Probleem 2 Neurale communicatie Flashcards
Opbouw van een neuron
- Cel
- nucleaus
- ribosomen
- mitochondria
- Dendrieten
- sturen informatie naar een cel toe
- Axon
- stuurt informatie vanaf de cel
- myseline schede
- knopen van Ranvier - versnellen het proces
- Eindknoppen –> synapse
3 typen neuronen
- Motorische neuronen
- Sensorische neuronen
- Inter- / schakel neuronen
2 typen axonen
AFFERENT
Brengt informatie ergens heen, bijvoorbeeld sensorische neuron
zintuigen naar CZS
EFFERENT
Brengt informatie terug van een plek, bijvoorbeeld motorische neuron
van CZS naar spieren
Motorische neuron
Cellichaam in CZS
Signaal naar spieren; ruggenmerg; lange axon; korte dendrieten
Sensorische neuron
Cellichaam in spinale ganglion; rugkan ruggenmerg.
Signaal door impuls (zintuig) naar CZS of hersenen, korte axon, lange dendrieten.
Inter- / Schakel Neuronen
Tussenliggende cellen signaal binnen CZS
Impuls stimulerend: exciterende neurotransmitter
Impuls remmend: inhiberende neurotransmitter
3 soorten neurotransmitter gerelateerd aan drugs/nicotine
Dopamine
Serotoninen
Noradrenaline / norepinefrine
Meest bekende neurotransmitters
- Dopamine
- Adrenaline / Epinefrine
- Cortisol
- Raurine
- Glycine
- Noradrenaline
- Serotonine
4 soorten neurotransmitters + taak/specificatie
- Aminozuur = bouwstof eiwitten
- Peptide = verzameling aminozuren
- Mono-amiden = dopamine (genot), adrenaline (zenuwen)
- Gassen (zuurstof)
3 manieren waarop prikkel wordt herkend en kan worden doorgegeven
- Sterk genoeg
- Temporale summatie
- Spatiale summatie
Temporale summatie
Spatiale summatie
Temporaal: heel veel stimuli vlak na elkaar, bijv. mier op arm
Spatiaal: stimuli op verschillende plekken tegelijkertijd, bijv. knijpen hond
3 typen agonist + taak
- Ritalin: stimuleert de aanmaak van de remmende stof
- Cocaine: stimuleert dopamine-synapsen grotere aanwezigheid dopamine in pre-synaptische cel.
Blokkeert heropname van dopamine (dinsdagdip?) - Nicotine: Vergroot de vrijlating van dopamine door het stimuleren van de acetylcholine receptoren op de cellen die dopamine vrijlaten
Invloed van drugs op neurotransmissie
type 1
type 2
type 1: Antagonist:
Remt de neurotransmitter dor het blokkeren van het proces van binding aan de receptor
Type 2: Agonist
Stimuleert de nieuwe neurotransmitter
Bindt beter
2 soorten receptoren
ionotropische receptor
metabotropische receptor
ionotropische receptor
Neurotransmitter hecht aan de receptor en de poorten gaan open
–> je hebt de sleutel van het huis