Probleem 4 Flashcards

1
Q

Wat zijn kenmerken van een depressiestoornis?

A

Veel mensen met een depressie hebben het gevoel dat ze interesse in alles in het leven hebben verloren, dit heet anhedonie. Zelfs wanneer er een plezierig iets is, wordt er geen emotie gevoeld.

Er is verandering in trek, slaap, en andere activiteitlevels. De manier waarop (meer of minder) verschilt per persoon.

Gedragingen zijn langzamer, dit heet psychomotorieke retardatie. Men loopt langzamer, praat langzamer, etc. Gedragingen kunnen echter ook heviger zijn, dit heet psychomotorieke agitatie. Men kan niet stilzitten, friemelt veel, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een major depressie disorder?

A

Ernstige depressieve symptomen die twee weken of langer duren, kunnen gediagnosticeerd worden als major depressive disorder. Men moet dan een depressieve gemoedstoestand of verlies aan interesse in gewoonlijke activiteiten hebben, en daarnaast 4 andere symptomen, chronisch voor minstens 2 weken. Deze moeten heftig genoeg zijn om het dagelijks leven te beperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 vormen van een major depressie disorder zijn er?

A
  • major depressive disorder, single episode (enkelvoudig)
  • major depressive disorder, recurrent episode (meermalig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke subtypes bij major depressie disorder zijn er?

A

Anxious distress -> Prominente angstsymptomen.

Mixed features -> Aanwezigheid van minstens drie manisch/hypo manische symptomen, maar voldoet niet aan de criteria voor een manische episode.

Melancholic features -> Onvermogen om plezier te ervaren, duidelijke depressieve stemming, depressie die regelmatig ’s morgens verergert, vroeg ’s morgens wakker worden, duidelijke psychomotorische retardatie of agitatie, aanzienlijke anorexia of gewichtsverlies, buitensporig schuldgevoel.

Psychotic features -> Aanwezigheid van stemming-congruente of stemming-incongruente waanbeelden of hallucinaties.

Catatonic features -> Catatonisch gedrag: niet actieve relatie met de omgeving, mutisme, houding, agitatie, nabootsing van andermans spraak of bewegingen.

Atypical features -> Positieve stemming reacties op sommige gebeurtenissen, significante gewichtstoename of meer eetlust, hyposomnie, zwaar of loodzwaar gevoel in de armen of benen, langdurige gevoeligheid voor interpersoonlijke afwijzing.

Seasonal pattern/Seasonal affective disorder/SAD -> Geschiedenis van minstens twee jaar waarbij een major depressie episode voorkwam tijdens een bepaald seizoen van het jaar (meestal winter) en weer weggaat wanneer het seizoen voorbij is. Dit moet zonder redenen zijn. Komt vaker voor op plekken met minder daglicht.

Peripartum onset ->Depressiesymptomen tijdens of binnen 4 weken na de zwangerschap.

Premenstrual dysphoric disorder -> Mix van depressie, angst, irritatie en woede, en fysieke symptomen voor de menses.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de dsm-5 criteria voor een major depressieve disorder?

A

Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn aanwezig geweest gedurende dezelfde periode van 2 weken en vertegenwoordigen een verandering ten opzichte van eerder functioneren; ten minste één van de symptomen is (1) depressieve stemming of (2) verlies van interesse of plezier.

  1. Depressieve stemming het grootste deel van de dag, bijna elke dag, zoals blijkt uit een subjectieve melding (voelt zich bijvoorbeeld verdrietig, leeg, hopeloos) of waarneming door anderen (komt bijvoorbeeld in tranen over).
  2. Aanzienlijk verminderde interesse of plezier in alle, of bijna alle, activiteiten gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag (zoals blijkt uit ofwel subjectief verslag ofwel observatie).
  3. Aanzienlijk gewichtsverlies zonder dieet of gewichtstoename (bijvoorbeeld een verandering van meer dan 5% van het lichaamsgewicht in een maand), of afname of toename van eetlust bijna elke dag.
  4. Slapeloosheid of hypersomnia elke dag vroeg.
  5. Psychomotorische agitatie of retardatie bijna elke dag (waarneembaar door anderen, niet louter subjectieve gevoelens van rusteloosheid of vertraagd worden).
  6. Bijna elke dag vermoeidheid of energieverlies.
  7. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of ongepaste schuldgevoelens (die waanvoorstellingen kunnen zijn) bijna elke dag (niet alleen zelfverwijt of schuldgevoelens over ziek zijn).
  8. Verminderd vermogen om na te denken of zich te concentreren, of besluiteloosheid, bijna elke dag (hetzij door subjectief verslag, hetzij zoals waargenomen door anderen).
  9. Terugkerende gedachten aan de dood (niet alleen angst om dood te gaan), terugkerende zelfmoordgedachten zonder een specifiek plan, of een zelfmoordpoging of een specifiek plan om zelfmoord te plegen.

