por Flashcards

1
Q

Leg uit wat descriptieve vragen zijn

A

1.Empirische vragen (beschrijvend) 2.conceptuele vragen (filosofisch begrip goed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit wat normatieve vragen zijn

A
  1. rechtsinterpretatieve vragen (toepassing concreet geval)
  2. normatieve vragen (waarden oordelen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit wat casusgerichtheid

A

concrete gevallen met positief recht. Zonder empirische, normatieve en conceptuele vragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg uit wat verhullend argumenteren is

A

redenering waarin rechtsregels uit wetgeving en jurisprudentie wordt uitgelegd. het lijkt alsof redenering steunt op uitleg van rechtsregels. De werkelijkheid van argumentatie ontbreekt. Dit wordt gedaan op basis van recht interpretatieve vragen. In werkelijkheid zijn het conceptuele, empirische en normatieve vragen in het geding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit welke 3 hoofdvragen over het recht worden bedoeld met het empirische bestudering van rechten

A
  1. aannames = klopt het dat …
  2. functioneren = hoe wordt het recht in praktijk toegepast.
  3. effect= hoe het recht resulteert in de samenleving. wat komt in rechterlijke uitsrpaken terecht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit wat rechtsvragen zijn

A

zien op rechterlijke uitspraken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit wat theoretische vragen zijn

A

zien op hoe het recht zou moeten zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit welke onderzoeksmethoden wordt bedoeld

A

Kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden.
1. kwantitatief = grootschalig onderzoek, enquetes, statistieken.
2. kwalitatief = is wat mensen zelf ervaren, observaties interviews.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit wanneer een analyse plaats kan vinden

A

Startend met een onderzoeksvraag, reeks van waarnemingen die je schriftelijk vastlegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit wat een wetenschappelijk empirische juridische onderzoek is

A

Systematisch verzamelen van gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

leg uit hoe een onderzoeksopzet eruit hoort te zien

A

Theoretische inbedding. Journalisten doen dit niet ook niet met een onderzoeksvraag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit wat empirical legal studies inhouden

A

studies zoals rechtssociologie, rechtseconomie en rechtsspychologie met empirische gegevens onderzoek wordt gedaan naar het recht. kenmerken zijn het vragen stellen over het recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg uit wat rechtssociologie bestudering van recht inhoud

A

Het belang van theoretische inbedding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit wat wisselwerking betekent

A

Recht kan sociale gedrag sturen, door geboden en verboden. Andersom wanneer samenleving veranderd (sociale productie/genese).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg uit wat wordt bedoeld met sociale werking

A

Hierbij gaat het in hoeverre recht in staat gedrag te sturen. Indirecte en directe effecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit wat responsief recht inhoud

A

Kenmerkend volgens Nonet en Selzinck is dat politiek en recht nauw met elkaar verbonden zijn.

17
Q

Leg uit wat de discretionaire bevoegdheid inhoud

A

Je gebruikt recht als instrument. Dit wordt door machthebbers en rechtsgelijkheid komt hier niet in voor.

18
Q

Leg uit wat Autonoom recht inhoud

A

Recht en politiek zijn van elkaar gescheiden. Het is een gesloten systeem. Kenmerkend is dat er groot belang is strikt houden aan het recht.

19
Q

Leg uit wat civil morality inhoud

A

rechter moet ook over haar juridische beslissing overzien.

20
Q

Rechtsrealisem

A

effecten ongekend onrecht, maatwerk toepassen, rechter dient rekening te houden met burger.

21
Q

Leg uit wat wordt bedoeld met toernooimodel

A

Partijen staan tegenover elkaar en geven hun eigen visie. Complexiteit van de waarheid. dingen in het verleden is gebeurd. vervolg is dat rechter empirische vragen stelt, maar deze liggen niet voor de hand. Veel werkvoorraad met veel tijdsdruk.

22
Q

Leg uit wat met alledaagsheid van de Nederlandse Rechtspraktijk wordt bedoeld

A

alledaags karakter, huis, tuin en keuken zaken. Dit komt door het menselijk te kort. vaststellen juridische releante feiten is lastig. partijen hoog in de emotie.

