Probleem 5: Diepte Perceptie

Question 1

Wat is de filosofische positie die stelt dat de buitenwereld daadwerkelijk bestaat?

Answer 1

Realisme.

Question 2

Welke filosofische stroming beweert dat de wereld mogelijk slechts een hallucinatie is, gezien we vertrouwen op onze zintuigen voor perceptie?

Answer 2

Positivisme.

Question 3

Wat is het evolutionaire voordeel van het hebben van twee ogen?

Answer 3

(1) Bij verlies van één oog blijft het zicht behouden, (2) het biedt een breder gezichtsveld.

Question 4

Wat is binoculaire summatie?

Answer 4

Het combineren van signalen van beide ogen, waardoor taken makkelijker worden uitgevoerd.

Question 5

Wat zijn diepte cues en waarvoor worden ze gebruikt?

Answer 5

Aanwijzingen om inferenties te maken over de driedimensionale wereld; ze bieden hints over de waarschijnlijke structuur van de ruimte en de positie van objecten.

Question 6

Wat is het verschil tussen monoculaire en binoculaire diepte cues?

Answer 6

Monoculaire diepte cues zijn beschikbaar met slechts één oog, terwijl binoculaire diepte cues afhankelijk zijn van informatie van beide ogen.

Question 7

Wat is occlusie en welk soort diepte signaal vertegenwoordigt het?

Answer 7

Occlusie is wanneer het ene object het andere belemmert, waardoor diepte ontstaat; het is een niet-metrisch diepte signaal dat informatie geeft over de volgorde van objecten, niet over absolute afstand in de derde dimensie.

Question 8

Wat beschrijft projectieve geometrie met betrekking tot visuele perceptie?

Answer 8

Het beschrijft de transformaties die plaatsvinden wanneer de driedimensionale wereld wordt geprojecteerd op een tweedimensionaal oppervlak, zoals het netvlies.

Question 9

Hoe wordt diepte aangegeven door het signaal van relatieve grootte?

Answer 9

Grote voorwerpen lijken dichterbij te zijn dan kleine voorwerpen. Bijvoorbeeld, in een afbeelding lijken grote konijnen dichterbij dan kleine konijnen.

Question 10

Hoe ontstaat een gevoel van diepte door het textuurgradiëntsignaal?

Answer 10

Een dieptegevoel ontstaat doordat grote en kleine objecten in hetzelfde gebied staan, waardoor het beeld vloeiend overloopt van groot naar klein.

Question 11

Hoe wordt diepte gecreëerd op basis van bekend formaat?

Answer 11

Diepte wordt gecreëerd door kennis over de daadwerkelijke grootte van objecten. Bijvoorbeeld, in een afbeelding kunnen we zien dat een arm gestrekt is in de ene situatie en gebogen in de andere, gebaseerd op onze kennis over de grootte van handen en hoofden.

Question 12

Hoe wordt diepte gesuggereerd door luchtperspectief?

Answer 12

Verder verwijderde objecten lijken zwakker, blauwer en minder duidelijk vanwege verstrooiing van licht door de atmosfeer.

Question 13

Wat is lineair perspectief en hoe geeft het diepte-informatie?

Answer 13

Het is gebaseerd op het feit dat parallelle lijnen in de driedimensionale wereld lijken te convergeren in een tweedimensionaal beeld. Het punt van convergentie staat bekend als het verdwijnpunt, en net als relatieve hoogte geeft dit relatieve, niet-absolute diepte-informatie.

Question 14

Waarom kunnen tweedimensionale beelden vanuit meerdere oogpunten worden bekeken, ondanks dat picturale diepteaanwijzingen theoretisch alleen correct zouden moeten zijn vanaf één exact oogpunt?

Answer 14

Ons visuele systeem kan omgaan met vervorming, waardoor tweedimensionale beelden vanuit verschillende oogpunten bekeken kunnen worden.

Question 15

Wat is bewegingsparallax en hoe werkt het als een diepte cue?

Answer 15

Bewegingsparallax is een diepte cue gebaseerd op hoofdbewegingen. Het verkrijgt geometrische informatie vanuit een oog in twee verschillende posities op twee verschillende tijdstippen, vergelijkbaar met binoculaire informatie.