De symptomen veroorzaken klinisch significant leed of beperkingen op sociaal, beroepsmatig of andere belangrijke gebieden van functioneren.

De episode is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een middel of een andere medische aandoening.

Het optreden van de depressieve episode kan niet beter worden verklaard door schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, schizofreniforme stoornis, waanstoornis of
andere gespecificeerde en niet-gespecificeerde schizofreniespectrum en andere psychotische stoornissen.

Er is nooit een manische episode of een hypomanische episode geweest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de prevalentie cijfers van MDD?

A

1-5% heeft SAD (seasonal affective disorder) Winterdip

3-16% komt depressie voor per land in de bevolking.

30% postpartum depressie bij vrouwen.

Voornamelijk 18-29. Het minst 65+.

1 op de 10 vrouwen heeft symptomen van MDD.

Vrouwe 21,3% en mannen 12,7%.

75% heeft een terugval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke stoornissen zijn comorbide met MDD?

A

Meer dan 70% v.d. mensen met een major depressiestoornis heeft ook een andere psychische stoornis. Vooral middelenmisbruik, angststoornissen, en eetstoornissen. Dit kan voor, tijdens en na de depressie zijn. Soms is het een gevolg of oorzaak van. Mannen vaker SUD, vrouwen vaker angst en eetstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke rol spelen genen bij MDD?

A

Eerstegraadsfamilie heeft 2 tot 3x meer kans op een depressie. MZ tweelingen ook meer dan DZ tweelingen, dus genen spelen ook een rol. Depressies die eerder beginnen genetisch meer.

Het serotonine transport gen speelt een rol. Serotonine is een neurotransmitter die een rol speelt bij depressie. Afwijkingen bij dit gen kunnen leiden tot dysfunctie in de regulatie van serotonine. Mensen met een afwijking van dit gen hebben meer kans op depressie bij een negatieve gebeurtenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke rol spelen neurotransmitters bij MDD?

A

De neurotransmitters die een rol spelen zijn monoaminen, vooral norepinephrine, serotonine, en in mindere mate dopamine.

Deze worden gevonden in het limbisch systeem, wat slaap, eetlust, en emotionele processen reguleert. Volgens een theorie komt depressie door minder serotonine en norepinephrine in de synaptische spleet.

Beide worden door een neuron afgescheiden. Er kan
een probleem zitten in de afscheiding (transporter) of ontvangst (receptor).

Sommige theorieën suggereren dat door afwijkingen bij tryptofaan en tyrosine naar serotonine en norepinephrine proces de depressie zich ontwikkelt. Dan is er een probleem van de synthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 4 hersengebieden wijken af bij MDD?

A

Prefrontale cortex

Anterieure cingulate

Hippocampus

Amygdala

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wijkt de prefrontale cortex af bij MDD?

A

aandacht, werkgeheugen, plannen en nieuwe probleemoplossing zijn kernpunten van dit deel.

Bij mensen met een ernstige depressie is de grijze massa, vooral aan de linker kant, verdund.

Ook zijn er in de linkerkant minder EEG golven. De linkerkant houdt zich vooral bezig met doelgerichte motivatie, inactiviteit leidt dan tot motivatieproblemen.

Antidepressiva kan ervoor zorgen dat de linkerkant beter wordt en dit helpt. Dit is fronto-limbische dysregulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wijkt de anterieure cingulate af bij MDD?

A

Speelt een rol in stressrespons, emotionele expressie, en sociaal gedrag. Er is een andere activiteit bij mensen met een depressie hier. Dit kan zorgen voor problemen met aandacht, plannen, gepaste responsen, en copen. Ook anhedonie hoort hierbij. Dit gebied wordt weer normaal wanneer de depressie is geheeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wijkt de hippocampus af bij mensen met MDD?

