Proefwerk H1 Havo3 Flashcards

1
Q

5 kenmerken van het deeltjesmodel:

A
  1. Elke stof is opgebouwd uit veel moleculen
  2. Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen
  3. moleculen zijn constant in beweging
  4. Moleculen trekken elkaar aan
  5. Tussen moleculen zitten afstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Homogeen mengsel

A

Kun je niet zien met het blote oog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Heterogeen mengsel

A

Kun je wel zien met het blote oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Massa bereken

A

Massa stof : Massa mengsel • 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Volume berekenen

A

Volume stof: volume mengsel • 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gehalte

A

Massa stof( gram) : volume mengsel ( liter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

7 scheidingsmethodes ( ABCDEFI):

A
  1. Adsorberen
  2. Bezinken
    3 centrifugeren
  3. Destilleren
  4. Extraheren
  5. Filtreren
  6. Indampen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij kook punt gebruik je de scheidingsmethodes:

A

Indampen of destilleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij dichtheid gebruik je de scheidingsmethodes:

A

Bezinken of centrifugeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij grootte gebruik je de scheidingsmethode:

A

Filtreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aanhechtingsvermogen:

A

Adsorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Oplosbaarheid

A

Extraheren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is scheidingsmethode?

A

De manier waarop je een stof kunt scheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een residu?

A

De stukjes die achterblijven op het filter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het filtraat?

A

De deeltjes die door het filter heen gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen adsorberen en absorberen?

A

Adsorberen is het hechten van een stof aan een oppervlak & absorberen is het opnemen van een stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Voorbeeld van adsorberen:

A

Gasmasker of koolstoffilter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Voorbeeld van bezinken

A

Zand zakt naar de bodem

19
Q

Voorbeeld van centrifugeren

A

Ontmengen van mengsel

20
Q

Voorbeeld van destilleren

A

Alcohol uit bier halen

21
Q

Voorbeeld van Extraheren

A

Koffie of thee zetten

22
Q

Voorbeeld van filtreren

A

Zeef of filter

23
Q

Voorbeeld van indampen

A

Opgeloste zout uit water halen

24
Q

Natuurlijke materialen

A

Materialen die uit de natuur worden gewonnen

25
Q

Synthetische materialen

A

Worden gemaakt door mensen

26
Q

Berekenen van dichtheid:

A

P= m:v

27
Q

Hydrofiel

A

Goed vocht opnemen

28
Q

Hydrofoob

A

Slecht vocht opnemen

29
Q

Stof en materiaal eigenschappen:

dose

A
  • dichtheid
  • oplosbaarheid
  • smelt/kook punt
  • elektrische geleidbaarheid
30
Q

Composiet

A

Het combineren van materialen wat een samengesteld materiaal word.

31
Q

Macroniveau

A

het niveau waarop je stoffen kunt waarnemen ( je verteld zoals het is)

32
Q

Microniveau

A

Je geeft een verklaring van waarom iets is dus: … en daarom heeft water een hoog kookpunt

33
Q

Een mengsel

A

Een combinatie van 2 of meerdere stoffen

34
Q

Oplossing

A

Vloeibaar homogeen

35
Q

Suspensie

A

Een troebele vloeistof waarin kleine stukjes vaste stof zweven- troebel

36
Q

Emulsie

A

Een stofje die je erbij doet zodat het wel mengt

37
Q

Rook

A

Van brand

38
Q

Nevel

A

Mist, mengsel van kleine vloeistof druppeltjes in gas

39
Q

Welke 3 fasen heb je?

VVG

A

Vaste fase, vloeibare fase & gasfase

40
Q

Vaste stof op macroniveau & Microniveau

A

Macro: Een vaste vorm en kun je niet samenpersen
Micro: de moleculen zitten dicht op elkaar en verplaatsen niet van hun plek maar trillen wel.

41
Q

Macro & micro van vloeibare fase

A

Macro: geen vaste vorm & kun je niet samenpersen
Micro: ze bewegen constant langs elkaar elkaar blijven wel dicht bij elkaar.

42
Q

Macro en micro van gasfase

A

Macro: geen vaste vorm en kun je wel samenpersen
Micro: de aantrekkingskrachten tussen de moleculen zijn te klein om ze bij elkaar te houden

43
Q

AAP

A

Een wezen