Publiekrecht Flashcards
Staat
volkenrechtelijk rechtspersoon met constitutieve middelen:
Een grondgebied
Een permanente bevolking
Een overheid
Het vermogen om op te treden in het internationaal rechtsverkeer
Het vermogen om betrekkingen met andere staten aan te gaan
volkssoevereiniteit
Steunt op de algemene volkswil: het volk gehoorzaamt aan zichzelf
Nationale soevereiniteit
De natie is de houder van het gezag
Interne soevereiniteit
De Staat heeft het recht om zijn interne rechtsordening zelfstandig te bepalen
Externe soevereiniteit
De Staat heeft het recht om ongestoord te functioneren, zonder inmengingen van andere staten.
Jurisdictie
De Staat heeft het gezag om rechtsregels op te stellen, uit te voeren en af te dwingen
Territoriale jurisdictie
Binnen het grondgebied van de Staat oefent de Staat zijn soevereiniteitsrechten uit zonder beperking
Functionele jurisdictie
De staat oefent zijn soevereiniteitsregels niet zonder beperking uit, hij is gebonden door internationale rechtsregels
Personele jurisdictie
Heeft betrekking op de juridische band tussen de staat en zijn bevolking. Gaat over de regels betreffende internationaliteit. (ius sanguinibeginsel of het ius solibeginsel)
ius sanguinibeginsel
Het kind krijgt de nationaliteit van 1 van de ouders
ius solibeginsel
Het kind krijgt de nationaliteit van de geboorteplaats
bipatride
Dubbele nationaliteit
apatride
Geen nationaliteit, staatloos
fundamentele rechten van een staat
onafhankelijkheidsrecht = externe soevereiniteit recht op zelfbehoud recht op waardigheid recht op gelijkheid recht op immuniteit
Federale staat (Belgie) Eigenschappen
tweevoudige rechtsorde Gemeenschappelijke grondwet tweekamerstelsel deelstalen Grondwettelijk hof