A

Geheugen en angst-gerelateerd leren wordt hier gereguleerd. Er is minder volume en minder activiteit in dit gebied bij mensen met een depressie. De schade kan leiden tot een chronische arousal en stress respons. Mensen met een depressie hebben een hoger level cortisol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wijkt de amygdala af bij MDD?

A

Deze helpt met directe aandacht voor stimuli die emotioneel belangrijk zijn. Deze is groter en minder actief bij mensen met een depressie. Bij geslaagde behandeling is deze weer normaal. De effecten zijn nog niet duidelijk, maar mogelijk zorgt het voor veel nadenken en een bias over negatieve herinneringen en negatieve aspecten van de omgeving. Er zijn dan negatieve denkpatronen en er is bias.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke rol speelt het endocriene systeem bij MDD?

A

Drie onderdelen spelen een rol bij het stress systeem: Hypothalamus, Hypofyse en Bijnierschors. Dit is het hypothalamische-hypofyse-bijnier as, ofwel de HPA-as.

Mensen met een depressie hebben hogere levels cortisol en het duurt langer voordat de levels weer lager zijn na stress, de stressrespons duurt langer. Dit zorgt voor een inhiberend effect op monoaminen receptoren.

Grote stressvolle gebeurtenissen kunnen zorgen voor problemen met het neuro-endocrien systeem, wat kan zorgen voor depressie. Dit komt doordat bij mensen met een depressie er een slecht gereguleerd neuroendocrien systeem is wat zorgt voor problemen met de HPA-as. De hormonale invloed kan verklaring zijn voor meer vrouwen met depressie.

Ook melatonine is een hormoon wat invloed heeft. Het kan voor storingen van het circadiaans ritme zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zeggen gedragstheoretici over MDD?

A

Gedragstheoretici zeggen dat door minder positieve reinforcers, een depressie ontstaat. De persoon trekt zich terug, wat zorgt voor nog minder reinforcers, wat zorgt voor nog meer terugtrekking, etc. Dit is vooral bij mensen met slechte sociale vaardigheden. Verder worden de depressieve gedragingen beloond aan de hand van sympathie en aandacht van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat stelt de Learned helplessness theory over MDD?

A

Deze stelt dat een oncontroleerbare negatieve gebeurtenis de meeste kans geeft op een depressie. Ze kunnen denken dat ze hulpeloos zijn bij het beïnvloeden van uitkomsten van gebeurtenissen. Hierdoor raken ze motivatie kwijt en nemen ze minder controle in handen en leren ze niet hoe ze controleerbare gebeurtenissen wél kunnen controleren. Deze hulpeloosheid lijkt op depressie: weinig motivatie, passief gedrag, geen keuzes maken, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat stelt de cognitieve theorie van Beck over MDD?

A

Aaron Beck beargumenteerde dat mensen met een depressie de wereld zien vanuit een negatief cognitieve triade: ze hebben een negatief beeld van zichzelf, de wereld en de toekomst. Dan maken ze fouten die het negatieve beeld bevestigen: positieve gebeurtenissen negeren en negatieve gebeurtenissen verergeren. Het veroorzaakt en behoudt de depressie. Ze zijn pessimistisch in het nadenken en hebben automatisch negatieve gedachten. De theorie van Beck leidde tot cognitieve gedragstherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat stelt de reformulated learned helplessness theorie over MDD?

A

Het legt uit hoe cognitieve factoren kunnen beïnvloeden of iemand hulploos en depressief wordt na een negatieve gebeurtenis. Dit focust zich op de oorzakelijke attributies van gebeurtenissen. Een oorzakelijke attributie is een verklaring waarom een gebeurtenis gebeurde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke 3 attributie stijlen zijn er volgens de reformulated learned helplessness theorie?

A

Intern/extern; stabiel/instabiel; algemeen/specifiek.

Mensen die gewoonlijk negatieve gebeurtenissen uitleggen als intern, stabiel en algemeen, geven zichzelf de schuld voor de negatieve gebeurtenis, geloven dat het nogmaals zal gebeuren en geloven dat het op veel gebieden van hun leven zal gebeuren. Hierdoor voelen ze zich hopeloos. Dit is een pessimistische stijl en wordt aangeleerd door modeleren of observatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat stelt de ruminative response styles theory over MDD?

A

Hierbij gaat het om de reactie op een emotie, zoals verdriet, en stress. Rumination is het blijven denken aan een gebeurtenis. Vrouwen doen dit meer.

