen 2 gebeuren
10
Q
Cum + coni
A
1 toen 2 omdat 3 hoewel
12
Q
Num
A
Toch niet?
13
Q
Ne + coni
A
1 opdat niet 2 zodat niet 3 dat niet
14
Q
Pretiosus
A
Duur
15
Q
Delector, delectari
A
Zich verheugen over, blij zijn met
16
Q
Quidam
A
Een of andere, een zekere