Persoonlijke Voornaamwoorden Flashcards
1
Q
Ik…
A
Enna (ken)
2
Q
Jij…
A
Ntina (ket)
3
Q
Hij/zij…
A
Hoewa (kei)/hija (ket)
4
Q
Wij…
A
Hna (ken)
5
Q
Jullie
A
Ntoema (ket)
6
Q
Zij (mv)
A
Hoema (kei)
7
Q
LV zij
A
-ha
8
Q
La hij
A
-u