22
Q

Welke invloed heeft rejection sensitivity op mensen met MDD?

A

Ze hebben veel goedkeuring en support nodig, maar tegelijkertijd voelen ze zich snel afgewezen. Ze geloven de support die ze krijgen niet en willen angstig meer. De mensen worden daardoor vaak gefrustreerd of vijandig tegenover de persoon met een depressie. Dit leidt tot meer onzekerheid bij de depressieve persoon, wat leidt tot een langere/hevigere depressie.

23
Q

Welke invloed hebben cohort effecten op MDD?

A

Huidige generaties hebben mogelijk meer kans op depressies door cohort effecten. Bijv. mensen voor 1915, 20% heeft een major depressie meegemaakt. Na 1955 is dit 40%. Dit komt mogelijk door de snelle veranderingen in sociale waarden vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw. Deze waarden gaan samen met het uiteenvallen van de familieband. Verder hebben jongere generaties hogere doelen voor zichzelf dan de oudere generaties.

24
Q

Hoe zijn de genderverschillen bij MDD te verklaren?

A

Artifact theory: Vrouwen voldoen eerder aan de criteria voor depressie door emotioneler gedrag.
Hormoon theorie.
Levensstress theorie: Vrouwen meer kans op chronische stressoren.
Genderrollen theorie: mannen autonomisch en vrouwen niet.
Rumination theory: vrouwen herkauwen gedachtes meer

25
Q

Wat is een bipolaire stoornis?

A

Bipolair stoornis is hetzelfde als manisch depressief zijn: je hebt manie en depressie die elkaar afwisselen. Manie is een episode van impulsiviteit en veel energie, hoge zelfwaarde, veel confidence. Daarna komt de depressie met angst en suïcidale gedachten.

26
Q

Wat is het verschil tussen bipolair 1 en bipolair 2?

A

Er is sprake van bipolair 1 als mensen met manie hebben een onrealistisch positieve eigenwaarde. Er zijn veel ideeën in het hoofd en impulsen. Er kunnen grote hallucinaties bij komen kijken. Ze kunnen snel spreken en soms zijn ze geagiteerd en prikkelbaar, vooral als iemand in de weg staat. Alle kenmerken van manie en minstens 3 criteria van depressie voor minstens een week.

Er is van Bipolair II sprake, wanneer de depressies ernstig zijn, maar de momenten van manie zijn hypomanie: een mildere vorm van manie. Deze vormen hebben geen ernstige invloed op dagelijks leven en er zijn geen hallucinaties of waanbeelden. Ze duren minstens 4 dagen.

27
Q

Wat zijn de dsm-5 criteria voor bipolair 1 voor een manisch episode?

A

Een duidelijke periode van abnormaal en aanhoudend verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming en abnormaal en aanhoudend verhoogde activiteit of energie, die ten minste 1 week duurt en het grootste deel van de dag aanwezig is, bijna elke dag (of elke duur als ziekenhuisopname noodzakelijk is).

Tijdens de periode van stemmingsstoornis en verhoogde energie of activiteit zijn drie (of meer) van de volgende symptomen (vier als de stemming alleen prikkelbaar is) in significante mate aanwezig en vertegenwoordigen een merkbare verandering van normaal gedrag:

  1. Opgeblazen gevoel van eigenwaarde of grootsheid.
  2. Verminderde behoefte aan slaap (voelt zich bijvoorbeeld uitgerust na slechts 3 uur slaap).
  3. Meer spraakzaam dan normaal of druk om te blijven praten.
  4. Vlucht van ideeën of subjectieve ervaring dat gedachten racen.
  5. Afleidbaarheid (d.w.z. de aandacht wordt te gemakkelijk getrokken door onbelangrijke of irrelevante externe prikkels), zoals gerapporteerd of waargenomen.
  6. Toename van doelgerichte activiteit (sociaal, op het werk of op school of seksueel) of psychomotorische agitatie (d.w.z. doelloze niet-doelgerichte activiteit).
  7. Buitensporige betrokkenheid bij activiteiten met een groot potentieel voor pijnlijke gevolgen (bijv. ongebreidelde koopwoede, seksuele indiscreties of dwaze zakelijke investeringen).

De stemmingsstoornis is voldoende ernstig om duidelijke beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren te veroorzaken of ziekenhuisopname noodzakelijk te maken om schade aan zichzelf of anderen te voorkomen, of er zijn psychotische kenmerken.