23
Q

Leg uit wat kwantitatieve empirische onderzeoeken zijn

A

Zijn grootschalig, enquete onderzoeken, geschilbeslechtingsdelta is hier een voorbeeld van. Uitkomsten gebruikt worden op een kwalitatieve manier.

24
Q

Leg uit wat maatwerk betekent

A

Rechtspraak diep ingrijpt in het leven van mensen

25
Q

Leg uit wat de hoofdsignaleringen van MER zijn

A

-Krappe roosters
-gebrek aan geld en efficientie (werkdruk)
-juridische oplossingen steeds minder vaak als oplossing gezien.
-dreigende groep afhakers in de samenleving.
-Zorg is dat vraagstellingen ingewikkeld zijn.
-Mensen lijken minder van elkaar te accepteren.
-Rechters minder knopen doorhakken meer beslechten van conflicten.
-onbevredigende uitkomsten mensen verwachten meer effectieve rechtspraak.

26
Q

Leg uit wat samengevat de vier hoofdsignaleringen zijn

A
  1. laatste houvast toevluchtsoord
  2. maatschappelijke problematiek
    3.onderliggende conflict breder dan juridisch geschil
    4.gerechtvaardigde verwachtingen.
27
Q

Leg uit of MER een wetenschappelijk onderzoek is

A

MER is geen wetenschappelijk onderzoek, een bloemlezing eerder

28
Q

Leg uit of Geschilbeslechting een wetenschappelijk onderzoek is

A

Geschilbeslechtiging is wel een wetenschappelijk onderzoek beginnend met een onderzoeksvraag vervolgd met empirische onderzoeken met een theoretische inbedding.

29
Q

Leg uit welke themas leidt tot MER

A
  1. Rechtvaardig (menselijke maat/maatwerk
  2. toegankelijk (laagdrempeligheid)
  3. tijdigheid (verkorte procedures)
  4. maatschappelijke ontwikkeling (mer)
30
Q

Leg uit wat wordt bedoeld met normatief duurzaam samenleving die loth bedoeld in zijn artikel

A

het public lif conception = kwalitatief institutie functioneren.
het problem solving conception = kern conflict oplossen.

31
Q

Leg uit wat een homo juridicus is

A

rechtzeoekende zijn cognitief begaafd.

32
Q

Leg uit wat Mak vind van MER

A

Hij vindt spreekuurrechter niet nodig, grote instroom is niet nastrevenswaardig. problemsolving gedachte is dus onwenselijk.
te grote instroom ledit tot het niet behandelen in niet openbare procedures.

33
Q

Leg uit wat rechtsrealisten van MER zouden vinden.

A

Met positieve ontwikkeling. rechter niet blind staart op het juridische geschil ook oog heeft voor bredere onderliggende conflicten en maatschappelijke belangen.

34
Q

Leg uit welke buurtrechters in het artikel voorkomen

A
  1. spreekuurrechter
  2. rotterdamse regelrechter
  3. Haagse wijkrechter
  4. Overijsselse regelrechter
35
Q

Welke vooronderstellingen benoemt vranken en snel

A

dat rechter als probleem oplosser wordt gezien.
1. complex (emoties kunnen hoog oplopen
2. hoge verwachtingen leiden naar teleurstellingen.

36
Q

Leg uit welke kritiekpunten Coenraad heeft op rechter als probleemoplosser

A

Rechter moet telkens zelf bepalen welke rol hij moet innemen
1. rol geschilbeslechting of
2. rol probleemoplosser
rechter kan geen maatschappelijke problematiek oplossen.

37
Q

Leg uit welke reactie Verberk geeft op Coenraad

A

Verberk is het eens met Coenraad dat individuele rechter niet problemen kan oplossen. individuele rechter kan niet worden verlang dat hij maatschappelijke problemen oplost.
collectieve kennis van rechters kunnen wel gebundeld worden daar kan iets mee gedaan worden.
ontwikkelen van beleid is niet voor de rechtspraak, maar voor de overheid.
de rechtspraak als organisatie kan wel een rol spelen in de aanpak van maatschappelijk problematiek.