Phrasal Verbs Flashcards
1
Q
Conjure up( a picture of)
A
Een beeld oproepen van
2
Q
Dress up(as somebody or something)
A
Verkleden als iemand of iets
3
Q
End up(doing something)
A
Uiteindelijk iets doen
4
Q
Give up(doing something)
A
Opgeven om iets te doen
5
Q
Have an impact on
A
Een impact hebben op
6
Q
Live up to(somebodys expectations)
A
Aan iemands verwachtingen voldoen
7
Q
Looking forward to(something)
A
Uitkijken op iets
8
Q
Make somebody feel better
A
Iemand beter laten voelen
9
Q
Think up(an idea/plan)
A
Een idee of plan bedenken