De episode is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld een drug, medicatie, andere behandeling) of een andere medische aandoening.

28
Q

Wat zijn de dsm-5 criteria voor bipolair 1 en 2 voor een depressieve episode?

A

Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn aanwezig geweest gedurende dezelfde periode van 2 weken en vertegenwoordigen een verandering ten opzichte van eerder functioneren; ten minste één van de symptomen is (1) depressieve stemming of (2) verlies van interesse of plezier.

  1. Depressieve stemming het grootste deel van de dag, bijna elke dag, zoals blijkt uit een subjectieve melding (bijvoorbeeld voelt zich verdrietig, leeg of hopeloos) of observatie door anderen (bijvoorbeeld lijkt in tranen). (Opmerking: bij kinderen en adolescenten kan een prikkelbare stemming optreden.)
  2. Aanzienlijk verminderde interesse of plezier in alle, of bijna alle, activiteiten gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag (zoals blijkt uit ofwel subjectief verslag ofwel observatie).
  3. Aanzienlijk gewichtsverlies zonder dieet of gewichtstoename (bijvoorbeeld een verandering van meer dan 5% van het lichaamsgewicht in een maand), of afname of toename van eetlust bijna elke dag. (Opmerking: overweeg bij kinderen om de verwachte gewichtstoename niet te realiseren.)
  4. Slapeloosheid of hypersomnia elke dag vroeg.
  5. Psychomotorische agitatie of retardatie bijna elke dag (waarneembaar door anderen; niet louter subjectieve gevoelens van rusteloosheid of vertraagd worden).
  6. Bijna elke dag vermoeidheid of energieverlies.
  7. Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of ongepaste schuldgevoelens (die waanvoorstellingen kunnen zijn) bijna elke dag (niet alleen zelfverwijt of schuldgevoelens over ziek zijn).
  8. Verminderd vermogen om na te denken of zich te concentreren, of besluiteloosheid, bijna elke dag (hetzij door subjectief verslag, hetzij zoals waargenomen door anderen).
  9. Terugkerende gedachten aan de dood (niet alleen angst om dood te gaan), terugkerende zelfmoordgedachten zonder een specifiek plan, of een zelfmoordpoging of een specifiek plan om zelfmoord te plegen.

De symptomen veroorzaken klinisch significant leed of beperkingen op sociaal, beroepsmatig of andere belangrijke gebieden van functioneren.

De episode is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een middel of een andere medische aandoening.

29
Q

Wat zijn de dsm-5 criteria voor bipolair 2 voor een hypo-manisch episode?

A

Een duidelijke periode van abnormaal en aanhoudend verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming en abnormaal en aanhoudend verhoogde activiteit of energie, die ten minste 4 opeenvolgende dagen aanhoudt en het grootste deel van de dag, bijna elke dag aanwezig is.

Tijdens de periode van stemmingsstoornis en verhoogde energie en activiteit zijn drie (of meer) van de volgende symptomen aanhouden (vier als de stemming alleen prikkelbaar is), een merkbare verandering van normaal gedrag vertegenwoordigen en in significante mate aanwezig geweest:

  1. Opgeblazen gevoel van eigenwaarde of grootsheid.
  2. Verminderde behoefte aan slaap (voelt zich bijvoorbeeld uitgerust na slechts 3 uur slaap).
  3. Meer spraakzaam dan normaal of druk om te blijven praten.
  4. Vlucht van ideeën of subjectieve ervaring dat gedachten racen.
  5. Afleidbaarheid (d.w.z. de aandacht wordt te gemakkelijk getrokken door onbelangrijke of irrelevante externe prikkels), zoals gerapporteerd of waargenomen.
  6. Doelgerichte activiteit vergroten (sociaal, op het werk of op school, of seksueel) of
    psychomotorische agitatie.
  7. Buitensporige betrokkenheid bij activiteiten met een grote kans op pijnlijke gevolgen (bijv. ongeremde koopwoede, seksuele indiscreties of dwaze zakelijke investeringen).

De episode gaat gepaard met een onmiskenbare verandering in het functioneren die niet kenmerkend is voor het individu wanneer deze niet symptomatisch is.

De stemmingsstoornis en de verandering in het functioneren zijn waarneembaar voor anderen.

