Pop eco Flashcards
Populatiegrootte
abundancy
Dichtheid
Density
Geclusterd
(Clumped), in groepen, door recources, sociale dieren,
Regelmatig
(Uniform), in vaste afstand tussen individuen door concurrentie, territoria
Willkeurig
(Random), wild, zoals windverspreidingspatroon
Resource
Bron die een organisme gebruikt om te overleven
I-curve
is vlak aan het begin, wat wijst op lage sterftecijfers tijdens de vroege en middelbare leeftijd, en daalt vervolgens steil naar beneden naarmate de sterftecijfers toenemen onder de ouderen.
II-curve
is intermediair, met een constant sterftecijfer gedurende de levensduur van het organisme
III-curve
daalt aan het begin, wat een zeer hoge sterfte onder de jongeren weergeeft, maar vlakt af naarmate de sterftecijfers dalen voor de weinige individuen die de vroege periode van afsterven overleven. De meeste organismen in deze curve produceren veel nakomelingen, maar bieden weinig zorg.
Iteropaar
Kan meerdere keren in haar leven voortplanten
Semelpaar
Kan maar een keer voortplanten
Cohort life table
je volgt een groep individuen van dezelfde leeftijd. Makkelijk bij planten, sessiele dieren, organismen met discrete generaties (insecten), en organismen in een kleine omtrek. Het is een nauwkeurige methode maar moeilijk bij lang levende dieren.
Static life table
bepaal de leeftijd van de organismen gedurende een bepaalde tijdsperiode sterven, gebruiken bij organismen waarvan je makkelijk de leeftijd kan bepalen. Voordelen: je hoeft de dieren niet telkens te blijven volgen, nadeel: je moet de leeftijd nauwkeurig kunnen bepalen.
Dichtheidsafhankelijke factoren
Factoren die sterker worden naar mate de populatiedichtheid toeneemt.
- concurrentie om voedsel, Snellere verspreiding van zieken bij een hogere dichtheid, Hogere predatie
Dichtheidsonafhankelijke factoren
Factoren die onafhankelijk zijn van populatiedichtheid. Voorbeelden: - Weersomstandigheden zoals droogte, kou, of overstromingen. - Natuurrampen zoals vulkaanuitbarstingen of bosbranden.
Intraspecifiek
interacties of processen die plaats vinden tussen dezelfde soort
Interspecifiek
Interacties of processen die plaats vinden tussen verschillende soorten
Exploitation
Je deelt de ruimte van resources met andere soorten, een passieve vorm van concurrentie, bijvoorbeeld het gebruik van een boom in verschillende delen.
Interference
Het verhinderen van gebruik van de zelfde bronnen door bijvoorbeeld agressief gedrag. Kan ook een plant die op een boom groeit zijn.
Competitive exclusion
Meerdere soorten gebruiken dezelfde bronnen waardoor 1 soort uitsterft door te grote concurrentie
Fundamental niche
er vindt geen competitie plaats waar meerdere soorten leven
Realized niche
1 soort is door de andere soort verdreven naar een specifiek stuk in het leefgebied, deze kan daar wel overleven
Resource partitioning
de beschikbare bronnen worden verdeeld onder de organismen, bijv de leeuw en de hyena
Intermediate disturbance
biodiversiteit is het hoogst bij een matige frequentie van verstoringen
type I functional respons
- Predatoren raken nooit verzadigd
- De groeisnelheid van de predatoren wordt niet gelimiteerd
type II functional respons
- Predatoren raken na verloop van tijd verzadigd
- Het consumeren van een prooi neemt een bepaalde tijd in beslag (handling time)
- Bij toenemende prooidichtheid wordt handling time de beperkende factor
type III functional respons
- Bij lage dichtheden heeft prooi meer gelegenheid te schuilen.
- Predatoren worden handiger in het vangen als ze een bepaalde prooi vaker vangen.
- Predatoren passen vaak hun dieet aan als een bepaalde prooi meer of minder voor komt.
Mutual interference
een verschijnsel waarbij individuen in een populatie elkaar negatief beïnvloeden bij het gebruik van dezelfde hulpbronnen, waardoor het aantal beschikbare bronnen per individu afneemt. Dit leidt tot een vermindering van de effectiviteit of het succes van individuen in de populatie.
