Politieke begrippen -kerst Flashcards

1
Q

absolutisme

A

Een regeringsvorm waarbij een koning alle macht heeft en het volk heeft weinig tot geen inspraak heeft (Bv. Frankrijk voor de Franse Revolutie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Anarchisme

A

Een ideologie die wil dat mensen in volledige vrijheid leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

antisemitisme

A

Haat tegen Joden gebaseerd op verkeerde ideeën of vooroordelen (Bv. onder de nazi’s tijdens WOII).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Autonomie

A

een volk mag zelf beslissingen nemen (Bv. Koerden in Iraaks Koerdistan).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Caeseropapisme

A

Een regeringsvorm waarbij de politieke en religieuze macht in handen is van dezelfde persoon (bijv. het Verenigd Koninkrijk in het verleden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

centralisatie

A

het land wordt bestuurt vanuit 1 plek, en lokale vrijheid bijna niet bestaat (Bv. Bourgondische hertogen in Nederland in de 15e eeuw).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

communisme

A

Een ideologie waarin iedereen alles deelt en de overheid alles controleert, zodat er gelijkheid is (Bv. Sovjet-Unie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

confederatie

A

Een samenwerkingsverband van zelfstandige staten, waarbij de meeste macht bij de staten zelf ligt (Bv. Zwitserland).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

constitutionele monarchie

A

Een regeringsvorm waarbij de koning minder macht heeft, omdat een grondwet zijn taken en rechten beperkt (Bv. België).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dekolonisatie

A

Het proces waarbij kolonies onafhankelijk worden van hun moederland (Bv. Kongo in 1960)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

democratie

A

Een bestuursvorm waarin het volk via stemrecht invloed heeft op het bestuur (Bv. IJsland)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dictatuur

A

Een regeringsvorm waarin 1 leider of groep alle macht heeft zonder inspraak van het volk (Bv. Noord-Korea)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

federatie

A

Een staat waarin deelstaten samenwerken maar ook eigen bevoegdheden behouden (Bv. Verenigde Staten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

feodaliteit

A

Een systeem waarin vazallen grond verdelen onder achter-vazallen, in ruil voor militaire steun (Bv. Middeleeuwen in Europa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

genocide

A

Volkerenmoord omwille van afkomst of religie (Bv. Jodenvervolging in WOII)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

grondwet

A

De belangrijkste wet waarin de rechten en plichten van het volk en de regering staan

17
Q

Hegemonie

A

Overheersing door 1 staat op wereldniveau (Bv. Britste zeemacht in de 19e eeuw)

18
Q

ideologie

A

Een verzameling van ideeën over de samenleving (Bv. Liberalisme)

19
Q

imperialisme

A

Een land streeft naar macht door andere gebieden te veroveren (Bv. Britste Rijk)

20
Q

isolationisme

A

Het beleid van een land om zich niet te mengen in buitenlandse conflicten (Bv. VS voor WOII)

21
Q

kolonialisme

A

Het veroveren van gebieden door een ander land( Bv. Kongo door België)

22
Q

liberalisme

A

Een ideologie die vrijheid voor het individu een minder invloed van de overheid wil (Bv. Nederland in de 19e eeuw)

23
Q

monarchie

A

Een staatsvorm met een koning of koningin aan het hoofd (Bv. Nederland)

24
Q

nationalisme

A

Het idee dat 1 natie centraal staat en belangrijker is dan andere (Bv. Vlaams Belang)

25
Q

parlement

A

Een groep verkozen vertegenwoordigers die wetten maken en de regering controleren (Bv. België)

26
Q

parlementaire monarchie

A

Een staatsvorm waarbij het parlement meer macht heeft dan de koning(Bv. België)

27
Q

privilegie

A

Een speciaal recht dat alleen aan een bepaalde persoon of groep wordt gegeven

28
Q

republiek

A

Een staat zonder koning, waar het staatshoofd verkozen wordt (Bv. Frankrijk)

29
Q

separatisme

A

Het streven van een groep om zich af te scheiden van een land en een eigen staat te vormen (Bv. Basken)

30
Q

socialisme

A

Een ideologie die streeft naar gelijke kansen voor iedereen (Bv. Sp.a.)

31
Q

soeverein

A

Volledige onafhankelijkheid en hoogste macht binnen een gebied (Bv. Lodewijk XIV in Frankrijk)

32
Q

stadstaat

A

Een kleine onafhankelijke staat die bestaat uit een stad en omliggend gebied (Bv. Monaco)

33
Q

staten-generaal

A

een vergadering van vertegenwoordigers van verschillende standen om advies te geven of belastingen goed te keuren (Bv. Frankrijk voor de Revolutie)

34
Q

theocratie

A

Een regeringsvorm waarin religieuze leiders het gezag hebben (Bv. Vaticaanstad)

35
Q

trias politica

A

Een systeem waarin de macht verdeeld wordt over 3 onafhankelijke delen: wetgeving, uitvoering en rechtspraak

36
Q

volkssoevereiniteit

A

Principe waarbij het volk beslist over de hoogste beslissingsmacht

37
Q

vorst

A

Benaming voor de heerser van een rijk

38
Q

weerstandsrecht

A

Recht van het volk om een regering af te zetten die geen rekening houdt met de rechten van het volk (Bv. Franse Revolutie)