Presentaties tot week 4 Flashcards

Alle stof van de presentaties tot en met week 4 binnen krijgen en leren.

1
Q

Wat zijn de vier getalsystemen die in computing worden gebruikt?

A

Decimaal (Base-10), Binair (Base-2), Octaal (Base-8), Hexadecimaal (Base-16).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een supercomputer?

A

Een krachtige machine voor complexe berekeningen, zoals wetenschappelijke simulaties en AI-training

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een Single Board Computer?

A

Een microcomputer met alle componenten geïntegreerd op één printplaat, zoals de Raspberry Pi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de voordelen van het hexadecimale systeem?

A

Compacte representatie van binaire gegevens en eenvoudiger te lezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Booleaanse logica?

A

Een tak van algebra die werkt met waar (1) en onwaar (0) waarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet een NOT-logische poort?

A

Draait de input om: 1 wordt 0 en 0 wordt 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet een NAND-poort?

A

Geeft 0 als alle inputs 1 zijn, anders 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een transistor?

A

Een elektronische schakelaar die binaire data vertegenwoordigt en verwerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een SR Latch?

A

Een basisgeheugencircuit dat één bit kan opslaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de stappen om twee binaire getallen op te tellen?

A

Tel de bits op volgens de regels: 0+0=0, 1+0=1, 1+1=0 met carry 1.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Two’s Complement en waarvoor wordt het gebruikt?

A

Een methode om negatieve getallen te representeren in binaire vorm door bits te inverteren en 1 toe te voegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de belangrijkste componenten van de Von Neumann architectuur?

A

CPU, geheugen, en input/output apparaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de fetch-decode-execute cyclus?

A

Het proces waarin de CPU een instructie ophaalt, decodeert en uitvoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een full-adder?

A

Een circuit dat drie bits (inclusief een carry-in) optelt en een som en carry-out produceert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is RAM?

A

Random Access Memory, vluchtig geheugen voor tijdelijke opslag van gegevens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen L1, L2, en L3 cache?

A

L1 is het snelst en klein, L2 groter en iets langzamer, L3 het grootst en het langzaamst.

17
Q

Wat is het verschil tussen CISC en RISC?

A

CISC heeft complexe instructies, RISC heeft eenvoudige en snelle instructies.

18
Q

Wat is een Instruction Set Architecture (ISA)?

A

De interface tussen hardware en software die de instructies definieert die een CPU kan uitvoeren.

19
Q

Wat is assembly language?

A

Een laag-niveau programmeertaal die dicht bij machinetaal staat en gebruik maakt van opcodes.

20
Q

Wat is bytecode en waarvoor wordt het gebruikt?

A

Tussenstap tussen broncode en machinetaal, uitgevoerd door een virtuele machine zoals de JVM.

21
Q

Wat is het verschil tussen compileren en interpreteren?

A

Compileren zet de code direct om in machinetaal, interpreteren voert de code regel-voor-regel uit.

22
Q

Wat is scripting?

A

Het schrijven van kleine programma’s voor het automatiseren van taken, vaak geïnterpreteerd.