Persoonlijke financiële zelfredzaamheid Flashcards

1
Q

Leg uit dat studeren een investering in human capital is.

A

Een investering doe je vanwege de vergroting van de productiecapaciteit. Door te studeren vergroot je jouw kennis en vaardigheden waardoor je productiever bent. Door het hogere salaris wat je daardoor kunt vragen, verdien je de opleidingskosten terug.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waartegen beschermt een schadeverzekering?

A

Een schadeverzekering vergoedt de financiële schade van verzekerde gebeurtenissen. Het uitgekeerde bedrag hangt af van de hoogte van de schade en tot welk bedrag je maximaal verzekerd bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem een aantal voorbeelden van schadeverzekeringen

A
  • Reisverzekering
  • Inboedelverzekering
  • Telefoonverzekering
  • Autoverzekering
  • Scooterverzekering
  • Fietsverzekering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Is een diefstalverzekering een schadeverzekering of een sommenverzekering?

A

Een schadeverzekering, want:

  • De verzekerde gebeurtenis = diefstal
  • De financiëlle schade is het verlies van je eigendom
  • De uitkering hangt af van hoeveel het gestolen product waard was op het moment van diefstal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer keert een levensverzekering uit?

A

Een levensverzekering keert een bedrag uit bij:

  • Overlijden
  • Of juist bij het bereiken van een bepaalde leeftijd.

De uitkering is niet afhankelijk van de schade, maar het verzekerde bedrag. Hoe hoger het verzekerde bedrag, hoe hoger de premie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het voordeel van een levensverzekering t.o.v. zelf sparen?

A

Wanneer je vroeg komt te overlijden heb je in iedergeval de zekerheid dat jouw nabestaanden (partner en kinderen) genoeg geld hebben om rond te komen. Wanneer je zelf spaart is het maar net de vraag of je voldoende hebt kunnen sparen voordat je komt de overlijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sparen - Noem 3 factoren die van invloed zijn op de hoogte van de rente:

A
  1. De looptijd (hoe langer je het geld vast zet, hoe hoger de rente)
  2. De hoogte van het bedrag (hoe meer geld je naar de bank brengt hoe interessanter je bent voor banken.)
  3. Ontwikkelingen op de financiële markten (denk aan vraag & aanbod op de vermogensmarkt, rentebeleid van de ECBO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het meest voorkomende voorbeeld van verplicht sparen?

A

(bedrijfs)pensioen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen sparen en beleggen?

A

Sparen is het niet uitgeven van geld. Je kunt het op de bank zetten of in een oude sok stoppen. Beleggen is het kopen van waardepapieren met als doel om rendement te behalen. Beleggen heeft over het algemeen meer risico dan sparen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee uitgaven hangen samen met een lening?

A

Interest & aflossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is consumptief krediet?

A

Consumptief krediet zijn vormen van krediet voor leningen die worden gebruikt voor de aanschaf van consumptieartikelen, bijv: auto, wasmachine, badkamer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen een consumptief krediet en hypothecair krediet?

A

Bij Hypothecair krediet dienen onroerende zaken (bijv grond / gebouw) als onderpand.
Bij consumptief krediet is er geen sprake van onderpand (deels omdat de goederen vaak niet erg waardevast zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 4 vormen van consumptief krediet

A
  • Doorlopend krediet
  • Persoonlijke lening
  • Koop op afbetaling
  • Huurkoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het kenmerkende verschil tussen doorlopend krediet en de andere 3 vormen van consumptief krediet

A

Bij doorlopend krediet kun je reeds afgeloste bedragen weer opnieuw opnemen zonder overleg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verschil tussen ‘koop op afbetaling’ en ‘huurkoop’

A

Bij koop op afbetaling word je juridisch gezien direct eigenaar van het product. Bij huurkoop blijft de verkoper eigenaar totdat alle termijnen zijn betaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke twee hypotheekvormen moe je kennen?

A
  1. Lineair

2. annuïteit

17
Q

Noem zoveel twee kenmerken van een lineaire hypotheek m.b.t. interest en aflossing

A
  1. Je betaald elke periode een gelijk bedrag aan aflossing.

2. Het bedrag wat je aan rente moet betalen wordt elke periode minder omdat je snel aflost.

18
Q

Welk voordeel heb je met een lineaire hypotheek t.o.v. een annuïteitenhypotheek

A

De restschuld daalt sneller bij een lineaire hypotheek, daardoor zijn over het algemeen de rentelasten over de totale looptijd lager.

