Pg.203 voc Flashcards
1
Q
l’agneau (m)
A
het lamsvlees
2
Q
le bifteck
A
de biefstuk
3
Q
le boeuf
A
het rundsvlees
4
Q
la dinde
A
het kalkoensvlees
5
Q
le hamburger
A
de hamburger
6
Q
le jambon
A
de hesp
7
Q
le porc
A
het varkensvlees
8
Q
le poulet
A
het kippenvlees
9
Q
la saucisse
A
de worst
10
Q
le veau
A
het kalfsvlees
11
Q
le biscuit
A
het koekje
12
Q
le bonbon
A
het snoepje
13
Q
la crêpe
A
de pannenkoek
14
Q
le croissant
A
de croissant
15
Q
le gâteau
A
het gebak(je)
16
Q
la mousse au chocolat
A
de chocolademousse
17
Q
la pâtisserie
A
het gebak
18
Q
la salade de fruits
A
de fruitsla
19
Q
la tarte (aux fraises)
A
de (aardbeien)taart
20
Q
la boîte (de sardines)
A
het blikje (sardienen)
21
Q
la bouteille (d’eau)
A
de fles (water)
22
Q
la canette (de bière)
A
het blikje (bier)
23
Q
le carton
A
het drankkarton