Product-based Design Process Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie principes van The Loop?

A

A focus on user outcomes, Restless reinvention, Diverse empowered teams

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de cyclus van The loop

A

Observe, Reflect, Make

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de drie sleutels van Team alignment (Reflect)?

A

Hills, Playbacks, Sponsor users

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar draait ‘A focus on user outcomes’ om? (The Loop)

A

Met de gebruiker in gesprek gaan en kijken naar wat hij doet om hiermee inzicht te krijgen in zijn behoeften en een idee te kunnen bedenken waarin zijn behoeften voorop staan (user first). Gebruiker leren kennen als mens, daarna als gebruiker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn Sponsor users?

A

Echte of potentiële gebruikers die die ervaring en expertise brengen in het team.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de drie stappen van een playback?

A

Invite stakeholders, Tell your story, Listen for feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar draait ‘Restless reinvention’ om? (The Loop)

A

Het oplossen van oude problemen op nieuwe manieren en het blijven ontwikkelen hiervan. Alles is een prototype.
Voorbeeld: van A naar B > paard - auto - weer een nieuwe vorm van transportatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar draait ‘Diverse empowered teams’ om? (The Loop)

A

Diversiteit binnen het team is essentieel om problemen te kunnen oplossen. Omdat iedereen met een ander perspectief ergens naar kijkt en iedereen andere kwaliteiten en eigenschappen heeft. Empower: de expertise en autoriteit om een resultaat te behalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het doel van Hills?

A

Het communiceren van de intentie van het project.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de drie onderdelen van Hills?

A

Who, What, Wow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de eerste stap bij het aannemen van een socratische houding?

A

Bewustwording van je eigen denken. Wat en hoe denk je?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de zes eigenschappen van een socratische houding?

A

Verwondering, Nieuwsgierigheid, Niet-weten, Oordelen, Empathische nulstand, Moed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is nieuwsgierigheid? (Socratische houding)

A

Diep graven naar de gedachten en gevoelens van de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is verwondering? (Socratische houding)

A

De bijzonderheid van dingen willen zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is niet-weten? (Socratische houding)

A

Pas als je je realiseert dat je iets niet weet kun je iets leren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is oordelen? (Socratische houding)

A

Het objectief oordelen over een situatie, doe geen aannames.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is empathische nulstand? (Socratische houding)

A

Het registreren van emoties of uitingen zonder deze te bevestigen of ontkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is moed? (Socratische houding)

A

Je hebt moed nodig om Socratische vragen te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat mag een POV nooit bevatten?

A

Een oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is fluency?

A

Hoe snel je ideeën kan genereren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is flexibility?

A

Hoe verschillend je ideeën van elkaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat doen How Might We vragen?

A

Het bedenken van ideeën stimuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een verdienmodel?

A

Hoe verdienen we geld?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een business model?

A

Hoe creëren, leveren en behouden we waarde?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is product thinking?

A

Denken in gebruikersproblemen, handelingen die verricht moeten worden en doelen en opbrengsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de problem-solution fit?

A

De producten zijn betekenisvol als de oplossing aansluit op het probleem. De problem-solution fit beschrijft de core-ux van het product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de drie kopjes van de problem-solution fit?

A

user first, Job-to-be-done, Output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke twee kopjes vormen samen de problem-solution fit?

A

User first en Job-to-be-done

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarmee meet je succes? (problem-solution fit)

A

Output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke twee kopjes vallen en er onder User first?

A

Problems, Target Audience

31
Q

Welke twee kopjes vallen en er onder Job-to-be-done?

A

Vision, Strategy

32
Q

Welke twee kopjes vallen onder Output?

A

Goals, Features

33
Q

Wat is de Core-UX?

A

De basistaak waarvoor gebruikers het product gebruiken.

34
Q

Wat zijn de vijf stappen van Product thinking?

A
  1. Welk probleem los ik op? (user problem)
  2. Voor wie doe ik dat? (target audience)
  3. Waarom doe ik dat? (visie)
  4. Hoe doe ik dat? (strategie)
  5. Wat wil ik bereiken? (goals)
35
Q

Wat is de product visie?

A

het beschrijft de reikwijdte en het doel van het product. Het beschrijft de intentie, niet de uitvoering.

36
Q

Wat zijn de vijf onderdelen van een product strategie?

A

Purpose, Point, Peak, Path, Plan

37
Q

Wat zijn de vijf attributen voor segmentatie?

A

Activiteiten, Attidudes, Aptitudes, Motivaties, Skills

38
Q

Wat zijn Skills? (segmentatie)

A

Gebruikersmogelijkheden gerelateerd aan het productdomein.

39
Q

Wat zijn Activiteiten? (segmentatie)

A

Wat de gebruiker doet, frequentie en volume.

40
Q

Wat zijn Attitudes? (segmentatie)

A

Hoe de gebruiker denkt over het productdomein.

41
Q

Wat zijn Aptitudes? (segmentatie)

A

Aanleg, welke opleiding en training de gebruiker heeft. Vermogen om te leren.

42
Q

Wat is Motivaties? (segmentatie)

A

Waarom de gebruiker zich bezig houdt met het productdomein.

43
Q

Wat zijn de 10 Cognitive biases?