De episode is niet ernstig genoeg om een duidelijke verslechtering van het sociaal of beroepsmatig functioneren te veroorzaken of ziekenhuisopname noodzakelijk te maken. Als er psychotische kenmerken zijn, is de episode per definitie manisch.

De aflevering is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld drugsmisbruik, een medicijn, andere behandeling) of een andere medische aandoening.

30
Q

Wat zijn de prevalentie cijfers van bipolaire stoornis?

A
  • 0.6% bipolair I
  • 0.4% bipolair II
  • Man-vrouw gelijk
  • Geen consistente verschillen binnen culturen
  • Vaak late adolescentie of vroege volwassenheid
31
Q

Welke stoornissen zijn vaak comorbide met bipolaire stoornis?

A

Bipolair I vaak 3 of meer mentale stoornissen. Meestal een angststoornis, middelenmisbruik (42% alcohol, 20% cannabis), ADHD (met borderline, schizo typische en antisociale persoonlijkheidsstoornis)

Bipolair II: 38% sociale angststoornis, 36% specifieke fobie, 30% gegeneraliseerde angst. Ook premenstrual syndrom en dysphoric disorder komen vaak voor.

32
Q

Welke invloed hebben genen op bipolaire stoornis?

A

Bipolair stoornis is erg in verband met genetische factoren te brengen, al zijn de specifieke genetische afwijkingen nog onbekend. Eerstegraads familieleden hebben 5 tot 10x meer kans op bipolair stoornis en depressiestoornis. Bij MZ tweelingen 45 tot 75x zo veel kans dan de algemene populatie.

33
Q

Welke abnormaliteiten in hersenstructuren zijn er met mensen met bipolaire stoornis?

A

De amygdala en prefrontale cortex zijn weer anders.

De hippocampus is echter niet aangetast.

De striatium, wat ligt in de basale ganglia, is betrokken bij omgevingsbeloningen interpreteren. Deze is abnormaal geactiveerd bij mensen met bipolaire stoornis, maar niet net zo bij mensen met een major depressiestoornis. Hierdoor zijn mensen met bipolaire stoornis gevoeliger voor beloningen van de omgeving.

Een circuit dat gaat van de prefrontale cortex, via de striatum, naar de amygdala, reguleert welke strategie wordt gekozen om een beloning te krijgen. Bij een maniefase is dit gebied excessief op zoek naar beloningen, terwijl ze ongevoelig zijn tijdens een depressieve episode.

Jeugd met bipolaire stoornis hebben afwijkingen bij witte massa, vooral in de prefrontale cortex. Dit kan zorgen voor problemen tussen communicatie van de prefrontale cortex en andere hersendelen, zoals de amygdala. Dit kan zorgen voor gedesorganiseerde emoties en extreem gedrag, wat karakteriserend is voor bipolaire stoornis.

34
Q

Welke invloed hebben neurotransmitters op bipolaire stoornis?

A

De monoaminen spelen weer een rol. Dysregulatie van het dopaminesysteem speelt mogelijk een rol bij bipolaire stoornis. Hoge levels van dopamine horen bij veel zoeken naar beloningen, terwijl lage levels voor ongevoeligheid zorgen. De dysregulatie leidt mogelijk tot de manische en depressieve perioden.

35
Q

Welke psychosociale factoren spelen een rol bij bipolaire stoornis?

A

Volgens studies zijn mensen met bipolaire stoornis gevoeliger voor beloningen. Bij een grotere gevoeligheid, kwamen mensen eerder in een manische of hypomanische fase. Wanneer er hoge gevoeligheid is voor straf, komt men eerder in een depressieve fase.

Ook stress is onderzocht. Bij hoge gevoeligheid voor beloning, kan stress zorgen voor manie of hypomanie. Dit omdat het gericht zijn op een doel het beloningssysteem kan triggeren.

Ook verandering in routine kan zorgen voor episodes. Eetveranderingen en slaapveranderingen kunnen zorgen voor relapse. Ook een nieuwe baan kan ervoor zorgen.

36
Q

Wat zijn de voor en nadelen van selective serotonin reuptake inhibitors (SSRI’s) als behandeling van stemmingsstoornissen?

A

Deze medicatie beïnvloed de serotonine niveaus. Het heeft de minste heftige bijwerkingen, is minder gevaarlijk bij een overdosis, en helpt ook bij verschillende comorbide klachten zoals anxiety, eetstoornis en impulsiviteit.