Optimaal gedrag
het best mogelijke gedrag onder de omstandigheden. Dit gedrag ontstaat door natuurlijke selectie
Kosten-baten analyse
wat de meeste energie oplevert en het minste energie kost
Seksuele selectie
selectie op eigenschappen die voortplantingssucces vergroten, het is een vorm van natuurlijke selectie, bijv een gewei van een hert, de staart van een pauw of het graven van holen
Anisogamie
Verschil in grootte
Intraseksueel
concurrentie tussen individuen van hetzelfde geslacht, voornamelijk tussen mannetjes
Interseksueel
vrouwtje kiest het aantrekkelijkste mannetje, eigenschap van een mannetje geeft de gezondheid van het mannetje aan
Handicap hypothesis
het mannetje overleeft ondanks de kostbare eigenschap, bijv de staart, want deze valt extra op
Runaway selection
de voorkeur voor het mannetje wordt steeds extremer bij het vrouwtje, de zonen erven de staarten en de dochters de voorkeur
Seksueel dimorfisme
mannetje en vrouwtje zijn niet hetzelfde qua uiterlijk
Optimaal foerageergedrag
de voordelen van een bepaald voedsel, zoals energie en voedingsstoffen, in evenwicht brengen met de kosten om het te verkrijgen, zoals energieverbruik en het risico op predatie. Optimaal foerageren zorgt voor maximale voordelen en minimale kosten
Landscape of fear
prooien veranderen hun gedrag of locatie vanwege predatiedruk
Optimaal prooi model
het organisme moet een keuze maken tussen minder kwaliteit voedsel dat dichterbij is of beter voedsel dat ver is te vinden
Richness
soortenrijkdom
Evenness
mate waarin individuen binnen een gemeenschap gelijk zijn verspreid over aanwezige soorten
Eilandtheorie
evenwicht wordt bereikt tussen soorten, immigratie van nieuwe soorten bereikt een evenwicht voor de hoeveel soorten er werkelijk kunnen voorkomen.
Versnippering
metapopulaties (deelpopulaties kunnen in verbinding staan op een bepaalde manier, via een viaduct, ecoduct? Vogels kunnen bijvoorbeeld vliegen, dus verplaatsen zij zich makkelijk.
Dispersiefilter
het kunnen bereiken van het gebied
Fysiologisch filter
kunnen ze wel tegen bijv zout (omstandigheden)
Concurrentie filter
wie is de sterkte concurrent? Soorten verschillen juist van elkaar (divergentie) convergentie is hetzelfde
Predator mediated co-existence
door predatie vallen de prooien onder de draagkracht (K) dit zorgt voor minder concurrentie, dus meer overlap in niche, en dus een hogere biodiversiteit
Keystone species
soort die een grotere invloed heeft op een levensgemeenschap dan je op basis van zijn abundantie (talrijkheid van een soort binnen een levensgemeenschap) zou vermoeden
Temporele variatie
verstoringen door bijv klimaat/seizoen zoals brand, overstromingen, wind, begrazing
Intermediate disturbance
gemiddelde verstoring zorgt voor een hoge BD. Middelfrequente en intense verstoringen: soortenrijkdom hoogst.
Latitudinal diversity gradient
meer naar de polen = lagere biodiversiteit, meer naar de evenaar = hoogste soortenrijkdom.
Elevation gradient
hoe hoger, hoe minder soorten.
Ruimtelijke heterogeniteit
ruimtelijke heterogeniteit van de vegetatie ontstaat dus als gevolg van een wisselwerking tussen bodem, vegetatie en herbivorie, waarbij de bodem verreweg de belangrijkste component is. Herbivorie kan de abiotische variatie versterken of afzwakke
Productiediensten
voedsel, hout, zoetwater (drinkwater)
Regulerende diensten
ondersteund aan productiediensten zoals bestuiving appel, plaag bestrijding (op een duurzame manier
Ondersteunende diensten
systeem wat zich minder snel laat sturen, langdurig. Wel ondersteunend aan systeem. Nutriënten kringloop, stikstofkringloop
Culturele diensten
recreatie, hoe voelt men wanneer men loopt, welzijn omhoog. Culturele waarde ergens uithalen.
Reproductieve levensgroepen
jonge organismen die zich voortplanten
Postproductieve levensgroepen
oudere organismen die zich niet meer (kunnen) voortplanten
r-reproductief
een hoge voortplantingssnelheid, korte levensduur, semelpaar, hoog sterftecijfer op jonge leeftijd
k-reproductief
lagere voortplantingssnelheid, hogere overlevingskans, langere levensduur, hoger sterftecijfer op latere leeftijd