A

Framing effect, Confirmation bias, Hindsight bias, Social desirability, Sunk cost fallacy, Serial position effect, Illusion of transparancy, Clustering bias, Implicit bias, Fundamental attribution error.

44
Q

Wat is het Framing effect? (cognitive biases)

A

De manier waarop je vragen formuleert beïnvloed de reacties die je krijgt.

45
Q

Wat is Confirmation bias? (cognitive biases)

A

Mensen zoeken naar bevestiging over hetgeen dat zij geloven.

46
Q

Wat is Hindsight bias? (cognitive biases)

A

Mensen vinden redenen voor hun daden in het verleden.

47
Q

Wat is Social desirability? (cognitive biases)

A

mensen willen aardig gevonden worden dus nemen een bepaalde houding aan.

48
Q

Wat is Sunk Cost fallacy? (cognitive biases)

A

De neiging om achter je verliezen te blijven staan. Voorbeeld: een saaie film afkijken waar je al voor hebt betaald.

49
Q

Wat is Serial position effect? (cognitive biases)

A

Mensen lezen alleen het begin en einde van dingen.

50
Q

Wat is Illusion of transparancy? (cognitive biases)

A

Mensen denken dat ze hun manier van denken duidelijk overbrengen, maar doen dat vaak niet zo goed als verwacht.

51
Q

Wat is Clustering bias? (cognitive biases)

A

De neiging om patronen te vinden terwijl die er niet zijn.

52
Q

Wat is Implicit bias?

A

Mensen hebben associaties met groepen mensen en hun gedrag (stereotypes) zonder dat ze zich ervan bewust zijn.

53
Q

Wat is Fundamental attribution error? (cognitive biases)

A

Mensen negeren vaak de situationele factoren als ze kijken naar het gedrag van anderen.

54
Q

Wat zijn (drie) nadelen van interviews?

A
  • Gebruikers weten niet wat belangrijk is om te vertellen.
  • Gebruikers kunnen zelf ook niet altijd vertellen hoe of waarom ze een taak uitvoeren.
  • Data is wel bewerkt.
55
Q

Wat zijn (drie) voordelen van interviews?

A
  • Je kan echt de diepte in gaan.
  • Kan overal plaatsvinden.
  • Veel inzicht in de redenen voor het gedrag van de gebruikers.
56
Q

Wat zijn (drie) nadelen van observaties?

A
  • Vinden van gebruikers.
  • kost veel tijd.
  • Weinig inzicht in de redenen voor het gedrag van de gebruikers.
57
Q

Wat zijn (drie) voordelen van observaties?

A
  • Je hoeft niet veel te weten over het onderwerp.
  • Inzicht in wat de gebruikers echt doen.
  • Data is onbewerkt.
58
Q

Wat is het doel van een Contextual inquiry?

A

Kijken hoe een taak beter ondersteund kan worden.

59
Q

Wat zijn de vier principes van een Contextual inquiry?

A

Context, Partnership (meester-gezel), Interpretation, Focus.

60
Q

Wat is een concept?

A

Richting/houding voor het ontwerp en een creatieve vertaling van de doelen en behoeften die uit het onderzoek komen.

61
Q

Wat beschrijft een concept?

A

Het basisidee (basic idea), het uitgangspunt (premise) en het doel dat men wil bereiken (purpose).
Daarna krijgt het inhoud, structuur, uiterlijk.
Voor vorm: zie powerpoint 14, creative concepting. Pagina 4 dia 3.

62
Q

Wat is Creative thinking?

A

Een manier om problemen of situaties te bekijken vanuit een nieuw perspectief. Waaruit mogelijk rare oplossingen komen.

63
Q

Wat is Convergent information?

A

Dingen die we al weten omdat ze altijd zo zijn geweest, zoals specificaties of functionaliteiten.

64
Q

Wat is Divergent information?

A

Dingen waar we nog niet aan hebben gedacht. Zoals iets fouts, iets raars, etc.

65
Q

Wat is Divergent modifier?

A

Technieken waarmee je het verkrijgen van Divergent information kan stimuleren.

66
Q

Wat zijn de drie niveaus van design?

A

Visceral design, Behavioral design, Reflective design.

67
Q

Wat is Visceral design? (design niveaus)

A

De visuele aantrekkelijkheid (graphic design).

68
Q

Wat is Behavioral design? (design niveaus)

A

Gebruik en bruikbaarheid (interaction design)

69
Q

Wat is Reflective design? (design niveaus)

A

Het verhaal dat het design verteld, dit kan je navertellen. De gebruiker verbindt zich met het product.

70
Q

Wat is een dynamische flow?

A

Taken kunnen afbreken en later weer oppakken.

71
Q

Wat zijn de componenten van een UX story?

A

User, Doel en motivatie van de user, context, plot, spectakel.

72
Q

Wat is een UX story?

A

Een communicatiemiddel om op natuurlijke en interessante wijze dingen te delen met bijvoorbeeld stakeholders.

73
Q

Wat zijn eigenschappen/voordelen van een goede UX story?

A
  • POV moet altijd op de gebruiker gericht zijn.
  • Met UX stories kun je controversiële onderwerpen beter toelichten.
  • Moeilijke onderwerpen zijn beter te begrijpen.
  • Reflective design
  • Setup om mensen over te halen tot conversie.
74
Q

Waar moeten UX stories uit voorkomen?

A

UX data, de echte behoeften van de gebruikers.