De bijwerkingen zijn gastro-intestinale problemen, trillen, nervositeit, insomnia, verlaagd libido en moeilijk orgasme krijgen. Sommige mensen met bipolaire stoornis krijgen manische symptomen als ze SSRI nemen, en de zenuwachtigheid die mensen ervaren bij de drug zorgt bij sommige kinderen en adolescenten voor suïcidale gedachtes en gedrag.

37
Q

Wat zijn de voor en nadelen van Selective serotonin-norepinephrine reuptake inhibitors (SNRI’s) als behandeling van stemmingsstoornissen?

A

Deze medicatie beïnvloed de serotonine en norepinephrine niveaus. Doordat deze medicatie beide neurotransmitters beïnvloedt, is het iets beter dan de SSRI in het voorkomen van een terugval, maar zijn er ook meer bijwerkingen.

38
Q

Wat zijn de voor en nadelen van Bupropion: (A norepinephrine-dopamine reuptake inhibitor) als behandeling van stemmingsstoornissen?

A

Handig voor het behandelen van psychomotoor redartation, anhedonia, hypersomnia, cognitive slowing, inattention en cravings. Verder kan het de seksuele inhibitie van SSRI oplossen, dus wordt het soms in combinatie met elkaar gebruikt.

39
Q

Wat zijn de voor en nadelen van Tricyclic antidepressant als behandeling van stemmingsstoornissen?

A

Dit waren een van de eerste antidepressiva, maar wordt nu minder gebruikt door de hoeveelheid bijwerkingen, zoals bijv. verlaagde bloeddruk of hartproblemen. Verder is een overdosis fataal bij 3 of 4 keer de dagelijkse dosis.

40
Q

Wat zijn de voor en nadelen van Monoamine oxidase inhibitors als behandeling van stemmingsstoornissen?

A

Monoamine oxidase (MOA) is een enzym wat dat de monoamine neurotransmitters in de synaps afbreekt, dis de MOA inhibitors zorgen voor meer neurotransmitters in de synapsen. De bijwerkingen zijn erg gevaarlijk, als mensen oude kaas, wijn of bier consumeren stijgt hun bloeddruk naar een fataal niveau, verder kan het slecht samen met andere veelvoorkomende medicatie en heeft het vergelijkbare bijwerkingen als trylic.

41
Q

Wat zijn de voor en nadelen van Lithium als behandeling van stemmingsstoornissen?

A

Lithium verbeterend het functioneren van intracellulaire processen die afwijken bij stemmingsstoornissen. Veel mensen met bipolaire stoornis nemen lithium ook als ze geen symptomen hebben om een terugval te voorkomen. Het helpt ook goed met suïcidale klachten. Nadeel is dat lithium heel moeilijk te doseren is, en een overdosis kan als gevolg van vervelend tot dodelijk zijn. Het kan zorgen voor diabetes, nierfalen en als het genomen wordt tijdens zwangerschap voor geboorteproblemen.

42
Q

Wat zijn de voor en nadelen van Anticonvulsant and atypical antipsychotic medications als behandeling van stemmingsstoornissen?

A

Medicatie voor beroertes helpt ook als mood stabilizer. Epilepsie medicatie helpt voor bipolaire stoornis. Ze hebbenbeide wel veel bijwerkingen.

43
Q

Wat zijn de voor en nadelen van elektroconvulsieve therapie (ECT) bij stemmingsstoornissen?

A

Een herseninfarct wordt gegeven door een elektrische stroom door de hersenen te laten gaan. Hierdoor wordt de activiteit minder in de frontale cortex en de anterior cingulate. Hierdoor worden symptomen van depressie extreem verminderd. De nadelen zijn dat het kan leiden tot geheugenverlies en moeite met nieuwe dingen aanleren, om dit te beperken wordt het alleen aan de rechterkant toegepast, omdat rechts minder betrokken is in leren en geheugen.

44
Q

Welke 3 nieuwe methodes van brein stimulatie worden onderzocht als behandeling voor stemmingsstoornissen

A

Repetitive transcranial magnetic stimulation (rTMS) worden patiënten blootgesteld aan herhaalde, hoog-intense magnetische pulsen gefocust op specifieke hersenstructuren. Bij depressie wordt de prefrontale cortex getarget. Er zijn minimale bijwerkingen en mensen kunnen bij bewustzijn blijven.