Question 16

Wat is accommodatie en hoe geeft het informatie over de afstand van objecten?

Answer 16

Accommodatie is het proces waarbij het oog zijn focus verandert door de ooglens boller of holler te maken. De mate van bolheid geeft informatie over de afstand van het object.

Question 17

Wat gebeurt er met objecten tijdens deletion en accretion?

Answer 17

Tijdens zijdelingse bewegingen worden sommige objecten bedekt (deletion), terwijl andere objecten vrijkomen (accretion).

Question 18

Hoe geeft optic flow informatie over de afstand van objecten?

Answer 18

Als een object dichterbij komt, wordt het groter, en als het verder weggaat, wordt het kleiner. Optic flow geeft dus informatie over de relatieve snelheid en afstand van objecten.

Question 19

Hoe geven convergentie en divergentie informatie over de diepte en afstand van een object?

Answer 19

Convergentie (ogen naar binnen roteren) geeft aan dat het object dichtbij is, terwijl divergentie (ogen naar buiten roteren) aangeeft dat het object ver weg is.

Question 20

Wat is het verschil tussen convergentie en divergentie?

Answer 20

Convergentie is het naar binnen roteren van de ogen (dichtbij), terwijl divergentie het naar buiten roteren van de ogen is (ver weg).

Question 21

Wat is binoculaire dispariteit en hoe wordt het vertaald naar stereopsie?

Answer 21

Binoculaire dispariteit is het verschil tussen het zicht van de twee ogen. Het wordt vertaald naar stereopsie door tweedimensionale projecties op het netvlies om te zetten naar een verbeelding van de driedimensionale wereld.

Question 22

Wat is de horopter en hoe hangt de positie ervan samen met convergentie van de ogen?

Answer 22

De horopter is het oppervlak met nul binoculaire onenigheid wanneer beide ogen naar hetzelfde punt kijken. De positie ervan hangt af van de huidige status van convergentie van de ogen.

Question 23

Waar bevindt zich Panum’s fusional area?

Answer 23

Panum’s fusional area is het ruimtelijke gebied voor en achter de horopter waarin binoculaire enkele visie nog mogelijk is.

Question 24

Wat is het verschil tussen gekruiste en ongekruiste dispariteit?

Answer 24

Gekruiste dispariteit wordt gecreëerd door objecten voor het vlak van fixatie, terwijl ongekruiste dispariteit wordt gecreëerd door objecten achter het vlak van fixatie.

Question 25

Leg uit wat zero disparity betekent in termen van binoculaire visie.

Answer 25

Zero disparity treedt op wanneer het focuspunt op de horopter valt.

Question 26

Leg uit wat absolute disparity betekent in termen van binoculaire visie.

Answer 26

Absolute disparity geeft aan hoe ver een object van de horopter af ligt (vast punt).

Question 27

Leg uit wat relative disparity betekent in termen van binoculaire visie.

Answer 27

Relative disparity geeft het verschil tussen absolute dispariteit van verschillende objecten aan.

Question 28

Wat is een stereoscoop en hoe wordt het gebruikt om dioptrische stimuli te presenteren?

Answer 28

Een stereoscoop is een apparaat dat gelijktijdig één beeld aan één oog en een ander beeld aan het andere oog presenteert. Het kan dioptrische stimuli presenteren voor stereopsie.

Question 29

Wat is “free fusion” en hoe kan het worden gebruikt om stereogrammen waar te nemen zonder een stereoscoop?

Answer 29

“Free fusion” is een techniek waarbij de ogen convergeren of divergeren om een stereogram waar te nemen zonder gebruik van een stereoscoop. Het betrekt het waarnemen van drie beelden en het in focus brengen van het middelste beeld.

Question 30

Wat zijn random stip stereogrammen (RDS) en wat definieert de stimuli in RDS?

Answer 30

RDS zijn stereogrammen met random geplaatste stippen. De stimuli die zichtbaar zijn in RDS worden gedefinieerd door binoculaire dispariteit, zonder monoculaire cues voor diepte.

Question 31

Wat is het correspondentieprobleem in stereopsie?

Answer 31

Het correspondentieprobleem doet zich voor wanneer het onduidelijk is welke informatie uit het linkeroog gematched moet worden met informatie uit het rechteroog.