19
Q

Welk nadeel heeft een lineaire hypotheek t.o.v. een annuïteitenhypotheek

A
  • Omdat je per periode evenveel aflost zijn de uitgaven in het begin erg hoog terwijl je dan vaak nog weinig verdient.
  • Op het moment dat je later in je leven meer gaat verdienen, zijn de rentelasten lager bij de lineaire hypotheek dan bij de annuïteitenhypotheek. Je profiteert bij de lineaire hypotheek dan minder van het belastinvoordeel als gevolg van de hypotheekrenteaftrek.
20
Q

Noem twee kenmerken m.b.t. tot aflossing en interest bij de annuïteitenhypotheek

A
  1. De annuïteit bestaat uit interest + aflossing en is elke periode een gelijk bedrag.
  2. Het bedrag blijft gelijkt maar de verhouding tussen het interestdeel en aflossingsdeel verandert. In het begin relatief veel interest, op het eind juist relatief veel aflossing.
21
Q

Noem een voordeel van de annuïteitenhypotheek t.o.v. de lineaire hypotheek

A
  • De hypotheeklasten zijn in het begin vaak lager, dat is gunstig omdat je inkomen vaak nog laag is.
  • In de eerste jaren heb je een groter belastingvoordeel omdat er relatief weinig wordt afgelost en dus de betalen interest hoger zal zijn dan bij de lineaire hypotheek.
22
Q

Noem een nadeel van de annuïteitenhypotheek t.o.v. de lineaire hypotheek

A
  1. Je betaalt over de gehele looptijd vaak meer interest omdat je in het begin minder snel aflost (hierdoor is de restschuld voor langere periode hoger dan bij een lineaire hypotheek)
  2. De maandelijkse lasten zijn op het einde van de looptijd hoger dan bij een lineaire hypotheek
23
Q

Noem zoveel mogelijk partijen die betrokken zijn bij de aan- en verkoop van een huis.

A
  1. Koper
  2. Verkoper
  3. Makelaar
  4. Hypotheekadviseur
  5. Taxateur
  6. Bouwkundig adviseur
  7. Notaris
  8. Je schoonmoeder.
24
Q

Noem 3 factoren die bepalen hoeveel geld je kunt lenen voor een hypothecaire lening

A

Het gaat de bank in feite om de vraag of jij de interest en aflossing kunt betalen. Dat hangt af van:

  1. Hoogte van je inkomen
  2. Vastheid van het inkomen (Met een vast contract heeft de bank meer zekerheid dan wanneer je een tijdelijk contract hebt)
  3. Betalingsverplichtingen die voortvloeien uit andere schulden (consumptief krediet, studieschuld, Personal Lease auto)
25
Q

Noem 3 voordelen van een huis kopen t.o.v. huren

A
  1. Je bouwt vermogen op door het aflossen van de hypothecaire lening
  2. Je hebt veel vrijdheid om de woning volledig naar eigen wens aan te passen.
  3. Je kunt de woning verhuren, wat inkomsten oplevert.
26
Q

Noem 3 voordelen van een huis huren t.o.v. kopen

A
  1. Hoge mate van flexibiliteit omdat je de huurt kunt opzeggen wanneer je wilt.
  2. Onderhoud van de woning wordt betaald door de eigenaar
  3. Bij sociale huur kun je ook huurtoeslag krijgen.
27
Q

Noem 3 nadelen van een huis kopen t.o.v. huren

A
  1. Je bent zelf verantwoordelijk voor het onderhoud aan de woning
  2. Je moet extra belastingen en verzekeringen afsluiten
  3. Minder flexibel, je moet het eerst verkopen om te kunnen verhuizen
28
Q

Noem 3 nadelen van een huis huren t.o.v. kopen

A
  1. Je bouwt geen vermogen op, de betaalde huur zie je nooit meer terug.
  2. Huren in de vrije sector is DUUR
  3. Je kunt de woning niet helemaal naar eigen smaak inrichten
29
Q

Wie is de hypotheeknemer

A

De bank, of de kredietverstrekker is de hypotheeknemer

30
Q

Wie is de hypotheekgever

A

De gene die het geld leent en het huis koopt is de hypotheekgever.

31
Q

Is een hypotheek op basis van samengestelde interest?

A

Nee, een hypotheek is altijd op basis van enkelvoudige interest. Je betaalt alleen interest over de restschuld die je op dat moment hebt.