Publiekrecht Flashcards

1
Q

Staat

A

volkenrechtelijk rechtspersoon met constitutieve middelen:
Een grondgebied
Een permanente bevolking
Een overheid
Het vermogen om op te treden in het internationaal rechtsverkeer
Het vermogen om betrekkingen met andere staten aan te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

volkssoevereiniteit

A

Steunt op de algemene volkswil: het volk gehoorzaamt aan zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nationale soevereiniteit

A

De natie is de houder van het gezag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Interne soevereiniteit

A

De Staat heeft het recht om zijn interne rechtsordening zelfstandig te bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Externe soevereiniteit

A

De Staat heeft het recht om ongestoord te functioneren, zonder inmengingen van andere staten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Jurisdictie

A

De Staat heeft het gezag om rechtsregels op te stellen, uit te voeren en af te dwingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Territoriale jurisdictie

A

Binnen het grondgebied van de Staat oefent de Staat zijn soevereiniteitsrechten uit zonder beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Functionele jurisdictie

A

De staat oefent zijn soevereiniteitsregels niet zonder beperking uit, hij is gebonden door internationale rechtsregels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Personele jurisdictie

A

Heeft betrekking op de juridische band tussen de staat en zijn bevolking. Gaat over de regels betreffende internationaliteit. (ius sanguinibeginsel of het ius solibeginsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ius sanguinibeginsel

A

Het kind krijgt de nationaliteit van 1 van de ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ius solibeginsel

A

Het kind krijgt de nationaliteit van de geboorteplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bipatride

A

Dubbele nationaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

apatride

A

Geen nationaliteit, staatloos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fundamentele rechten van een staat

A
onafhankelijkheidsrecht = externe soevereiniteit
recht op zelfbehoud
recht op waardigheid
recht op gelijkheid
recht op immuniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
Federale staat (Belgie)
Eigenschappen
A
tweevoudige rechtsorde
Gemeenschappelijke grondwet
tweekamerstelsel
deelstalen
Grondwettelijk hof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Federale staat

structuur

A

Federale overheid
Gemeenschappen
Gewesten