Question 32

Welke heuristieken worden gebruikt om correspondentie te bereiken?

Answer 32

Twee heuristieken die worden gebruikt zijn uniekheid beperking (een kenmerk is slechts één keer gerepresenteerd in elk retinale beeld) en continuïteit beperking (punten op soortgelijke afstanden van de observant).

Question 33

Wat is de meest fundamentele eis voor stereopsie op fysiologisch niveau?

Answer 33

De input van beide ogen moet convergeren op dezelfde cel. Dit gebeurt in binoculaire neuronen van de striate cortex, die afgestemd zijn op een specifieke binoculaire dispariteit.

Question 34

Wat is het verschil tussen metrische en non-metrische stereopsie?

Answer 34

Metrische stereopsie gaat over exacte afstanden, terwijl non-metrische stereopsie gaat over categorische informatie zoals nabijheid.

Question 35

Welke paden in de hersenen hebben interesse in de 2 soorten stereospie?

Answer 35

Het dorsale “waar/hoe” pad heeft vooral interesse in metrische stereopsie, terwijl het ventrale “wat” pad interesse heeft in non-metrische stereopsie.

Question 36

Wat houdt size constancy in en waarom blijft onze perceptie van de grootte van een object constant?

Answer 36

Size constancy stelt dat onze perceptie van de grootte van een object relatief constant blijft, zelfs als we het object zien van verschillende afstanden. Dit komt doordat de grootte van het beeld van het object op de retina verandert, maar onze hersenen compenseren voor deze veranderingen om de constante grootte waar te nemen.

Question 37

Hoe is size constancy verbonden met diepte perceptie, en wat is het mechanisme achter size-distance scaling?

Answer 37

Size constancy is verbonden met diepte perceptie door het mechanisme van size-distance scaling. Dit mechanisme berekent de waargenomen grootte (S) van een object op basis van de grootte van de retinale afbeelding (R) en de waargenomen afstand van het object (D). De berekening is: S = K (R x D), waarbij K een constante is.

Question 38

Waarom is het noodzakelijk om verschillende bronnen van diepte-informatie te combineren, en hoe wordt dit gedaan in het proces van diepte perceptie?

Answer 38

Het is noodzakelijk om verschillende bronnen van diepte-informatie te combineren omdat geen enkele diepte cue foutloos is en omdat ze niet in elke situatie werken. Diepte perceptie combineert schattingen van diepte van verschillende cues om tot een samenhangende, min of meer accurate representatie van de driedimensionale ruimte te komen.

Question 39

Wat is de Ponzo illusie en waarom lijken objecten van hetzelfde formaat in een tweedimensionale afbeelding verschillend van grootte in de driedimensionale wereld?

Answer 39

De Ponzo illusie ontstaat wanneer twee gekantelde lijnen worden geïnterpreteerd als lineair-perspectief cues, wat suggereert dat objecten van hetzelfde formaat in een tweedimensionale afbeelding verschillend van grootte zijn in de driedimensionale wereld.

Question 40

Wat is de Müller-Lyer illusie en welke verklaringen kunnen worden gegeven voor de perceptuele misleiding die hier optreedt?

Answer 40

De Müller-Lyer illusie doet zich voor wanneer de lijn met pijltjes die naar binnen wijzen langer lijkt dan de lijn met pijltjes die naar buiten wijzen. Verklaringen hiervoor zijn misapplied size constancy en de conflicting cues theory.

Question 41

Wat is de maanillusie en welke twee theorieën proberen deze illusie te verklaren?

Answer 41

De maanillusie is een gezichtsbedrog waarbij de maan groter lijkt bij de horizon. Theorieën die dit verklaren zijn de apparent distance theory, gebaseerd op diepte cues, en de angular size-contrast theory, gebaseerd op de grootte van objecten eromheen.

Question 42

Wat is de Ames Room-illusie en hoe kan deze worden verklaard aan de hand van size-distance scaling?

Answer 42

De Ames Room-illusie doet zich voor wanneer twee personen in een schuine kamer lijken van verschillende grootte. Het kan worden verklaard door size-distance scaling, waarbij de afstand die je denkt dat een object heeft de perceptie van grootte beïnvloedt.