Problem 1 - Flashcards
Wat is memory?
Proces om informaite voor een langere periode op te slaan. De nadruk ligt hier op het terugroepen van informatie.
Wat is storage?
Nieuwe informatie in het geheugen op slaan.
Wat is encoding?
Het proces waarin mensen informatie herorganiseren om het makkelijker te onthouden. Voorbeeld: ezelsbruggetjes of een telefoonnummer opdelen per 3 getallen. 123456 –> 123 & 456
Wat is retrieval
Proces waarin je informatie terughaalt uit het geheugen.
Wat stelt het Dual-store model?
Werkgeheugen en langetermijn geheugen zijn verschillende vormen van geheugen. Verder worden controleprocessen een rol.
Wat zijn controleprocessen (Volgens het dual store model) ?
Cognititeve processen die direct invloed hebben op het functioneren van het geheugen.
Uit welke 3 componenten bestaat het dual store model?
Sensorisch register, werkgeheugen en langetermijn geheugen (dit zijn 3 verschillende soorten processen)
Wat is het sensorisch geheugen?
Houdt inkomende informatie vast om het cognitieve verwerking te ondergaan.
Wat is de capaciteit, forms of storage en duur van het sensorisch geheugen?
Capaciteit : Groot
Forms of storage: Informatie wordt vastgehouden op dezelfde plek als waar het binnen komt.
Duur: Kort, enkele seconden (auditief langer dan andere vormen)
Wat is het werkgeheugen
Mechanisme dat info voor een korte periode vasthoudt zodat het bewerkt/opgeslagen kan worden. Bij het werkgeheugen komt ‘‘actief nadenken’’ kijken.
Wat is de central executive? (dual store model)
Controleert en monitort de doorstroom/gebruik van informatie van het geheugen. Dit is onderdeel van het werkgeheugen.
wat is effortfull control? (dual store model)
Wanneer iemand effectief/efficient is in zijn central executive.
Wat is de capaciteit, forms of storage en duur van het werkgeheugen ?
capaciteit: Gelimiteerd, vaak +- 7 items
Forms of storage: wordt vaak opgeslagen in auditieve vorm. Werkgeheugen heeft verschillende manieren om te coderen (3 voorbeelden, deze mag je nu benoemen. Wordt in andere flashcard nogmaals gevraagd).
Duur: Korte duur, +- 30 seconden
Welke 3 processen hebben effect op het functioneren van het werkgeheugen?
Organisatie
Ophalen
Onthouden
Welke factoren hebben invloed op aandacht?
Beweging
Grootte
Intensiteit
Nieuwe dingen
Incongruity
Sociale aspecten
Emotionele stimuli
Persoonlijke relevantie/interesse
Wat is het ‘‘cocktail party fenomeen’’ ?
Het feit dat je je maar op 1 ding tegelijk kan focussen.
Wat is ‘‘figure-gound’’ ?
Het idee dat wanneer mensen zich focussen op details, ze de andere, meer algemene dingen erom niet kunnen zien
Wat is limited processing capacity?
Op hoeveel stimuli/prikkels je je aandacht kunt leggen is afhankelijk van de hoeveelheid cognitieve processen die nodig zijn voor een stimuli. vb: Rijlessen en praten tegelijk OF 10 jaar rijervaring en praten tegelijk.
Wat is een schema ?
Cognitieve constructie die het mogelijk maakt om verschillende informatie samen te voegen tot 1.
Wat is ‘declaratieve’ kennis? (langetermijngeheugen)
Hoe dingen zijn, waren of zullen zijn. Feitjes
Wat is procedurele kennis?
Hoe dingen doen, praktisch. Hoe iets werkt ( bijvoorbeeld fietsen/autorijden)
Wat is de capaciteit, forms of storage en duur van het langetermijngeheugen
Capaciteit: Onbeperkt
Forms of storage: Expliciete kennis = kennis die mensen kunnen vertellen/uitleggen. Impliciete kennis = kennis die invloed heeft op het gedrag van mensen
Duur: Permanent/heel lang (niet duidelijk) . Iets ‘‘vergeten’’ wordt niet veroorzaakt dat de info er niet meer is, maar dat het niet meer teruggehaald kan worden.
Wat is het ‘‘levels of processing model’’?
Een alternatief perspectief van het dual store model. Stelt dat inkomende informatie wordt verwerkt door een centrale processor. Centrale processor heeft een beperkte capaciteit. Hoe goed informatie wordt herinnerd heeft te maken met hoe goed de centrale processor met de informatie om gaat.
Welke onderscheid maakt het ‘‘levels of processing model’’ in manieren van leren?
Intentional learning: Actief bezig met cognitieve en metacognitieve activiteiten. Deze manier zorgt er voor dat mensen iets sneller onthouden.
Incidental learning: Zonder intentie om iets te leren, toch leren.