Vagus nerve stimulation (VNS): de vagus nerve wordt gestimuleerd door een klein elektronisch apparaatje die onder de patiënts huid wordt geplaatst. Hierdoor is er meer hersenactiviteit in de hypothalamus en amygdala, wat antidepressieve effecten heeft.

Deep brain stimulation: electroden worden in specifieke hersendelen gestopt. Ze zijn verbonden met een pulse-generator die onder de huid zit en die stimuleert de hersengebieden.

45
Q

Hoe werkt light therapie als behandeling voor stemmingsstoornissen?

A

Mensen met SAD blootstellen aan licht een paar uur per dag in de wintermaanden, kan symptomen verminderen tot wel 57%, gecombineerd met therapie tot wel 79%. Licht therapie helpt SAD verminderen door het circadiaanse ritme te resetten, waardoor de productie van hormonen en neurotransmitters genormaliseerd wordt.

46
Q

Hoe werkt gedragstherapie als behandeling voor stemmingsstoornissen?

A

Focussen op positieve reinforcers en verminderen van slechte ervaringen, door iemands patroon van interactie met de omgeving te veranderen. De eerste fase is een functionele analyse van de connectie tussen specifieke omstandigheden en de symptomen. De tweede fase is het veranderen van de aspecten in de omgeving die bijdragen aan de depressie en het leren van nieuwe vaardigheden zoal ontspantechnieken.

47
Q

Hoe werkt CGT als behandeling voor stemmingsstoornissen?

A

Er zijn 2 doelen, het negatieve denkpatroon veranderen, en concrete problemen oplossen en vaardigheden opdoen zodat ze geen tekort aan reinforcers meer hebben.

Het bestaat uit 3 stappen:
1. Help cliënten hun negatieve automatische denkpatroon ontdekken, en help ze de link tussen die gedachten en hun depressie begrijpen (kan d.m.v. huiswerk)
2. Help cliënten om te twijfelen aan hun negatieve gedachtepatroon. Ze denken vaak dat er een je een situatie alleen kan interpreteren op een negatieve manier, maar door doorvragen stelt de therapeut een andere denkwijze voor.
3. Help cliënten de diepere overtuigingen die hun depressie veroorzaken herkennen. En probeer ze ervan te overtuigen dat je je leven niet wil laten afhangen van die overtuigingen.
- Als laatst leren ze de client ook nieuwe vaardigheden aan, zoals bijv. assertiviteit.

48
Q

Hoe werkt interpersoonlijke therapie als behandeling voor stemmingsstoornissen?

A

Hier gaat de therapeut op zoek naar 4 soorten problemen.
1. Verlies van een dierbare: dit hoeft niet alleen overlijden te zijn, maar kan ook door het uit elkaar gaan van een belangrijke relatie.
2. Role disputes: wanneer mensen het niet eens zijn met hun rol in hun relaties.
3. Role transitions: veranderingen van unie naar werk, en van werk naar ouderschap. Mensen kunnen het moeilijk hebben met de rol die ze achterlaten.
4. Slechte interpersoonlijke vaardigheden: hierdoor hebben mensen met depressie een slecht sociaal supportnetwerk. De therapeut bekijkt de eerdere relaties en hoe die huidige relaties kunnen beïnvloeden.

49
Q

Welke 2 vormen van interpersoonlijke therapie zijn er?

A

ISRT: een vorm van interpersonal therapie speciaal voor mensen met een bipolaire stoornis. Hier combineren ze interpersoonlijke therapie met gedragstherapie zodat de patiënt een reguliere routine kan opbouwen en stabiliteit in hun persoonlijke relaties. Patiënten ontdekken hoe stressoren in hun familie, vrienden, relatie of werk hun stemming beïnvloeden

Family focussende therapie: stress reducerende therapie voor mensen met een bipolaire stoornis, specifiek in de context van families. Patiënten en hun familie worden onderwezen in bipolaire stoornissen. Dit zorgt voor kleinere kans op terugval, en in de gevallen waar dit bi kinderen wordt toegepast functioneren die kinderen beter als ze adolescenten zijn.

50
Q

Wat is de meest effectieve behandelmethode voor stemmingsstoornissen?

A

Over het algemeen zijn alle behandelmethodes los even effectief.

Combinatie van psychotherapie en drugstherapie is het meest effectief bij het behandelen van mensen met persistent depressive disorder. 85%

Relapse bij depressie is erg hoog, dus moet er een blijvende behandelmethode blijven. Dit is vaak medicatie.